De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Vier gedichten
| |
Poemillas cianhidricos con un poco de lunaAdolescencia
Te espigas
Lento
Como los álamos
A la sombra
Lunar.
| |
[pagina 190]
| |
Jacht
Als de laster
mij bereikt
kan ik geloven
dat ik groot ben,
mij verheffen in heiligheid.
Als een schot hagel
je verwondt,
vogeltje,
blijft je niets over
dan huiveren
en sterven.
Caza
Si la infamia
Me alcanza
Puedo creerme
Grande,
Alzarme en santidad.
Si el perdigón
Te hiere,
Pajarillo,
Sólo te resta
Estremecerte
Y morir.
Vroege ochtend
In het bed
alleen,
charmant en mooi
de vrouw.
Welriekend
de lakens,
de nardussen open
in het halfdonker.
Haar man
klopt aan
bij het huis
daarnaast.
Madrugada
En el lecho
Sola
Pulcra y bella
La esposa.
Perfumados
Los linos,
Abiertos los nardos
En la penumbra.
El esposo
Llama
A la casa
De al lado.
| |
[pagina 191]
| |
Voorgevoel
Ik heb het voorgevoel dat ik nog maar heel kort te leven heb.
Dit hoofd van mij lijkt wel een smeltkroes,
het zuivert en verteert.
Maar zonder klacht, zonder teken van afschuw,
wil ik om een eind aan mij te maken dat op een wolkenloze namiddag
onder de heldere zon
uit een grote jasmijn een witte adder wordt geboren
die zacht en voorzichtig mij prikt in het hart.
Presentimiento
Tengo el presentimiento que he de vivir muy poco.
Esta cabeza mia se parece al crisol,
purifica y consume.
Pero sin una queja, sin asomo de horror,
para acabarme quiero que una tarde sin nubes,
bajo el límpido sol,
nazca de un gran jazmin una víbora blanca
que dulce, dulcemente, me pique el corazón.
Klacht
Heer, mijn klacht is deze,
Dat kunt u zich wel denken:
Van liefde sterf ik, maar
Ik kan niet liefhebben.
Ik streef naar het volmaakte
In mij en andere mensen.
Ik streef naar het volmaakte
Om lief te kunnen hebben.
'k Verteer mij in mijn vuur.
Ontferm u, Heer, ontferm u.
Van liefde sterf ik, maar
Ik kan niet liefhebben!
Queja
Señor, mi queja es ésta,
Tú me comprenderás;
De amor me estoy muriendo,
Pero no puedo amar.
Persigo lo perfecto
En mí y en los demás,
Persigo lo perfecto
Para poder amar.
Me consumo en mi fuego,
¡Señor, piedad, piedad!
De amor me estoy muriendo,
¡Pero no puedo amar!
| |
[pagina 192]
| |
Vlam
Mijn klacht opent het vruchtvlees
van het goddelijke hart
en zijn huivering
maakt fluwelig
het mos van de aarde.
Het zuurzoete amber
gesijpeld uit
de hemelsblauwe bloemen
valt om te bevochtigen
mijn dorstige lippen.
Rivieren van bloed
stromen van mijn handen
om te spatten op 't gezicht
van de mannen.
Op het kruis van de tijd
ben ik genageld.
Het verre rumoer
van de wereld, zoele vlaag
doet het zweet van mijn voorhoofd
verdampen.
Mijn ogen, schijnwerpers van angst,
trekken geheimzinnige signalen
over de verlaten zeeën.
En eeuwig rijst
de vlam van mijn hart
in spiralen
om de horizonten te verlichten.
Llama
Mi queja abre la pulpa
del corazón divino
y su estremecimiento
aterciopela
el musgo de la tierra.
Un ámbar agridulce
destilado de las
flores cerúleas
cae a mojar
mi labios sedientos.
Ríos de sangre
bajan de mis manos
a salpicar el rostro
de los hombres.
Sobre la cruz del tiempo
clavada estoy.
El rumor lejano
del mundo, ráfaga cálida,
evapora el sudor
de mi frente.
Mis ojos, faros de angustia,
trazan señales misteriosas
en los mares desiertos.
Y eterna,
la llama de mi corazón
sube en espirales
a iluminar el horizonte.
|
|