| |
| |
| |
Grote hel
Guillermo Martinez (Vertaling Peter Valkenet)
Een klein dorp is een grote hel
Argentijns gezegde
Vaak als er geen mensen in de winkel zijn en alleen het gezoem van de vliegen te horen is, denk ik aan die jongen van wie we nooit te weten zijn gekomen hoe hij heette en die niemand in het dorp later ooit nog ter sprake heeft gebracht.
Om een reden die ik niet kan begrijpen zie ik hem altijd voor me zoals hij de eerste keer voor me stond, met die stoffige kleren, een beginnende baard en vooral dat lange, onverzorgde haar dat bijna tot over zijn ogen viel. Het was het begin van de lente en daarom dacht ik, toen hij de winkel binnenkwam, dat hij een rugzaktoerist was die op weg was naar het zuiden. Hij kocht blikjes eten en mate, of misschien koffie; terwijl ik de rekening opmaakte keek hij naar zijn weerspiegeling in de etalageruit, streek het haar van zijn voorhoofd en vroeg of ik een kapper wist.
Puente Viejo telde in die tijd twee kapperszaken; nu denk ik dat als hij naar de zaak van de oude Melchor was gegaan, hij nooit de Française was tegengekomen en niemand over hem zou hebben geroddeld. Maar goed, de kapperszaak van Melchor lag aan de andere kant van het dorp en bovendien denk ik dat wat er later gebeurde sowieso niet te voorkomen was geweest.
Feit is dat ik hem naar de zaak van Cervino stuurde en het lijkt erop dat, terwijl Cervino hem knipte, de Française haar opwachting maakte in de zaak. En de Française keek hem aan zoals ze alle mannen aankeek. Daar begon de hele ellende mee, want de jongen bleef in het dorp en iedereen dacht hetzelfde: dat hij bleef vanwege haar.
Cervino en zijn vrouw hadden zich nog geen jaar daarvoor in Puente Viejo gevestigd en we wisten maar heel weinig van ze. Ze gingen met niemand om, zoals in het dorp niet zonder verontwaardiging werd opgemerkt. In het geval van de arme Cervino was het gewoon verlegenheid, maar misschien was de Française, jawel, inderdaad een beetje arrogant. Ze kwamen uit de stad, ze waren de vorige zomer aan- | |
| |
gekomen, aan het begin van het seizoen, en ik herinner me dat toen Cervino zijn kapperszaak opende, ik dacht dat de oude Melchor wel snel failliet zou gaan, omdat Cervino een kappersdiploma had, een prijs had gewonnen bij een wedstrijd knippen met tondeuse, over een elektrische schaar, een haardroger en een draaistoel beschikte en plantaardige oliën in je haar deed, en zelfs spray als je hem niet op tijd tegenhield. Bovendien lag in de zaak van Cervino altijd de laatste El Gráfico in de lectuurbak. En vooral was er de Française.
Ik heb eigenlijk nooit geweten waarom ze de Française werd genoemd en ik heb ook nooit een poging gedaan om dat uit te zoeken; het zou een enorme desillusie zijn geweest als ik er bijvoorbeeld was achtergekomen dat ze in Bahia Blanca was geboren, of erger nog, in een dorp als dit. Hoe dan ook, een vrouw als zij had ik nog niet eerder gezien. Misschien was het simpelweg omdat ze geen bh droeg en je zelfs in de winter kon zien dat ze niets onder haar truitje aanhad. Misschien was het die gewoonte van haar om nogal schaars gekleed in de kapperszaak te verschijnen en zich langdurig voor de spiegel op te maken, waar iedereen bij was. Maar nee, er was iets aan de Française wat nog verontrustender was dan dat lichaam dat altijd de indruk wekte zich ongemakkelijk te voelen in de kleren waarin het was gehuld, iets wat nog ontregelender was dan de diepte van haar decolleté. Het was iets in haar blik. Ze keek je recht aan, ze keek je strak in de ogen, net zolang tot je ze neersloeg. Een provocerende, beloftevolle blik, die echter al gepaard ging met een fonkeling van spot, alsof de Française ons op de proef stelde terwijl ze op voorhand wel wist dat niemand de moed zou hebben, alsof ze allang had besloten dat geen man in het dorp tegen haar op kon. Met haar ogen provoceerde ze je en met haar ogen wees ze je smalend weer af. En dat alles in aanwezigheid van Cervino, die niets leek te merken, die zwijgend zijn best deed boven de nekken en soms met zijn schaar knipgeluiden maakte in de lucht.
Ja, de Française was in het begin de beste reclame voor Cervino, en zijn kapperszaak werd in die eerste maanden druk bezocht. Ik had me echter vergist in Melchor. De oude man was niet dom en won zijn klanten langzaam maar zeker terug: hij wist op een of andere manier aan pornoblaadjes te komen, die de militairen toentertijd hadden verboden, en later, toen het WK voetbal begon, legde hij al zijn spaargeld bij elkaar en kocht hij een kleurentelevisie, de eerste in het dorp. Vervolgens begon hij iedereen die het wilde horen te vertellen dat er
| |
| |
in Puente Viejo maar één kapperszaak voor mannen bestond: die van Cervino was voor homo's.
Toch denk ik zelf dat de reden dat veel mannen naar Melchor terugkeerden vooral moest worden gezocht bij, opnieuw, de Française: er is geen man die de spottende of vernederende blik van een vrouw lang verdraagt.
Zoals ik al gezegd heb, bleef de jongen in het dorp. Hij kampeerde even buiten de bebouwde kom, achter de duinen, vlak bij het grote huis van de weduwe Espinosa. In de winkel kwam hij weinig; hij kocht groot in, voor twee weken of een hele maand, maar hij ging wel elke week naar de kapper. En omdat het moeilijk te geloven was dat hij dat alleen maar deed om de sportkrant te lezen, begonnen de mensen medelijden met Cervino te krijgen. Want zo was het, in het begin had iedereen medelijden met Cervino. Het was ook niet moeilijk om met hem mee te voelen: hij had iets onschuldigs, iets engelachtigs over zich en lachte vaak, zoals de meeste verlegen mensen. Hij was buitengewoon zwijgzaam en leek zich soms terug te trekken in een ondoordringbare en verre wereld: dan kreeg hij een afwezige blik in zijn ogen en stond hij oneindig lang zijn scheermes aan te scherpen of met de schaar in de lucht te knippen en moest je hoesten om hem weer op aarde te laten terugkeren. Een paar keer had ik hem betrapt terwijl hij via de spiegel naar de Française keek, met een sprakeloze en geconcentreerde passie, alsof ook hijzelf niet kon geloven dat een dergelijke vrouw zijn echtgenote was. En het was pijnlijk om die devote, van elke argwaan gespeende blik te zien.
Aan de andere kant bleek het al even gemakkelijk om de Française te veroordelen, vooral voor de gehuwde en huwbare vrouwen van het dorp, die altijd al gemene zaak hadden gemaakt tegen haar vreeswekkende decolletés. Maar ook veel mannen hadden iets tegen de Française, in de eerste plaats de bekende haantjes van Puente Viejo, zoals ‘de Rus’ Nielsen, mannen die niet gewend waren aan de minachting, en al helemaal niet aan het sarcasme, van een vrouw.
En óf omdat het WK was afgelopen en er niets meer was om over te praten, óf omdat er al een tijdje geen schandaal meer was geweest in het dorp, gingen alle conversaties uiteindelijk over de jongen en de Française. Achter de toonbank hoorde ik steeds dezelfde dingen. Wat Nielsen op een avond op het strand had gezien: het was een koude
| |
| |
avond, maar toch hadden ze allebei hun kleren uitgetrokken, en ze moesten wel drugs hebben gebruikt, want ze deden iets wat Nielsen niet durfde te vertellen, zelfs niet in een gezelschap van alleen mannen. Wat de weduwe Espinosa had gezegd: dat ze door het raam altijd geluiden hoorde die uit de tent van de jongen kwamen en op gelach en gekreun leken, duidelijk geluiden van twee personen die lagen te ‘rollebollen’. Wat de oudste van de Vidals vertelde, namelijk dat in de kapperszaak, recht voor zijn neus en die van Cervino... Enfin, god mag weten hoeveel waarheid al die praatjes bevatten.
Op een dag viel het ons op dat de jongen en de Française waren verdwenen. Ik bedoel dat we de jongen niet meer zagen en dat de Française zich ook nergens meer vertoonde, niet in de kapperszaak en ook niet op het pad naar het strand, waar ze vaak liep. Het eerste wat iedereen dacht was dat ze er samen vandoor waren gegaan, en misschien omdat het idee van twee geliefden die samen op de vlucht slaan altijd iets romantisch heeft, of omdat het gevaar zich inmiddels op grote afstand bevond, leken de vrouwen nu bereid de Française te vergeven: het was duidelijk dat er in dat huwelijk iets niet goed zat, zeiden ze; Cervino was te oud voor haar, terwijl de jongen beslist niet onknap was... En lachend als medeplichtigen zeiden ze tegen elkaar dat zij misschien hetzelfde zouden hebben gedaan.
Maar op een middag toen er opnieuw over de kwestie werd gesproken was de weduwe Espinosa in de winkel, en de weduwe zei op geheimzinnige toon dat er volgens haar iets veel ergers was gebeurd; die jongen had, zoals we allemaal wisten, vlak bij haar huis gekampeerd, en hoewel zij hem ook niet meer had gezien, stond de tent er nog wel; en ze vond het heel vreemd - dat herhaalde ze, heel vreemd - dat ze waren vertrokken zonder de tent mee te nemen. Iemand zei dat de commissaris misschien moest worden gewaarschuwd, en de weduwe mompelde dat het in dat geval ook nuttig zou zijn om Cervino in de gaten te houden. Ik herinner me dat ik heel boos werd, maar niet goed wist hoe ik haar van repliek moest dienen; ik heb als regel dat ik niet met klanten discussieer.
Ik sputterde zwakjes tegen dat je zonder bewijs niemand zomaar mag beschuldigen, dat het mij onmogelijk leek dat Cervino, dat iemand als Cervino... Maar de weduwe onderbrak me: het was alge- | |
| |
meen bekend dat verlegen, introverte mensen die buiten zichzelf geraken het gevaarlijkst zijn.
We waren de zaak nog aan het bespreken toen Cervino in de deuropening verscheen. Er viel een oorverdovende stilte; hij moet hebben gemerkt dat we het over hem hadden, want iedereen probeerde een andere kant op te kijken. Ik kon zien dat hij rood werd, en meer dan ooit maakte hij op mij de indruk van een weerloos kind, iemand die nooit volwassen was geworden.
Hij plaatste zijn bestelling en het viel me op dat er weinig etenswaren bij zaten en dat hij geen yoghurt kocht. Terwijl hij betaalde, vroeg de weduwe hem recht op de man af naar de Française.
Cervino werd weer rood, maar nu langzaam, alsof hij zich vereerd voelde door zoveel belangstelling. Hij zei dat zijn vrouw naar de stad was gegaan om voor haar vader te zorgen, die heel ziek was, maar dat ze snel weer terug zou zijn, misschien al over een week. Toen hij weer zweeg, zag ik op alle gezichten een merkwaardige uitdrukking, die ik maar met moeite kon plaatsen: het was teleurstelling. Maar Cervino was nog niet vertrokken of de weduwe trok weer ten strijde. Haar had die huichelaar niet voor de gek gehouden, nooit meer zouden we die arme vrouw terugzien. En ze herhaalde zachtjes dat er een moordenaar rondliep in Puente Viejo en dat iedereen het volgende slachtoffer kon zijn.
Er ging een week voorbij, er ging een hele maand voorbij en de Française kwam niet terug. Ook de jongen werd niet meer gesignaleerd. De kinderen uit het dorp begonnen indiaantje te spelen in de verlaten tent en Puente Viejo werd in twee kampen verdeeld: zij die ervan overtuigd waren dat Cervino een crimineel was en zij die nog altijd verwachtten dat de Française op een dag weer zou opduiken, al werd die laatste groep, waartoe ik behoorde, steeds kleiner. Er werd rondverteld dat Cervino de jongen tijdens een knipbeurt de keel had doorgesneden met het scheermes, en de moeders verboden hun kinderen om in de buurt van de kapperszaak te spelen en vroegen hun mannen om weer naar Melchor te gaan.
Maar hoewel het misschien vreemd klinkt, raakte Cervino niet al zijn klanten kwijt: de jongens uit het dorp daagden elkaar uit om het lot te tarten door in de kappersstoel plaats te nemen en zich te laten scheren, en het werd een teken van mannelijkheid om met getoupeerd haar rond te lopen en spray te gebruiken.
| |
| |
Wanneer we hem naar de Française vroegen, herhaalde Cervino het verhaal van zijn zieke schoonvader, dat niet meer zo geloofwaardig klonk. Veel mensen groetten hem niet meer op straat, en we kwamen te weten dat de weduwe Espinosa tegen de commissaris had gezegd dat hij hem moest arresteren. Maar de commissaris had geantwoord dat zolang er geen lijken waren, hij niets kon doen.
Vervolgens begonnen de mensen in het dorp over de lichamen te speculeren: sommigen zeiden dat Cervino ze in de patio had begraven, anderen dat hij ze in stukken had gesneden en in zee had gedumpt, en zo werd Cervino een steeds monsterlijker wezen.
In de winkel hoorde ik over niets anders praten en ik begon een bijgelovige angst te ontwikkelen, het voorgevoel dat die eindeloze discussies zouden uitmonden in een catastrofe. De weduwe Espinosa leek op haar beurt helemaal door te draaien. Met een belachelijk strandschepje groef ze overal kuilen, waarbij ze op hoge toon verkondigde dat ze niet zou rusten voordat ze de stoffelijke overschotten had gevonden.
En op een dag vond ze ze.
Het was begin november, op een middag. De weduwe kwam de winkel binnen en vroeg of ik spades had, waarna ze heel luid, zodat iedereen het zou horen, verklaarde dat de commissaris haar had gestuurd om spades te halen en vrijwilligers te zoeken om in de duinen, achter de brug, te helpen graven. Daarna vertelde ze, waarbij ze de woorden langzaam tussen ons in liet vallen, dat ze met haar eigen ogen had gezien hoe een hond daar een menselijke hand aanvrat. Er liep een rilling over mijn rug; plotseling was alles waar. En terwijl ik de spades uit de opslagruimte haalde en de deur van de winkel achter me sloot, bleef ik maar, zonder dat ik het echt kon geloven, flarden van die afschuwelijke conversatie horen: ‘hond’, ‘hand’, ‘menselijke hand’.
Trots voerde de weduwe de groep aan. Ik droeg de spades en sloot de rij. Ik keek naar de anderen en zag dezelfde gezichten als altijd, de mensen die pasta en thee kochten in de winkel. Ik keek om me heen en zag dat er niets was veranderd, het was niet plotseling hard gaan waaien, er was geen ongewone stilte gevallen. Het was een middag als alle andere, op dat nutteloze tijdstip dat de meeste mensen uit de siësta ontwaken. Beneden werden de rijen huizen steeds kleiner en zelfs de zee, in de verte, zag er dorps en volstrekt gevaarloos uit. Heel even
| |
| |
meende ik te begrijpen waar dat gevoel van ongeloof vandaan kwam: zoiets kon niet werkelijk gebeuren, niet in Puente Viejo.
Toen we bij de duinen aankwamen had de commissaris nog niets gevonden. Hij stond met ontbloot bovenlijf te graven en de spade verdween zonder veel weerstand te ondervinden in het zand en kwam ook soepel weer naar boven. Hij wees met een vaag gebaar om zich heen. Ik deelde de spades uit en stak de mijne in het zand op de plek die er het meest onschuldig uitzag. Een tijd lang was er niets anders te horen dan het droge geluid van de metalen bladen die in het zand werden gestoken. Ik verloor mijn angst voor de spade en begon net te denken dat de weduwe zich misschien had vergist, dat het misschien toch niet waar was, toen we ineens een furieus geblaf hoorden. Het was de hond die de weduwe had gezien, een broodmager beest dat radeloos rondjes om ons heen begon te rennen. De commissaris wilde hem wegjagen door stenen naar hem te gooien, maar de hond kwam steeds weer terug en heel even leek het alsof hij de commissaris naar zijn strot zou vliegen. Op dat moment beseften we dat dit de plek was, en de commissaris begon weer te graven, almaar sneller, met een gedrevenheid die aanstekelijk was: de spades gingen allemaal tegelijk omhoog en omlaag, tot de commissaris riep dat hij ergens op was gestuit; hij groef nog wat dieper en het eerste lijk kwam aan de oppervlakte.
De anderen wierpen niet meer dan een vluchtige blik in de kuil en gingen onmiddellijk weer aan het werk, bijna enthousiast, om de Française te vinden, maar ik liep ernaartoe en dwong mezelf om goed te kijken. In het voorhoofd zat een zwart gaatje en de oogkassen waren gevuld met zand. Het was niet de jongen.
Ik draaide me om, om de commissaris te waarschuwen, en het was alsof ik in een nachtmerrie was beland: iedereen vond lichamen, het was alsof ze ontsproten aan de grond. Elke keer dat er een spade in het zand verdween, rolde er een hoofd weg of kwam er een verminkte torso tevoorschijn. Waar je ook keek zag je lijken, nog meer lijken, hoofden, hoofden.
Verdwaasd door de verschrikkingen liep ik van de ene kant naar de andere; ik kon niet nadenken, ik kon het niet begrijpen, tot ik een met kogels doorzeefde rug zag, en verderop een geblinddoekt hoofd. Ik keek naar de commissaris en de commissaris had het ook begrepen.
| |
| |
Hij gaf ons het bevel om daar te blijven, niemand mocht zich bewegen, en liep terug naar het dorp om instructies te vragen.
Van de tijd die het duurde tot hij weer terug was herinner ik me alleen het onophoudelijke geblaf van de hond, de geur van de dood en de figuur van de weduwe die met haar schepje tussen de lijken bleef wroeten terwijl ze tegen ons riep dat we door moesten gaan, dat we de Française nog niet hadden gevonden. Toen de commissaris terugkwam liep hij met zijn borst naar voren, met plechtige tred, als iemand die zich erop voorbereidt om bevelen uit te delen. Hij ging voor ons staan en droeg ons op de lijken weer te begraven, precies zoals we ze hadden aangetroffen. Allemaal pakten we onze spades weer op, niemand durfde iets te zeggen. Terwijl de lichamen weer onder het zand werden bedolven, vroeg ik me af of de jongen er ook niet tussen zou liggen. De hond blafte en rende als een bezetene heen en weer. Toen zagen we de commissaris op één knie in het zand zitten, met een wapen in zijn hand. Hij schoot eenmaal. De hond viel dood neer. De commissaris deed een paar passen naar voren, het wapen nog in zijn hand, en schopte hem in onze richting om hem samen met de lichamen te laten begraven. Voordat we naar het dorp terugliepen beval hij ons om hier met niemand over te praten en noteerde hij een voor een de namen van degenen die erbij waren geweest.
De Française was enkele dagen later weer terug in het dorp: haar vader was volledig hersteld.
Over de jongen werd in het dorp nooit meer gesproken. De tent werd gestolen toen het seizoen nog maar net begonnen.
|
|