tikt op de ruit. Als er geen ander meisje zit, laten ze haar meestal binnen. Soms ook als ze er daar al wel één hebben.
Ze probeert door haar mond te ademen. Om de kegel van wodka en bier niet te ruiken. Bij de kwelling van het gewrijf daar beneden heeft ze zich allang neergelegd, maar ze wordt onder die zware lijven zowat platgewalst. Als ze hevig ademt, haar gezicht rood van de plotselinge hitte, als ze hijgt, worden ze geil en komen ze sneller klaar.
Pijpen is het allerergste. Ze grijpen haar kleine hoofd vast en trekken het steeds verder naar zich toe, ze slaan zichzelf ermee, trekken aan haar haren en duwen zich diep in haar keel. Ze zou overgeven als haar maag met zo leeg was. Nog erger is dat ze met haar mond zo volgepropt door de neus moet ademen. En daar beneden, in hun onderbroek, daar stinken ze nog erger dan uit hun mond.
Als ze klaarkomen, gooien ze haar er direct eruit. Nog voordat ze hun broek hebben dicht geritst. Nog voordat zij tijd heeft gehad zich aan te kleden. Laat staan zich op te warmen. Hoe kun je in minder dan tien minuten warm worden als je naakt bent? Ze begint nog maar te ontdooien of ze sturen haar de kou weer in. Zelf kunnen ze gewoon in slaap vallen. Ter plekke, zoals ze zijn, met afgezakte broek, hangend, slijmerig lid en al. Zij hebben wollen dekens en pelzen om onder te kruipen. Ze hebben zelfs verwarming.
Wat zou ze graag op zo'n plek in slaap vallen, zich als een beer innestelen tot aan de lente, toegedekt en veilig in de zachte, strelende schoot van een deken van gevlekt kunstbont. Zelfs al was het met dit monster dat naast haar ligt te snurken en te ruften. Al was het maar voor een paar uur. Al was het voorgoed, denkt ze. In een eeuwige slaap vallen en er nooit meer uitkomen.
Wat heeft hij daarop tegen? Ze stoort hem toch niet? Ze neemt geen plaats in, ze houdt zich stil. Ze zal zich klein maken en zich in een hoek terugtrekken. Dat kan ze goed. Hij zal niet eens merken dat ze er is. Hij zal het 't volgende moment al vergeten. En zij zou 's morgens verdwenen zijn nog voordat hij zijn ogen had geopend. Maar hij laat haar niet blijven. Dat zal hij ook nooit doen. Al zou ze nog zo smeken. Hij zal geen medelijden met haar hebben, ook niet als ze huilt. Maar ja, dat kan ze toch niet. Ze is allang vergeten hoe het moet.
‘Hier, mama! Kom naar mij toe!’ toeteren de chauffeurs naar de hoeren. En die vallen aan als een school vissen op een enkele worm, een zacht en wriemelend roze wormpje. Happend naar die ene scherpe,