gedacht dat je er met je vinger in kon tekenen, net zoals op de ruit van je slaapkamer, en toen was ze op de koude grond gaan zitten en had een tekening gemaakt van een huisje en twee mensen. Als je met je vinger door het stof ging kreeg je van die randjes aan de zijkant, een soort lange heuveltjes, en die waren witter dan de rest en dat was mooi geweest.
Na een tijdje had ze geen zin meer om te tekenen, en ze was met Meneer Brombeer in de hand de trap weer opgelopen naar de studeerkamer om verder te gaan met de puzzel. Ze hadden een heel stuk van het bos gedaan, en ze hadden al twee dwergen, en de onderkant van Sneeuwwitje. Het was al helemaal donker buiten, en toen ging de telefoon.
Oma was geschrokken dat ze Maaike aan de lijn kreeg.
‘Maar het is al bijna tien uur,’ zei oma, en dat vond Maaike ook wel laat. Oma vroeg waar mama was, maar dat wist Maaike niet.
‘Ze is weggegaan.’
Oma had heel veel vragen gesteld, maar Maaike wist geen antwoord, en toen had oma gezegd: ‘Blijf daar, ik kom naar je toe,’ en dat was fijn, want oma was lief. Ze was nog even verder gegaan met de puzzel en daarna was ze op de bank gaan liggen met Meneer Brombeer en ze hadden gepraat over het bos en de dwergen en Sneeuwwitje en over honing, en toen was ze in slaap gevallen.
Nu was ze door oma naar haar eigen kamer gebracht, zoals oma ook altijd deed als ze ging logeren. Meneer Brombeer zat tegenover haar op bed.
‘Heeft u uw familie van de Noordpool wel eens gezien, de ijsberen?’ vroeg ze.
‘Nee Maaike, dat niet,’ antwoordde Meneer Brombeer, ‘ik ben niet zo reislustig, moet je weten. En ik heb het graag een beetje warm.’ Zijn spitse gezicht stond vriendelijk. ‘Maar ik wilde je vragen over vanavond: voel je je niet schuldig?’
‘Nee, ik bedoel, ze kon toch zien dat u daar stond.’
‘Ja dat is waar. Maar ze is toch gevallen... en ze is toch weggegaan.’
Maaike ging rechtop zitten. ‘Ze had toch kunnen kijken? Ik schrok want ze ging zomaar bovenop u staan. Ik kon het toch niet helpen? Heeft u trouwens geen pijn?’ Voordat Meneer Brombeer kon antwoorden, hoorde Maaike het piepen van de deur die op een kier openging.
‘Maaike, ben je nog wakker? Ik dacht dat ik je hoorde praten.’ Oma keek bezorgd.
‘Nee hoor oma, ik zei niks.’