wijze die in de reguliere huizen alleen te verkrijgen viel tegen contante betaling.
‘Dat kunt u ze niet kwalijk nemen,’ zei de president.
‘Dat doe ik ook niet,’ zei Madame Coralie. ‘Ik neem het de vrouwen kwalijk. Zij hebben het recht niet om ons hier het brood uit de mond te stoten. Don Manuel, u bent een man van het volk, u bent niet een van die aristocraten. Wat zal het land ervan zeggen als u toestaat dat wij door zulke onderkruipers naar de kelder gaan? Ik vraag u, is dat rechtvaardig, is dat eerlijk?’
‘Maar wat kan ik doen,’ zei de president.’ Ik kan ze geen dertig dagen in hun kamer opsluiten. Wat kan ik eraan doen als die buitenlandse vrouwen geen fatsoen hebben?’
‘Voor arme meisjes is het wat anders,’ zei La Gorda. ‘Die moeten het hoofd boven water houden. Maar dat die vrouwen zulke dingen doen zonder dat ze gedwongen worden, nee, dat zal ik nooit begrijpen.’
‘Het is een slechte en verdorven wet,’ zei Carmencita.
De president sprong overeind en spreidde zijn armen uit.
‘Jullie gaan me toch niet vragen om een wet af te schaffen die ons land vrede en voorspoed heeft gebracht? Ik ben een man van het volk en ik ben gekozen door het volk, en de welvaart van mijn vaderland ligt mij na aan het hart. Echtscheiding is onze basisindustrie en de wet wordt alleen herroepen over mijn lijk.’
‘Oh, Maria Santísima, dat het zo ver moest komen,’ zei Carmencita. ‘En dat terwijl ik twee dochters heb op een kloosterkostschool in New Orleans. Ach, je hebt in ons bedrijf vaak narigheden, maar ik heb mezelf altijd getroost met de gedachte dat mijn dochters een goed huwelijk zouden sluiten en mijn bedrijf zouden erven als het mijn tijd werd om stil te gaan leven. Denkt u dat ik ze op een kloosterkostschool in New Orleans kan houden voor niks?’
‘En wie betaalt voor mijn zoon op Harvard als ik mijn huis moet sluiten, Don Manuel?’ vroeg La Gorda.
‘Wat mij betreft, mij kan het niet schelen,’ zei Madame Coralie. ‘Ik ga terug naar Frankrijk. Mijn lieve moeder is zevenentachtig en veel langer heeft ze niet te leven. Het zal een troost voor haar zijn als ik de laatste jaren die haar resten aan haar zijde doorbreng. Maar het is het onrecht dat pijn doet. U hebt vele blijde uren doorgebracht in mijn huis, Don Manuel, en het kwetst me dat u ons op zo'n manier laat