| |
| |
| |
Mevrouw van Keulen
Wiebe Brouwer
Ik werkte al een paar maanden bij Lex Wouters toen ik zou worden voorgesteld aan mevrouw van Keulen. Een pittige dame, vertelde Robert, Lex' goed gekapte vertrouweling. Welbeschouwd was ze nog geen klant en eigenlijk was zij ook niet geschikt voor een beginner, maar misschien mocht ze me en dan werd alles anders. Dat was niet uitgesloten, want ik leek op haar overleden zoon. Robert had zijn portret bij haar op de antieke dekenkist onder de trap gezien en de gelijkenis had hem meteen getroffen.
Die ochtend zat ik naast Robert in zijn antieke Rover. Volgens Robert maakten we kans op meer dan een miljoen. Natuurlijk zou het ons niet gemakkehjk vallen om haar te overtuigen, want van beleggen in effecten begreep zij niets. Daarbij had zij wel de drang om zich in elk gesprek te laten gelden. Daarom moest ik mij vooral rustig houden. Eén tegenwerping en ze raakte in paniek. Dan stonden wij zo weer zonder orders buiten. Robert glimlachte. Ja, natuurlijk was het raar dat jongens zoals wij de hele dag liepen te knikken naar vermogende bejaarden, maar zo werkte de wereld. En renderen deed dat knikken wel. Maar kreeg hij dan nooit spijt, vroeg ik. Spijt? Waarvan? Robert draaide zijn hoofd naar mij toe. O.K., niet elk contract was in het voordeel van de klant. Maar Lex had een hekel aan scrupules en heldenmoed was lastig. Wat vond ik trouwens van zijn Rover? Was die niet veel mooier dan zo'n leasegeval?
Drie kwartier later hadden wij onze bestemming bereikt. Langs de laan zag ik nu een ruiterpad en een rij kolossale beuken die mijmerden over de geldontwaarding. Nog één keer keek ik naar het ringbandje met mijn voorbeeld-portefeuille. Niet te veel risico en alles keurig gespreid. Plotseling zwenkte de Rover. Robert remde. We waren beland op een imposante oprijlaan. Ik ontdekte een pergola en een landelijke, dubbele garage. Trouwens, ook de aangrenzende villa mocht er zijn. Maar tijd voor bewondering werd ons niet gegund. Nauwelijks had ik aan mijn kant het portier van de auto geopend of ik werd opgeschrikt door het opgewonden gekef van een klein hondje.
‘Pekinees,’ verklaarde Robert, ‘een monster.’
| |
| |
Robert sloot zijn auto af en liep naar de deur. Toen het dier bemerkte dat Roberts voetstappen zijn eigen voordeur werkelijk naderden raakte hij buiten zinnen. Verbeeldde ik het mij of kon ik horen hoe zijn tandjes langs de beschotting van de deur afschampten? Robert keek me lachend aan en bracht zijn vinger naar het knopje van de bel. Even gebeurde er niets. Toen hoorden we een tik, gevolgd door een plof. De deur begon te trillen. Waarschijnlijk was het lievelingetje van mevrouw naar de knop van de deur gedoken en had hij geprobeerd om met zijn tanden aan de deurklink te gaan hangen. Toen dat mislukte was hij met zijn volle gewicht tegen de beschotting geknald.
‘En dan te bedenken dat Chinese courtisanes deze diertjes vroeger onder hun rokken hielden,’ peinsde Robert.
Ik knikte nogmaals. De ondergang van het Chinese keizerrijk leek mij ineens voorstelbaar.
‘Wie is daar?’
Dat was de stem van een oude dame.
‘Robert de Lange, mevrouw,’ antwoordde mijn mentor. ‘Namens Lex Wouters Wealth Management, uit Haarlem.’
‘Oh, Robert. Wacht even.’
Behalve gekef hoorden we nu ook gestommel, even later gevolgd door het geluid van voetstappen. Blijkbaar pakte ze de hond, want we konden horen hoe het dier tegensputterde terwijl hij van de deur werd weggesleept. Zijn gekef klonk nu schor. Dat kwam vast door zijn halsband.
‘Kom binnen.’
De massief houten voordeur zwaaide open en voor ons stond een goed verzorgde vrouw van even in de tachtig. Ze droeg een lichtgrijze rok en een rode, lamswollen trui.
‘Robert, wat zie jij er prima uit.’ Ze lachte. ‘Wat een prachtige bos haar. En wat zie ik? Nu zelfs een pochet. Gaan de zaken werkelijk zo goed?’
Robert glimlachte. Ondanks haar spot was hij toch gevleid. Mevrouw van Keulen had zich intussen omgedraaid. Ze ging ons voor naar een indrukwekkende hal die aan het gangetje bij de voordeur grensde. Daar stond een donkerhouten tafel met vier antieke stoelen. In de leuningen van de stoelen waren bloemmotieven uitgesneden. Op de tafel wachtte een zilveren blaadje met porseleinen koffiekopjes. De pekinees, die naar een aangrenzend vertrek was afgevoerd, had intussen in
| |
| |
de gaten gekregen dat wij nog dieper in zijn territorium waren doorgedrongen. Blijkbaar was hij het hier mee oneens, want ik hoorde hoe zijn tandjes beitelden in het hout van de deur. Maar we lieten ons niet van de wijs brengen. Precies zoals afgesproken gaf Robert mij het woord en precies zoals afgesproken bedankte ik hem en begon ik mijn exposé met de nadelen van beleggen in goud. Goud dankte zijn waarde immers uitsluitend aan zijn schaarste. Reden voor een structurele waardestijging was er niet. Bovendien waren beleggers met een goudrekening niet werkelijk in bezit van goud. Zij hadden alleen een vordering op hun bank ter waarde van een denkbeeldig goudbezit. Ik vond het een sterk verhaal, maar dat was niet voldoende. Net toen ik op de voordelen van vastgoed wilde wijzen, werd ik door mevrouw van Keulen onderbroken.
‘Hou maar op. Ik snap er toch niks van.’
Ik zweeg meteen. Geschrokken keek ik naar Robert om te zien of hij ons nog kon redden. En inderdaad, dat kon hij. Robert begon ons bij te schenken, terwijl hij ondertussen zowel de suikertang als mevrouw haar koffie prees.
‘Hebt u elders veel belegd?’
Robert vroeg het achteloos. In zijn ogen schitterde een knusse, huiselijke twinkeling.
‘Foei, jongeman, zulke dingen hoor je niet te vragen!’
Helaas, hij had haar onderschat. Haastig nam Robert een paar slokken om daarna nogmaals met de koffiekan te goochelen, maar dit keer had hij pech. De kan was leeg.
‘Hebben de heren soms dorst?’
Lachend stond zij op. Ze pakte de kan van tafel en liep welgemoed naar de deur van wat ongetwijfeld de keuken moest zijn. Achter die deur hoorden we de pekinees, maar omdat hij de stap van zijn bazin herkende kalmeerde hij. Met haar rechterhand opende mevrouw de deur. In haar linkerhand hield zij de kan.
‘Dank u, mevrouw. U bent heel attent.’
Dat was Robert, voorkomend als altijd. De meeste klanten waren dol op hem. Maar dat waren mènsen. De pekinees was door de komst van zijn bazin onze aanwezigheid net eventjes vergeten. Nu hoorde hij Roberts gehate stem opnieuw en doordat de keukendeur was geopend klonk die stem nu veel luider dan zojuist. Het dier schrok op. Dit was zijn kans! Met een woeste sprong dook hij uit zijn mand. Ongetwijfeld
| |
| |
hoopte hij Robert met een paar gerichte beten te verscheuren, maar in de opwinding was hij de halsband om zijn nek vergeten. Aan die halsband zat een lijn waarmee hij aan de knop van een verwarming was vastgebonden. Als een volleerde roofvogel scheerde hij door de lucht, tot hij een fractie later het einde van zijn lijn bereikte. De lijn spande en hij klapte tegen de vloer. Maar dat was het ergste niet. Op datzelfde ogenblik deed mevrouw van Keulen net een stap, toen haar huisgenoot onverwachts tussen haar benen doorschoot en de lijn gespannen werd. Vanzelfsprekend was zij daar niet op verdacht. Zij verloor haar evenwicht, struikelde, kon zich nergens meer aan vastpakken en viel.
Een paar tellen later zaten wij allebei naast mevrouw van Keulen op de keukenvloer.
‘Gaat het?’
Mevrouw kreunde. Ze wees naar haar linkerbeen.
‘Kunt u dat been bewegen?’ vroeg Robert.
Mevrouw reageerde niet. Blijkbaar moest ze eerst nog moed verzamelen. Robert knikte geruststellend. Er was geen haast. Als een volleerd dokter zat hij op precies de goede plek. Zo kon zij hem zien zonder met haar hoofd te draaien. Robert was zo slagvaardig geweest om de pekinees direct bij zijn lijn te pakken en naar de salon te sleuren. Dat had hij handig gedaan. Het monster zat nu vastgebonden aan een deurknop en Robert was niet eens gebeten. Ik keek naar mevrouw. Ze vertrok haar gezicht. Ze had pijn, maar toch leek het mee te vallen. Ze kon haar been bewegen.
‘U heeft geboft, mevrouw.’
Ze knikte.
‘Zullen we u naar de bank brengen?’
Robert wees naar een grote, ouderwetse sofa. Langzaam, uiterst langzaam, hielpen wij haar overeind. Nauwelijks lag ze op de bank of Robert belde met haar huisarts. Die beloofde 's middags langs te komen.
‘En ik kan hem niet eens binnen laten!’
Haar stem klonk schel. Robert keek me aan.
‘Geen zorgen, mevrouw,’ antwoordde ik. ‘Ik blijf.’
Dat was de reactie waarop Robert had gehoopt. Weliswaar hadden we die ochtend nog een afspraak, maar toch knikte hij goedkeurend. Later heb ik mij nog wel eens afgevraagd of hij ook op dat moment aan mevrouw haar miljoenen had gedacht. Ik durf te wedden van wel.
| |
| |
‘Is dat uw man?’
Het ging inmiddels iets beter. Ze nipte van het glas melk dat ik voor haar had gehaald. Ik wees naar een foto die tussen de pendule en de antieke linnenkast hing. Daarop stond een heer in hemdsmouwen.
‘Ja, dat is hem. Ik mis hem nog iedere dag.’
‘Waar hebt u hem ontmoet?’
‘Op dansles. Het was vlak na de oorlog. Ik wilde nieuwe vrienden maken. De oorlog had zo lang geduurd. Ik ging naar les en de eerste dans was direct met hem. Toen kwam de tweede dans. De jongens moesten opnieuw de meisjes vragen. Je weet wel hoe dat vroeger ging. Ik keek op en zag dat hij voor de tweede keer op mij kwam afgestapt. “Niet steeds dezelfde!” dacht ik. Zo snel ik kon draaide ik mij om. Maar weet je wat er toen gebeurde?’
‘Nou?’
‘Daar stond hij weer! Hij had mij weg zien draaien en toen was hij met een boogje omgelopen. Natuurlijk wist hij heel goed dat ik zijn trucje in de gaten had. Daarom lachte hij een beetje en daar moest ik onwillekeurig weer om lachen. We begrepen elkaar. Sindsdien heb ik nooit meer met een andere man gedanst.’
Onwillekeurig streelde ze zijn portret. ‘Hij is altijd goed voor mij geweest.’
‘Volgens Robert werd hij later directeur bij Mees & Hope.’
Ze knikte. Ze was blij met ons gesprek.
‘Dat klopt. Hij wist alles van opties. Hij heeft zelfs nog het bestuur van de Optiebeurs gezeten.’
Een belangrijke positie, vleide ik. Inderdaad, beaamde ze, ook al was de beurs toen stukken kleiner. Maar de belangrijke beslissingen dateerden toch allemaal van die eerste dagen. Dat had zij naderhand van iedereen gehoord. En daarna, wat deed hij toen hij was gepensioneerd? Beleggen, antwoordde ze. Altijd was hij bezig met beleggen. 's Ochtends vanaf tien uur zat hij achter zijn bureau. Dan las hij de beleggingsbladen en belde met zijn bank. Spraken zij dan samen over het beleggingsvak? Nee, dat eigenlijk nooit. Ze glimlachte.
‘Eigenlijk was ik een soort keukenmeid. Als er bezoekers voor hem kwamen serveerde ik de koffie.’
Ze aarzelde.
‘Daarom voelt het ook zo vreemd dat ik nu zijn vermogen moet beheren. Ik ben daar nooit voor opgeleid.’
| |
| |
‘U kunt het toch uitbesteden?’
‘Ja, dat zouden jullie willen!’
Ze keek me uitdagend aan. Elke maand, vertelde ze, stond er een nieuwe stoet beleggingsanalisten bij haar op het garagepad. Haar man had altijd gezegd dat zij voor zulke bezoekers uit moest kijken. Daar had hij groot gelijk in, beaamde ik. Maar had zij verder niemand die haar af en toe kon helpen? Ze schudde het hoofd.
‘Weet je wat het ergste is? Ik kan niks onthouden. Alles wat jij me nu vertelt, ben ik zodadelijk vergeten.’
Maar ze kon het toch opschrijven? Nee, dat hielp niet. Straks wist ze zelfs niet meer dat ze iets had opgeschreven. En daar kwam nog iets bij. Het was voor haar niet alleen onmogelijk om alle betogen te onthouden, ze begreep ze ook maar half.
‘Al die financiële termen zeggen me niks. Toen ik jong was leerde ik op school alleen koken en strijken. Vergis je niet, dat was toen lang niet zo onnozel als het nu lijkt. Maar over beleggen hebben ze het nooit gehad. Toch wil ik geen fouten maken, want op mijn leeftijd moet een mens voorzichtig zijn. Mijn werksters, de huisarts, de account manager van de bank, ze houden mij allemaal in de gaten. Voor je het weet denken ze dat ik niet meer helder ben.’
Maar wat gaf dat? Zo lang zij maar geen contracten ondertekende. Daarop begon ze te lachen.
‘Nee, wees niet bang. Mijn handtekening zet ik nooit!’
En zo kon het gebeuren dat er telkens nieuwe dienstauto's bij haar voorreden vol heren met mappen en papieren. Dergelijke bezoekers ontving zij steevast in de hal. Iedere keer zette zij voor hen een zilveren blaadje met koffiekopjes klaar. Tijdens het gesprek deed zij altijd haar best om goed te luisteren en aangezien ze nooit iets tekende vertrokken de heren vanzelf.
‘Maar zo kan het toch niet doorgaan. De effectenbeurs daalt en daalt... Moet ik mijn beleggingen niet aanpassen?’
Ik haalde mijn schouders op. De meeste beleggingsadviezen waren weinig waard, wist ik.
‘Kun jij me niet helpen?’
‘Waarmee?’
‘Jij bent zo intelligent en je lijkt zo op mijn zoon. Kun je mij geen beheerder adviseren?’
| |
| |
Ze keek mij bij voorbaat dankbaar aan. Maar wat Robert ook van mij mocht verwachten, ik wilde haar vertrouwen niet misbruiken. Trouwens, zou ze mij werkelijk geloven als ik verklaarde dat Lex Wouters van alle beheerders de allerbeste was?
‘Natuurlijk niet!’
Heel goed, zei ik. Ze moest altijd kritisch blijven. Nee, het uitkiezen van een vermogensbeheerder kon ik echt niet voor haar doen. Maar dat hoefde geen bezwaar te zijn. Al die firma's deden toch hetzelfde. Nadat ik die wijsheid had verkondigd, werd het even stil. Een dergelijk antwoord had ze niet van mij verwacht. Toen klaarde haar gezicht weer op.
‘Weet je, als het toch niks uitmaakt, dan kies ik straks toch gewoon Lex Wouters. En sta je mij dan bij?’
Die middag kwam de dokter. Mevrouw van Keulen had gelukkig niets gebroken. Ze mocht van geluk spreken. Ik vond mevrouw van Keulen aardig en omdat zij voorlopig nog niet alleen naar buiten kon, hielp ik haar door voorlopig elke avond na mijn werk even bij haar langs te komen en met haar pekinees te lopen. Dat bleek lang niet zo lastig als ik had gevreesd. Natuurlijk deed Max, want zo heette het dier, elke avond zijn best om mij te verscheuren, maar daar wist mevrouw van Keulen een trucje op. Ruim voor mijn komst riep zij Max naar zich toe voor een chocolaatje. Dan klikte zij meteen zijn riem aan zijn halsband vast, zodat zij hem direct kon pakken als ik aanbelde. Op dat moment deed ze de voordeur op een kier en stak een stukje van de riem naar buiten. Nauwelijks had ik de lijn beet of ik hield hem zo dat ik buiten het bereik van Max zijn tanden bleef. Waren we eenmaal vertrokken, dan bleek er niets meer aan de hand. De eerste vijf minuten keek Max mij soms nog even peinzend aan, maar daarna liet hij de kwestie rusten. Na afloop mocht ik ongehinderd mee naar binnen.
Mevrouw van Keulen beloonde mijn bezoekjes met dankbare blikken, enthousiaste verhalen en taart. Die taart liet zij speciaal voor mij door haar huishoudelijke hulpen halen en - eerlijk is eerlijk - het was de lekkerste die ik ooit kreeg. Hazelnoot-slagroom, bereid door de plaatselijke banketbakker die zichzelf, geheel in de geest van haar welvarende dorp, trots omschreef als ‘pâtissier’. ‘Wij verwerken uitsluitend roomboter,’ stond er op elke kartonnen doos. Dat was gelukkig over- | |
| |
dreven, maar het maakte wel duidelijk dat mijn bezoekjes niet eeuwig moesten duren.
Lex was ondertussen heel tevreden. In het begin had hij wel eens getwijfeld, maar nu hij wist dat ik elke avond mijn potentiële klant bezocht, was hij vol respect. Pas toen ik na een maand nog steeds niet met een getekend contract was teruggekeerd, achtte hij het raadzaam om eens aan te schuiven. Ik had natuurlijk prima werk geleverd, maar nu werd het tijd om toe te slaan.
‘En dat is geweldig, Anton, want dat management-mandaat van ons vergt haast geen werk. En weet jij wat wij daarvoor krijgen?’
Ik had geen flauw idee. Wist ik dat werkelijk niet? Lex was verrast. Welnu, dan werd ik bij dezen ingewijd. De firma Wouters rekende altijd een vast tarief van duizend euro per jaar, plus nul komma twee procent beheerkosten, plus provisie. En daarnaast had je uiteraard ook nog de trailer fees van de beleggingsfondsen. Alles bij elkaar opgeteld kwam dat uit op zo'n half procent per jaar. En hoeveel had mevrouw? Hij keek mij kwijlend aan. Ik aarzelde. Nou vooruit, dan taxeerde hij haar vermogen nu eventjes op twee miljoen. Goed voor tienduizend euro per jaar.
‘Daarvan is duizend euro direct voor jou. En vergis je niet, Anton, dat betaal ik met plezier, want mijn inkomsten gaan eeuwig door. Straks zit dat mens in een bejaardenhuis. Ik denk waarachtig niet dat iemand dan aan ons mandaat gaat prutsen.’
Dezelfde avond was ik weer bij mevrouw van Keulen. We zaten aan de grote tafel in de gang. Zij had de gashaard aangestoken. Enthousiast vertelde zij over de jaren waarin zij had gewerkt bij de abonnementenadministratie van Het Vaderland. Het Vaderland was altijd een prima krant geweest en zij had er een mooie tijd gehad. Vooral met de verslaggevers. Die zaten elke dag vol nieuwe streken.
Ik knikte. Mijn tas zat vol met aktes, maar ik dorst ze niet te pakken.
‘Max is weg!’
Weer was een week verstreken. Mevrouw van Keulen zat aan de ronde tafel van de eetkamer. Om haar heen lagen tientallen fotoalbums en allerlei geopende mappen vol brieven, handleidingen en andere paperassen. Ik keek naar haar bureautje dat in de hoek van de kamer stond. Alle laden stonden open. Hoewel het klaarlichte dag was, had ze de lamp boven de tafel laten branden.
| |
| |
‘Wie is er weg?’
Dat vroeg Robert. Ik had het liever niet gehad, maar Lex had er op gestaan dat ik een officiële afspraak met haar maakte en dat ik Robert mee zou nemen. Tot mijn verbazing had ze geen enkel bezwaar gehad. Als Anton er maar bij mocht zijn, had ze gezegd. Nu stond hij naast me in zijn grijze pak. In zijn hand hield hij een stapeltje papieren.
‘Mijn hond is weg!’
‘Waar is uw hond naar toe?’
‘Naar het asiel!’
In haar ogen stonden tranen. Haar dochter had het allemaal voor haar geregeld. Ze had Max opgehaald en in haar auto meegenomen. Ja, misschien was het wel beter zo. Haar dochter had gezegd dat ze zonder Max nooit zou zijn gevallen en dat hij nu eenmaal veel te driftig was. Ze had ook nauwelijks meer controle over hem. Maar op dit moment zat hij daar ver weg alleen in een hok en hij was zo'n mooie, lieve hond geweest. Elke keer als ze thuis kwam had hij zo blij gekwispeld en echt niet gewoon een beetje, oh nee, zijn staart had dan van enthousiasme als een propeller in het rond gedraaid.
‘En wat zoekt u nu?’
‘Zijn stamboom!’
Met een stamboom werd hij voor geïnteresseerden natuurlijk veel aantrekkelijker. Ze wilde dat hij gauw zou worden meegenomen, want als honden door niemand werden opgehaald, och, ze moest er niet aan denken wat er dan gebeurde. Robert knikte vol medeleven. Ik kon zien dat hij aan zijn papieren dacht, maar hij was als verkoper ervaren genoeg om eventjes te wachten. Hij ging naast haar aan tafel zitten.
‘En wat heeft u daar voor foto's?’
‘Dat zijn foto's van mijn zoon. Kijk...’
Ze draaide het album en wees naar een foto waarop Max en een knaap van pakweg vijftien samen speelden met een stok. De jongen trok de stok naar zich toe. Max hield de stok in zijn mond. Op de andere bladzijde stonden nog twee foto's. Daar zagen we dezelfde jongen liggend met een boek op het gras en een klassenfoto uit ongeveer dezelfde tijd.
Ze klapte het boek dicht.
‘Genoeg getreurd, jullie zijn jong en jullie kwamen voor zaken.’
En zo was het. Net als de vorige keer goochelde Robert met de koffiekan. Toen schikte hij zijn papieren en begon te praten. Hij sprak
| |
| |
rustig, maar kort. Nog één keer memoreerde hij de voordelen van vermogensbeheer. Professionals, zei hij, hadden veel meer tijd om elke dag de markt te volgen. Bovendien konden ze gemakkelijker afstand nemen, hetgeen een zakelijk beleid ten goede kwam.
Ze knikte.
Robert voelde dat een tweede lofzang overbodig was. Daarom wachtte hij niet langer en nam zijn vulpen uit zijn borstzak en trok de dop er af. Hij pakte het bovenste velletje van de stapel en schoof het naar haar toe. Mevrouw van Keulen knikte opnieuw en accepteerde de pen. Een paar tellen zweefde de pen door de lucht, maar anders dan wij hadden verwacht landde hij niet op het papier. Ze trok haar hand weer terug.
‘Robert, het spijt me, maar ik wil dat Anton alle stukken nog één keer voor mij leest.’
Robert leek verrast. Maar zoals viel te verwachten, protesteerde hij geen ogenblik. Alleen het gemak waarmee het stapeltje demonstratief mijn kant opschoof, verried zijn ergernis.
Ik begon te lezen. Dat duurde even, want het totale pakket besloeg zes pagina's. Het werd stil. Robert en mevrouw van Keulen zeiden niets. Voor het eerst hoorde ik het tikken van de pendule. Na een paar minuten had ik de laatste bladzijde bereikt. Deze bladzijde, merkte ik, was op ander papier afgedrukt dan de vorige, alsof iemand hem pas later bij de stapel had gelegd. Nieuwsgierig geworden las ik verder. Deze bladzijde bevatte de provisievoorwaarden. Er gold een vast tarief van vijfduizend euro per jaar plus nul komma zes procent beheerkosten, plus één procent provisie per transactie. Mijn adem stokte. Iemand had alle afdrachten met ten minste een factor drie vermenigvuldigd.
‘En,’ vroeg Robert, ‘is jou iets bijzonders opgevallen?’
Ik wilde antwoorden, maar net voor ik mijn mond kon openen, merkte ik dat Robert mij een knipoog gaf. Mevrouw van Keulen zag dat niet. Dat kon ook niet, want Robert zat naast haar en hij had zijn hoofd een klein beetje van haar weggedraaid. Ik keek hem aan. Robert keek strak terug. Toen gleed mijn blik van Robert naar mevrouw van Keulen. Ze lette niet op, constateerde ik. Ze keek verdrietig. Waarschijnlijk dacht ze aan haar hond.
Even aarzelde ik. Toch gingen er op dat moment geen gedachten meer door mij heen. Ik was leeg. Pas na een paar tellen hoorde ik mijn eigen stem die zei dat alles perfect in orde was.
| |
| |
Wat er daarna is voorgevallen, weet ik niet. Zelfs van het zetten van de handtekeningen is mij niets bij gebleven. Het enige dat ik mij herinner is de stilte in mijn hoofd. Ik hoorde niets. Ik zag niets. Ik voelde niets.
Die avond werd ik door Lex en Robert getrakteerd. Ze stonden om mij heen en proostten op mijn eerste klant.
|
|