einde van het bed met haar kop naar haar baas gestrekt en haar staart tussen haar poten geklemd, urenlang hartverscheurend stond te janken, even roerloos als de moeder, die bij de aanblik van het levenloze lichaam stille tranen schreide.
Het leek of de jongeman op zijn rug lag te slapen, maar er zat een gat in de gescheurde ruwe stof van zijn jasje en er was overal bloed. Op zijn hemd, losgetrokken toen iemand de wond wilde verzorgen, op zijn vest, op zijn broek, op zijn gezicht en op zijn handen. Bloedstolsels kleefden in zijn baard en in zijn haren.
Toen de oude moeder begon te praten, hield de hond op met janken.
‘Ga nu maar, ga nu maar, je zal worden gewroken, mijn lieveling, mijn jongen, mijn arme kind. Ga nu maar slapen, ga nu maar slapen je zal worden gewroken, hoor je? Je moeder staat hier en belooft het je. En ze houdt altijd woord, moeder, dat weet je heel goed.’
En langzaam boog ze zich naar hem over en drukte haar koude lippen op zijn dode mond.
Sémillante begon toen weer te kreunen en slaakte een lange, eentonige, hemeltergende kreet. De vrouw en het dier bleven tot de ochtend bij het lijk.
Antoine Saverini werd diezelfde dag nog begraven, en al spoedig werd er in Bonifacio niet meer over hem gesproken.
Hij had geen broer, geen mannelijke verwanten. Niemand om zijn dood te vergelden. Alleen de oude vrouw, de moeder, dacht aan niets anders.
Van de ochtend tot de avond tuurde ze naar een witte vlek op de tegenovergelegen kust. Daar lag een Sardijns dorpje, Longosardo, waar Corsicaanse bandieten een goed heenkomen zochten wanneer de grond hun te heet onder de voeten werd. Het waren nagenoeg de enige bewoners van het gehucht waar ze, vlakbij hun vaderland, het juiste moment afwachtten om over te steken en terug te keren naar de maquis. Naar dat dorp, wist ze, was Nicolas Ravolati gevlucht.
Dus zat ze moederziel alleen de godganselijke dag uit haar raam te kijken, zinnend op wraak. Hoe moest ze het, zwak als ze was en zelf bijna dood, zonder hulp klaarspelen? Maar ze had het beloofd, ze had het gezworen op het lijk. Ze kon niet vergeten, ze kon niet wachten. Wat moest ze doen? Ze sliep niet meer, had rust noch duur, pijnigde zich voortdurend de hersens. De hond lag zoals gewoonlijk aan haar