‘O nee, niet met de lift!’ riep ze uit.
‘Er is ook een gewone trap, hoor.’
‘Nee, nee, ik wil naar de vijfde. Water drinken.’
Van de vierde naar de hoogste etage is er nog een korte roltrap, die gelukkig voor Simone niet langs een afgrond voert. Terwijl we omhoog gingen hield ik haar schouder vast. Ik voelde haar huiveren. Goed en wel boven was het nog een heel eind lopen voor we bij de bar met mineraalwater kwamen. We passeerden schappen vol wijnen, kazen, kaviaar en truffels. Simone liep nu met wijdopen mond zuurstof te happen. Ze zette haar voeten neer alsof ze over ijsschotsen liep. Ze had het flink te kwaad, zag ik. En mijn wraakgevoelens ebden weg, ineens was ze zielig. Bevredigend wraak nemen kun je alleen op een gelijk waardige tegenstander.
Toen ging mijn mobiel over. Een fout, ik had het ding moeten afzetten. Ik had hem gewoon alsnog kunnen uitschakelen, maar een boosaardige engel zei me op te nemen. Het was Hendrik, een verwarde student psychologie. Zodra hij mijn ‘ja?’ hoorde barstte hij los: dat hij op het balkon van zijn flat vier hoog stond en er nu echt uit ging stappen als ik niet meteen naar hem toe kwam. Ik schrok, dit moest ik wel serieus nemen. Terwijl ik Hendrik sussend toesprak zag ik Simone met wijdopen angstogen naar me staren. Lichtgrijze ogen met gele spikkels rond de pupillen. Ik was haar levenslijn nu, wist ik. Maar ik haastte me niet het gesprek af te ronden. ‘O.K. Hendrik,’ zei ik ten slotte. ‘Hou je nog even goed, ik ben met een kwartiertje bij je.’
‘Sorry, ik moet er vandoor,’ zei ik tegen Simone. ‘Een noodgeval. Een patiënt van me wil eruit stappen.’
Nog steeds keek ze me aan, in sprakeloze paniek.
‘Gewoon rustig in en uit blijven ademen en de trap nemen,’ zei ik. ‘Sorry, ik neem de lift.’
Ze huilde, zonder tranen en zonder geluid. ‘Ik... kan het niet.’
Ze bleef stokstijf staan, haar knieschijven klapperden. ‘Weet je nog dat je me toen in het kleedhok van de sportvelden hebt opgesloten?’ vroeg ik. ‘Het duurde uren voordat de terremknecht me hoorde roepen.’
Ze knikte, en bleef me aanstaren of ik een geest was.
‘Tot volgende week,’ zei ik en liep naar de lift.