| |
| |
| |
Hoog in de boom
James Thurber (Vertaling Peter Verstegen)
Mr. Martin kocht het pakje Camels op maandagavond in de drukste sigarenwinkel van Broadway. Rond deze tijd openden de theaters hun deuren en zeven of acht mensen stonden in de rij voor sigaretten. De bediende wierp niet eens een blik op meneer Martin, die het pakje in zijn jaszak stopte en naar buiten liep. Het zou verbazing hebben gewekt als iemand van het personeel van F&S had gezien dat hij sigaretten kocht, want het was algemeen bekend dat Mr. Martin niet rookte en nooit gerookt had. Er was niemand die hem zag.
Het was precies een week geleden dat Mr. Martin had besloten Mrs. Ulgine Barrows te liquideren. De term ‘liquideren’ beviel hem, omdat hij alleen maar leek te betekenen dat een bankroet werd geregeld - het bankroet van Mr. Fitweilers gezonde verstand. Mr. Martin had elke avond van de afgelopen week besteed aan het uitwerken en evalueren van zijn plan. Op weg naar huis deed hij dit opnieuw. Voor de honderdste maal ergerde hij zich aan het element van onzorgvuldigheid, de marge van speculatie die eraan te pas kwam. Zijn plan de campagne was vrijmoedig en gedurfd, maar de risico's waren aanzienlijk. Bij ieder onderdeel zou er iets mis kunnen gaan. Daarin school wel de sluwheid van het plan. Niemand zou er ooit de angstvallig nauwgezette hand in zien van Erwin Martin, hoofd archiefadministratie van F&S, over wie Mr. Fitweiler ooit had gezegd: ‘De mens is feilbaar maar Martin niet.’ Niemand zou er zijn hand in zien, behalve natuurlijk als hij zou worden betrapt.
In zijn flat aangekomen dronk Mr. Martin een glas melk en liet zijn grieven tegen Mrs. Ulgine Barrows de revue passeren, zoals hij de afgelopen week elke avond had gedaan. Hij begon bij het begin. Haar kwakende stemgeluid en balkende lach hadden voor het eerst de burelen van F&S ontwijd op 7 maart 1941 (Mr. Martin had een goed geheugen voor data). De oude Roberts, personeelschef, had haar geïntroduceerd als nieuw benoemde speciale consulente van de directeur van de firma, Mr. Fitweiler. Het mens had Mr. Martin meteen de stuipen op het lijf gejaagd, maar hij had niets laten merken. Hij had haar zijn droge hand gegeven, met een blik van bedachtzame concentratie en een vage
| |
| |
glimlach. ‘Nou nou,’ had ze gezegd, kijkend naar de paperassen op zijn bureau, ‘Trekt u de ossewagen uit de sloot?’ Mr. Martin herinnerde zich, met het glas melk in zijn hand, dat hij ongemakkelijk heen en weer had geschoven op zijn stoel.. Hij moest zich concentreren op haar wandaden als consulente, niet op de pekelzonden van haar persoonlijkheid. Hij vond dit moeilijk, maar hij erkende het punt van kritiek en stemde ermee in. De gebreken van de vrouw als vrouw bleven in zijn gedachten opspelen als een onhandelbare getuige. Ze had hem nu bijna twee jaar getart. In de kantoren, in de lift, zelfs op zijn eigen afdeling, waar ze nu en dan binnenviel als een circuspaard, steeds weer haar idiote vragen op hem afvurend. ‘Trekt u de ossewagen uit de sloot? Ploegt u de knollentuin om? Brult u in de regenton? Schraapt u het vuil uit het pekelvat? Zit u hoog in de boom?’
Het was Joey Hart geweest, een van Mr. Martins twee assistenten, die hem duidelijk had gemaakt wat haar geraaskal betekende. ‘Ze moet een fan van de Dodgers zijn,’ had hij gezegd. ‘Red Barber geeft op de radio commentaar als de Dodgers spelen en hij gebruikt dat soort termen - heeft ie ergens in het Zuiden opgepikt.’ Joey had er een paar nader verklaard. ‘De knollentuin omploegen’ betekende als een gek tekeergaan; ‘hoog in de boom zitten’ betekende dat je op rozen of op fluweel zat, zoals een slagman in baseball met nog drie ballen te gaan en geen punt tegen. Met enige moeite zette Mr. Martin dit uit zijn hoofd. Het was irritant, hij werd er bijna gek van, maar hij was een te degelijk man om bij zoiets kinderachtigs tot moordzucht te vervallen. I Iet was een geluk, bedacht hij alvorens over te gaan tot de belangrijke punten van zijn aanklacht, dat hij zich zo goed had gehouden. Uiterlijk had hij altijd een pose aangenomen van beleefde verdraagzaamheid. ‘Echt, ik denk soms dat je dat mens wel mag,’ had Miss Paird, zijn andere assistent, een keer gezegd. Hij had alleen maar geglimlacht.
Er werd afgehamerd in Mr. Martins gedachten en het eigenlijke proces werd hervat. De aanklacht tegen Mrs. Ulgine Barrows luidde: eigenmachtige, schaamteloze en hardnekkige pogingen om de bedrijfsvoering en het systeem van F&S te vernietigen. Het was geëigend, ter zake dienend en relevant om haar weg omhoog, haar machtsovername, in ogenschouw te nemen. Mr. Martin had het verhaal gehoord van Mrs. Paird die altijd overal achter wist te komen. Volgens haar had Mr. Fitweiler haar op een feestje ontmoet, waar zij hem had gered uit de omarming van een forsgebouwde dronkaard die in de president-directeur van
| |
| |
F&S een beroemde footballtrainer-in-ruste uit het Middenwesten had menen te herkennen. Ze had hem meegeloodst naar een sofa en haar monsterlijke magie op hem losgelaten. De bejaarde heer had subiet geconcludeerd dat hij te maken had met een vrouw van singuliere kwaliteiten, die het in zich had om het beste in hem en in het bedrijf naar boven te halen. Een week later had hij haar als zijn speciale consulente binnengeloodst bij F&S. Op die dag had de chaos zijn voet tussen de deur gezet. Nadat Miss Tyson, Mr. Brundage en Mr. Bartlett waren ontslagen en Mr. Munson zijn hoed had gepakt en de deur uit was gelopen, om pas per brief zijn ontslag in te dienen, had de oude Roberts de moed gevonden om Mr. Fitweiler aan te spreken. Hij liet weten dat de afdeling van Mr. Munson ‘een beetje in het ongerede was geraakt’ en zou het misschien niet beter zijn om daar het oude systeem weer in te voeren. Zeer zeker niet, had Mr. Fitweiler gezegd. Hij had het grootste vertrouwen in de ideeën van Mrs. Barrow. ‘Er moet alleen wat ervaring mee worden opgedaan, een beetje ervaring, dat is alles,’ had hij eraan toegevoegd. Mr. Roberts had de moed opgegeven. Mr. Martin overzag nog eens uitvoerig alle veranderingen die Mrs. Barrows had doorgevoerd. Ze had eerst de kroonlijsten van het huis van de firma weggehakt en nu sloeg ze met een pikhouweel in op de fundamenten.
Mr. Martin was nu in zijn requisitoir aanbeland bij maandag 2 november 1942 - precies een week geleden. Op die dag, om drie uur 's middags, was Mrs. Barrows zijn afdeling binnengestormd. ‘Boe,’ had ze gegild. ‘Schraapt u het vuil uit de pekelbak?’ Mr. Martin had opgekeken vanonder zijn groene zonneklep en had niets gezegd. Zij was door het vertrek gaan dwalen, alles opnemend met haar grote, bolle ogen. ‘Hebt u al die archiefkasten echt nodig?’ had ze plotseling op hoge toon gevraagd. Mr. Martins hart kromp samen. ‘Elk van deze kasten,’ had hij gezegd zonder zijn stem te verheffen, ‘speelt een onmisbare rol in het systeem van F&S.’ ‘Ploeg nou maar niet de knollentuin om!’ had ze hem toegebalkt en was naar de deur gelopen. Van daar af had ze gebulderd: ‘Maar u hebt hier wel een onganse massa oud papier!’ Mr. Martin kon er niet langer aan twijfelen dat zijn geliefde afdeling in gevaar verkeerde. Haar pikhouweel zweefde in de lucht, klaar voor de eerste slag. Die was nog niet gekomen; hij had nog geen blauw memo ontvangen van de behekste Mr. Fitweiler met nonsensikale instructies afkomstig van die stuitende vrouw. Maar het leed geen twijfel voor Mr. Martin dat het niet lang meer zou duren. Hij moest snel handelen. Er
| |
| |
was al een kostbare week voorbijgegaan. Mr. Martin kwam overeind, nog steeds met het glas melk in de hand. ‘Heren van de jury,’ zei hij bij zichzelf. ‘Ik eis de doodstraf voor dit gruwelijke mens.’
De volgende dag werkte Mr. Martin zijn gewone routine af. Hij poetste zijn brillenglazen wat vaker en sleep een keer een potlood dat al scherp was, maar zelfs Miss Paird had het niet in de gaten gehad. Eén keer maar kreeg hij zijn slachtoffer in het vizier; ze zeilde langs hem heen op de gang met een neerbuigend ‘Hé daar!’ Om half zes liep hij naar huis, als altijd, en nam een glas melk, als altijd. Hij had zijn hele leven nog niets sterkers gedronken - of het moest tonic zijn. Wijlen Sam Schlosser, de S van F&S, had Mr. Martin een jaar of wat geleden tijdens een personeelsvergadering geprezen om zijn matigheid. ‘Onze meest efficiënte medewerker drinkt niet en rookt niet,’ had hij gezegd. ‘De resultaten spreken voor zich.’ Mr. Fitweiler had er bij gezeten en goedkeurend geknikt.
Mr. Martin dacht nog na over deze gedenkwaardige dag toen hij zijn schreden richtte naar Schraffts's Cafetaria op Fifth Avenue hoek Forty-sixth Street. Hij kwam er als altijd om acht uur aan. Hij beëindigde zijn maal, en de financiële pagina van de Sun, als altijd om kwart voor negen. Het was zijn gewoonte om na de maaltijd wat te wandelen. Dit keer wandelde hij Fifth Avenue af, op z'n gemak. Zijn gehandschoende handen voelden klam en warm aan, zijn voorhoofd was koud. Hij bracht het pakje Camels van de zak van zijn jas over naar die van zijn colbert. Daarbij overwoog hij of de koop van het pakje niet onnodig geforceerd was. Mrs. Barrows rookte alleen Lucky Strike. Zijn idee was dat hij een paar trekken van een Camel zou nemen (na de liquidatie), de sigaret zou uitdrukken in de asbak vol met de lippen-stiftpeuken van haar Luckies en zo een klein vals spoor zou uitzetten. Misschien was het geen goed idee. Het kostte tijd. Misschien zou hij ervan gaan kokhalzen, te lawaaierig.
Mr. Martin had het huis op West Twelfth Street waar Mrs. Barrows woonde nooit gezien, maar hij had er een tamelijk goed beeld van. Gelukkig had ze tegen iedereen opgeschept over haar snoezige parterreflat in dat echt beeldige rode baksteenhuis van drie verdiepingen. Er was geen portier of andere gedienstige te verwachten; er waren alleen de huurders van één- en tweehoog. Al wandelend realiseerde Mr. Martin zich dat hij voor half tien zou arriveren. Het was aanvankelijk
| |
| |
bij hem opgekomen om vanaf Schrafft's eerst in noordelijke richting te lopen naar een punt vanwaar hij het huis pas om tien uur zou bereiken, een uur waarop de kans kleiner was dat er mensen naar binnen of naar buiten zouden gaan. Maar die gang van zaken zou een akelige kronkel hebben teweeggebracht in de rechte lijn van zijn improvisatie en hij had er vanaf gezien. Je kon nu eenmaal niet voorzien op welk uur er mensen het huis in of uit zouden gaan. Op ieder moment was er risico. Als hij iemand tegen het lijf liep zou hij de liquidatie van Ulgine Barrows voorgoed moeten opbergen in de map Inactieve Processen. En dat gold ook voor het geval ze iemand op bezoek zou hebben. Hij zou dan eenvoudig zeggen dat hij voorbij was gekomen, haar charmante huis had herkend en had besloten even aan te wippen.
Het was achttien over negen toen Mr. Martin de hoek omsloeg naar Twelfth Street. Er kwam een man voorbij, en een pratend stel. Toen hij bij het huis arriveerde, halverwege het blok, was er niemand in de buurt. In minder dan geen tijd was hij het trapje opgegaan en de hal in, waar hij op de bel drukte onder het kaartje ‘Mrs. Ulgine Barrows’. Toen het slot begon te klikken, gaf hij een zet tegen de deur. Hij ging snel naar binnen en sloot de deur achter zich. Een peertje in een lantaren aan het plafond leek een monsterlijk helder licht te geven. Er was niemand op de trap die aan de linkerkant naar boven liep. Verderop in de gang rechts ging een deur open. Snel liep hij erheen, op zijn tenen.
‘Lieve hemel, wie hebben we daar nou!’ loeide Mrs. Barrows en haar balkende lach klonk als een knallend geweer. Hij stormde langs haar als een aanvallende voetballer en raakte haar in de flank. ‘Zeg, niet zo dringen!’ zei ze en sloot de deur achter hen. Ze waren in haar woonkamer en het leek Mr. Martin of die door honderd lampen werd verlicht. ‘Wie zit er achter u aan?’ zei ze. ‘U lijkt zo gespannen als een springveer.’ Hij merkte dat hij geen woord over zijn lippen kreeg. Zijn hart zwoegde in zijn keel. ‘Ik - ja,’ bracht hij tenslotte uit. Mekkerend lachend begon ze hem uit zijn jas te helpen. ‘Nee nee,’ zei hij, ‘die leg ik hier.’ Hij nam de jas van haar over en legde hem op een stoel bij de deur. ‘Nou uw hoed en handschoenen nog,’ zei ze, ‘u bent op bezoek bij een dame.’ Hij legde zijn hoed op zijn jas. Mrs. Barrows leek groter dan hij zich herinnerde. Zijn handschoenen hield hij aan. ‘Ik kwam toevallig langs,’ zei hij. ‘Ik herkende... is hier iemand?’ Ze lachte luider dan ooit. ‘Nee,’ zei ze, ‘we zijn helemaal alleen. U bent zo wit als een doek, rare snuiter die u bent. Wat ís er in u gevaren? Ik zal u wat in- | |
| |
schenken. Ze liep de kamer door naar een deur. ‘Whiskysoda maar doen? Ach nee, u drinkt niet, is het wel?’ Ze draaide zich om en heek hem geamuseerd aan. Mr. Martin vermande zich. ‘Whiskysoda is prima,’ hoorde hij zichzelf zeggen. Hij kon haar horen lachen in de keuken.
Mr. Martin keek snel rond naar een wapen. Hij had erop gerekend iets geschikts te zullen vinden. Hij zag haardijzers, een kachelpook en in de hoek iets dat leek op een gymnastiekknots. Allemaal niet geschikt. Op die manier kon het niet. Hij deed een paar stappen, kwam bij een bureau. Er lag een pennemes met een versierd heft. Zou het scherp genoeg zijn? Hij greep ernaar en kiepte een koperen kruikje omver. Er dwarrelden postzegels uit en het viel kletterend op de grond. ‘Hé,’ gilde Mrs. Barrows vanuit de keuken, ‘Ploegt u de knollentuin om?’ Mr. Martin lachte een vreemde lach. Hij pakte het pennemes en probeerde de punt op zijn linkerpols. Het was bot. Onbruikbaar.
Toen Mrs. Barrows terugkwam met twee longdrinks stond Mr. Martin daar met zijn handschoenen aan, zich scherp bewust van de fantasie in zijn hoofd. Sigaretten in zijn zak, een borrel voor hem ingeschonken - het was allemaal bar onwaarschijnlijk. Meer nog, het was onmogelijk. Ergens diep in zijn gedachten roerde zich een vaag ideetje dat vorm kreeg.
‘Doe in 's hemelsnaam die handschoenen uit,’ zei Mrs. Barrows. ‘Die draag ik altijd binnenshuis,’ zei Mr. Martin. Het idee kwam tot wasdom, vreemd en heerlijk. Zij zette de glazen op een koffietafel die voor een sofa stond en ging zitten. Mr. Martin ging naast haar zitten. Het viel niet mee om een sigaret uit het pakje Camels te halen, maar het lukte. Zij stak lachend een lucifer voor hem aan. ‘Wel wel,’ zei ze, ‘dit is echt schitterend. U met een borrel en een sigaret.
Mr. Martin nam een trek, niet al te onhandig, en een slok uit zijn glas. ‘Ik drink en rook gewoon altijd.’ Hij klonk met haar. ‘Dat die ouwe windbuil, Fitweiler, de ziekte mag krijgen,’ zei hij en nam nog een slok. Het spul smaakte vreselijk maar hij hield zijn gezicht in de plooi.
‘Zeg 's, Martin,’ zei ze met een andere stem en een andere houding, ‘u bent uw werkgever aan het beledigen.’ Mrs. Barrows was weer helemaal de speciale consulente van de directeur.
‘Ik ga hem opblazen,’ zei Mr. Martin, ‘die ouwe aap vliegt straks de lucht in, recht naar de hel.’ Hij had maar een beetje van zijn borrel gedronken die niet eens sterk was. Dat kon het niet zijn.
| |
| |
‘Bent u aan de verdovende middelen of zoiets?’ vroeg Mrs. Barrows kil.
‘Heroine,’ zei Mr. Martin. ‘Ik zorg dat ik stoned ben als een kanon als ik die ouwe smeerpijp koud maak.’
‘Zeg Martin!’ gilde ze en kwam overeind. ‘Dit wil ik niet hebben. Gaat u ogenblikkelijk weg.’ Mr.. Martin nam nog een slok van zijn borrel. Hij drukte zijn sigaret uit in de asbak en legde het pakje Camels op de koffietafel. Toen stond hij op. Haar ogen schoten vonken. Hij liep naar de stoel, trok zijn jas aan en zette zijn hoed op. ‘Geen woord hierover,’ zei hij en legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen. ‘Niet te geloven!’ was het enige wat Mrs. Barrows kon uitbrengen. Mr. Martin legde zijn hand op de deurknop. ‘Ik zit hoog in de boom,’ zei hij, stak zijn tong naar haar uit en vertrok. Niemand zag hem weggaan.
Mr. Martin liep naar zijn flat en kwam daar ruim voor elf uur aan. Niemand zag hem binnengaan. Nadat hij zijn tanden had gepoetst dronk hij twee glazen melk. Hij voelde zich uitgelaten. Het kwam niet door de drank, hij was niet tipsy. Al het effect van de whisky was na de wandeling wel uitgewerkt. Hij kroop in bed en las nog wat in een tijdschrift. Hij sliep voor middernacht.
Mr. Martin kwam om half negen de volgende ochtend op kantoor, als gewoonlijk. Om kwart voor negen kwam Ulgine Barrows, die nooit voor tienen gekomen was, zijn afdeling binnengestevend. ‘Ik ga nu alles vertellen aan meneer Fitweiler!’ riep ze. ‘Als hij de politie erbij haalt is dat uw verdiende loon!’ Mr. Martin keek haar aan met een uitdrukking van geschokte verbazing. ‘Wel heb ik ooit,’ zei hij. Mrs. Barrows snoof en beende het kantoor uit, nagestaard door Miss Paird en Joey Hart. ‘Wat is er nou weer met dat ouwe serpent?’ informeerde Miss Paird. ‘Geen idee,’ zei Mr. Martin die weer aan het werk ging. De twee anderen keken eerst hem en toen elkaar aan. Miss Paird stond op en ging de kamer uit. Ze liep langzaam langs de gesloten deur van Mr. Fitweilers kantoor. Mrs. Barrows was binnen aan het schreeuwen, maar had haar stem wat gedempt. Miss Paird kon niet horen wat het mens zei. Ze keerde terug naar haar bureau.
Drie kwartier later kwam Mrs. Barrows het kantoor van de directeur uit, liep naar haar eigen kamer en sloot de deur. Het duurde nog een half uur voordat Mr. Fitweiler Mr. Martin liet roepen. Kalm, keurig en attent stond het hoofd van de systeemadministratie voor het bureau
| |
| |
van de oude man. Mr. Fitweiler was bleek en nerveus. Hij zette zijn bril af en speelde ermee. Er klonk gesmoord gebrom in zijn keel. ‘Martin,’ zei hij, ‘je bent al ruim twintig jaar bij ons.’ ‘Tweeëntwintig,’ zei Mr. Martin. ‘In die tijd,’ vervolgde de directeur, ‘is je werk altijd voorbeeldig geweest, en je .. uh .. houding ook.’ ‘Ik mag het hopen,’ zei Mr. Martin. ‘Ik heb begrepen,’ zei Mr. Fitweiler, ‘dat je nooit gedronken hebt en nooit gerookt.’ ‘Dat is juist, meneer Fitweiler,’ zei Mr. Martin. ‘Ach ja.’ Mr. Fitweiler poetste zijn brilleglazen. ‘Kun je me vertellen wat je gisteren hebt gedaan na je werk, Martin?’ zei hij. Mr. Martins verbaasde stilte duurde maar een seconde. ‘Natuurlijk, meneer Fitweiler,’ zei hij. ‘Ik ben naar huis gewandeld. Toen ben ik naar Schrafft's gegaan om te eten. Daarna weer naar huis gewandeld. Ik ben vroeg naar bed gegaan en heb nog een poosje in een tijdschrift gelezen. Voor elven was ik in slaap.’ ‘Ach ja,’ zei Mr. Fitweiler opnieuw. Hij bleef even zwijgen, zoekend naar de juiste woorden om tot het hoofd van de archiefadministratie te richten. ‘Mrs. Barrows,’ zei hij tenslotte, ‘Mrs. Barrows heeft hard, heel hard gewerkt, Martin. Tot mijn leedwezen moet ik meedelen dat zij onderhevig is aan een zenuwinstorting. Die heeft de vorm aangenomen van vervolgingswaan gecombineerd met affreuze hallucinaties.’ ‘Het spijt me dat te horen, meneer Fitweiler,’ zei Mr. Martin. ‘Mrs. Barrows heeft het waanidee,’ vervolgde Mr. Fitweiler, ‘dat je haar gisteravond hebt opgezocht en dat je je gedragen hebt op een.. uh.. onbehoorlijke manier.’ Hij hief zijn hand om Mr.. Martins gepijnigde uitroep te smoren. ‘Het ligt in de aard van dit soort psychische
aandoeningen,’ zei Mr. Fitweiler, ‘om de onschuldigste en onwaarschijnlijkste figuur te kiezen als de.. uh.. oorzaak van de waan. Dit zijn zaken, Martin, die het bevattingsvermogen van de leek te boven gaan. Ik heb net gebeld met mijn psychiater, Dr. Fitch. Hij wilde zich natuurlijk nergens op vastleggen, maar wat hij in zijn algemeenheid zei heeft mijn vermoedens bevestigd. Toen Mrs. Barrows me vanochtend haar.. uh.. verhaal heeft gedaan, heb ik haar voorgesteld om een afspraak te maken met Dr. Fitch, want ik vermoedde meteen dat er iets aan de hand was. Tot mijn spijt moet ik zeggen dat ze een aanval van woede kreeg en verlangde.. uh.. eiste dat ik jou op het matje zou roepen. Je weet dit misschien niet, Martin, maar Mrs. Barrows was van plan om jouw afdeling te reorganiseren, mits ik akkoord zou gaan natuurlijk, mits ik akkoord zou gaan. Daardoor was jij meer dan wie ook in haar gedachten - maar ook dat is een zaak voor Dr. Fitch en niet voor ons. Dus Martin, ik vrees dat we
| |
| |
voor Mrs. Barrows niet langer emplooi zullen hebben.’ ‘Vreselijk jammer, meneer Fitweiler,’ zei Mr. Martin.
Op dit moment vloog de deur van het kantoor open en met de abruptheid van een ontplofte gasleiding kwam Mrs. Barrows naar binnen gevlogen. ‘Wil die kleine rat het ontkennen?’ krijste ze. ‘Daar komt hij niet mee weg!’ Mr. Martin stond op en bewoog zich discreet naar een plaats naast de stoel van Mr. Fitweiler. ‘Je hebt in mijn huis gerookt en gedronken,’ brulde ze tegen Mr. Martin, ‘en dat weet je! Je noemde meneer Fitzweiler een ouwe windbuil en je zei dat je hem ging opblazen als je goed stoned was van de heroine!’ Ze stopte met haar gekrijs om op adem te komen en er glinsterde iets in haar bolle ogen. ‘Als je niet zo'n ordinair klein mannetje was,’ zei ze, ‘zou ik denken dat je het allemaal zo gepland had. Je tong uitsteken en zeggen dat je hoog in de boom zat, omdat je dacht dat niemand mij zou geloven als ik het vertelde! God allemachtig, het is werkelijk te fraai!’ Ze brulde luid en hysterisch en was weer aan razernij ten prooi. Met fonkelende ogen keek ze Mr. Fitweiler aan.
‘Zie je dan niet hoe hij ons belazert, jij ouwe dwaas? Kun je zijn spelletje niet doorzien?’ Maar Mr. Fitweiler had tersluiks de knoppen ingedrukt onder zijn bureaublad en employees van F&S begonnen het kantoor binnen te stromen. ‘Stockton,’ zei Mr. Fitweiler, ‘jij en Fishbein brengen Mrs. Barrows naar haar huis. Mrs. Powell, gaat u maar met ze mee.’ Stockton, die wat aan football gedaan had in zijn studententijd, versperde Mrs. Barrows de weg toen ze Mr. Martin wilde aanvliegen. Met vereende krachten werkten hij en Fishbein Mrs. Barrows de gang op, die vol stond met stenotypistes en loopjongens. Ze schreeuwde nog steeds verwensingen naar Mr. Martin, verwarde en tegenstrijdige verwensingen. Het tumult stierf tenslotte weg aan het eind van de gang.
‘Het spijt me dat dit gebeurd is,’ zei Fitweiler. ‘Ik moet je vragen deze zaak uit je hoofd te zetten, Martin.’ ‘Ja, meneer Fitweiler,’ zei Mr. Martin, die het ‘Dat is alles’ van zijn chef vóór was door naar de deur te schuifelen. ‘Ik zet het uit mijn hoofd.’ Hij ging de gang op en sloot de deur, en zijn stap in de gang was licht en snel. Toen hij zijn afdeling op kwam had hij het tempo vertraagd tot gewone passen en kalm liep hij nu de kamer door naar archiefkast W20, en de uitdrukking op zijn gezicht was er een van bedachtzame concentratie.
|
|