vertelde dat ze in 1985 met skiën haar nek had gebroken en sindsdien niet meer mocht fietsen van de dokter. Kort geleden had ze de verleiding niet kunnen weerstaan en had (na 25 jaar) voor het eerst weer een tochtje op de fiets van haar dochter gemaakt, want ‘fietsen verleer je niet, net zoals schaatsen en zwemmen’. Maar ze was al na drie meter hard gevallen en had haar pols gebroken, ze was het fietsen verleerd. Daarna gaf ze een opsomming van andere opgegeven hobby's: paardrijden, golfen, hockeyen, skiën. Alleen zwemmen deed ze nog, ze zwom iedere dag.
Achter me, dertig centimeter van mijn hoofd, vertelde een vrouw met luide stem dat ze een man kende wiens zoon in een inrichting zat, waar hij op zijn verjaardag zelfmoord had gepleegd, een kwartier voor de aanvang van het bezoekuur, zodat zijn vader hem als eerste zou vinden. De zoon mocht dan ontoerekeningsvatbaar zijn, dit had hij toch uit kwaadaardigheid gedaan, om zijn vader zo hard mogelijk te treffen. En waar had die man dat aan te danken? vroeg ze aan haar toevallige buurvrouw. Die wist het antwoord ook niet, zij wist niet meer te zeggen dan ‘het is me wat’.
Deze verhalen beluisterde ik tegelijkertijd, meer kan ik niet aan.