DE GROOTGRONDBEZITTER droomt dat een van zijn arbeiders op een groot aantal plekken op zijn land spit en overal komt een lijk tevoorschijn. Hij laat de arbeider het hele gebied rond zijn huis omspitten. Maar er is geen plek waar niet een dode begraven ligt. Nu laat de grootgrondbezitter zijn grond door honderden arbeiders omspitten, maar werkelijk overal, zonder uitzondering, is die onder een dunne laag aarde dicht met lijken bezaaid. Alle tevoorschijn komende lijken, het zijn lichamen van verschillende leeftijden en van beide geslachten, laat hij bij zich brengen en hij herinnert zich ze allemaal eigenhandig omgebracht te hebben. De angst echter zelf gedood te worden, brengt hem ertoe zijn misdaad niet aan te geven. Hij komt op het idee de moordenaar of moordenaars te laten zoeken. Hiertoe stelt hij een ambtenarenapparaat in werking dat hij uitstekend betaalt. Al na een paar dagen is er een moordenaar gevonden. Hoewel de grootgrondbezitter weet dat de man, een volslagen onbekende, de moordenaar niet kan zijn, laat hij hem uitleveren aan het gerecht, dat hem ter dood veroordeelt. De moordenaar wordt geëxecuteerd. Op deze manier vinden de ambtenaren nog vele moordenaars. Ze vinden ten slotte exact evenveel moordenaars als er lijken zijn. Ze worden allemaal geëxecuteerd en op het land van de grootgrondbezitter begraven. Nu wordt de grootgrondbezitter wakker en hij staat op. Hij gaat het bos in om vast te stellen hoeveel en welke bomen hij nog deze herfst zal laten vellen. Die kwestie houdt hem al dagenlang bezig.
DE DICTATOR heeft uit meer dan honderd sollicitanten een schoenpoetser uitgekozen. Hij draagt hem op niets anders te doen dan zijn schoenen te poetsen. Dat bevalt de eenvoudige plattelander goed, hij neemt snel toe in gewicht en gaat ieder jaar een klein beetje meer op zijn leidinggevende - hij is alleen ondergeschikt aan de dictator - lijken. Misschien is dat er voor een deel op terug te voeren dat de schoenpoetser dezelfde kost eet als de dictator. Al snel heeft hij dezelfde dikke neus en, nadat hij zijn haar heeft verloren, ook dezelfde schedel. Een paar dikke lippen steekt naar voren en wanneer hij grijnst, laat hij zijn tanden zien. Iedereen, zelfs de ministers en de naaste getrouwen van de dictator, is bang voor de schoenpoetser. 's Avonds kruist hij zijn laarzen en bespeelt een instrument. Hij schrijft lange brieven aan zijn familie die zijn roem in het hele land verbreidt. ‘Wie de schoenpoetser van de dictator is,’ zeggen ze, ‘staat het dichtste bij de dictator.’