De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Essay | |
[pagina 95]
| |
De kolibrie van Emily Dickinson
| |
[pagina 96]
| |
ene huis bewoond door een broer met zijn familie, en in het andere de twee ongetrouwde zusters. Maar hoe ik mij ook inspande, het magische moment van te staan waar de dichteres stond, en te zien wat zij zag, veranderde niets: verscholen tussen de bomen, een groot huis dat van een willekeurige bemiddelde stadsbewoner had kunnen zijn. De enige op de plaats zelf verkregen informatie was dat de inboorlingen de naam van de stad uitspreken als Ammerst, zonder de h. Ik denk niet dat het zien van het interieur van haar huis veel aan het lezen van Emily Dickinson zou hebben toegevoegd, maar er zo aandachtig omheen te dwalen maakte mij wel ontvankelijk voor de toestanden om haar heen, en vooral voor de wonderbaarlijke samenloop van omstandigheden waaronder haar werk tenslotte gepubliceerd werd. De heldin van dat verhaal is Mabel Loomis Todd, die je soms vermeld ziet als degene die Emily Dickinson's teksten verminkte. Richard B. Sewall amendeert dat terecht in zijn biografie: ‘Hoewel zij haar nooit persoonlijk had ontmoet, moet gezegd worden dat Mabel Todd uiteindelijk dieper doordrong tot de “werkelijke” Emily Dickinson dan iemand anders in Emily's directe entourage.’ Mabel Todd vestigde zich in Amherst met haar man David, een astronoom, en maakte bijna meteen kennis met Austin Dickinson en diens vrouw Sue; zij werd verliefd op Austin en leerde Emily in feite kennen met hem als tussenpersoon, zonder haar ooit zelf te ontmoeten. Ze was een talentvol zangeres en schilderes en zong soms voor Emily, die buiten haar gezichtsveld op de trap zat, of zond haar een tekening; Emily stuurde haar in ruil bloemen, een glas sherry of een gedicht, ‘and we have a very pleasant friendship that way’. Een meer direct contact met haar is er nooit geweest, maar Mabel schreef in haar dagboek dat haar gedichten ‘full of power’ waren en zij was, zoals Sewall schrijft, ‘een van de zeer weinigen in Emily's leven die een getuigenis van onvoorwaardelijke waardering voor haar poëzie heeft achtergelaten.’ Op een dag, op 24 September 1882, twee weken nadat zij voor het eerst voor Emily had gezongen, stuurde Mabel haar een schilderij van bloemen genaamd ‘Indian Pipes,’ waarvan een latere versie gediend heeft voor de omslag van de eerste uitgave van Poems. Als antwoord, met de woorden: ‘I cannot make an Indian Pipe but please accept a Humming Bird,’ stuurde Emily haar het gedicht ‘A Route of Evanescence’ [1489]: | |
[pagina 97]
| |
A route of Evanescence,
With a revolving wheel -
A Resonance of Emerald
A Rush of Cochineal -
And every Blossom on the Bush
Adjusts it's tumbled Head -
The Mail from Tunis - probably,
An easy Morning's Ride
Dit moet volgens Sewall een van Emily's favoriete gedichten zijn geweest, want ze had het ook al aan andere mensen gestuurd. In de biografie staat een reproductie van een vroege handgeschreven versie, vergezeld van enkele keuzewoorden. Zoals Mabel Todd later schreef: een latere versie gaf vier vervangende woorden in de regel ‘With a revolving wheel’ (...) Onderaan de bladzijde staat geschreven ‘with a delusive/ dissembling/ dissolving/ renewing wheel’. Toen zij de gigantische taak op zich nam om deze gedichten te redigeren waren dit het soort kwesties waar Mabel over moest beslissen. Ze noteerde: ‘Maar in dit geval, zoals in veel andere, koos ik het woord waar zij kennelijk de voorkeur aan gaf, in haar eigen laatste versie. In de vele gedichten waarin verschillende woorden ter keuze werden aangeboden, leek het vaak of de vervangende woorden alleen maar dienden om haar bedoelingen duidelijker te maken, om twijfel weg te nemen, en bijna nooit om rijm of ritme aan te passen.’ Hoe meer je over Mabel Todd leest hoe meer je je verwondert over het vreemde toeval van haar aanwezigheid, precies toen ze nodig was. Na de dood van Emily vond haar zuster Vinnie de kleine schriftjes met gedichten en wilde die publiceren. Sue, de vrouw van Austin, zei dat ze deze taak op zich zou nemen, maar de tijd verstreek en er gebeurde niets; en zo wendde Vinnie zich tenslotte tot Mabel Todd, die een groot deel van haar leven aan het werk besteedde - jaren van kopiëren, redigeren, corresponderen met de uitgever, en dit alles in samenwerking met Thomas Wentworth Higginson die, zoals Sewall schrijft, ‘Emily's betoverende denkbeelden altijd had bewonderd, maar de vorm van haar gedichten consequent had betreurd en nooit had aangedrongen op publicatie.’ De gedichten verschenen in diverse bundels, door Higginson voorzien van titels en met veranderingen in de tekst. Er bestaan tegen- | |
[pagina 98]
| |
woordig geautoriseerde edities die beweren precies te zijn hoe de dichteres ze bedoeld had, maar dat weet niemand. Mabel Todd en haar man kwamen tegenover de Dickinsons te wonen; haar liefdesaffaire met Austin Dickinson duurde tot diens dood. Hij stierf, zoals Mabels dochter Millicent Todd Bingham schreef in Ancestors' Brocades: the Literary Debut of Emily Dickinson (NY Harper 1945) ‘zonder ooit vermoed te hebben dat zijn zuster een groot dichteres was geweest.’ De affaire tussen Mabel en Austin was stormachtig en hartstochtelijk - of dat vonden ze in elk geval zelf, maar er zou nu weinig aandacht aan worden geschonken als Mabel niet ook de eerste was geweest die de waarde van de poëzie van Austins zuster had onderkend. In de nasleep daarvan kennen wij ook allerlei intieme details over hun liefdesrelatie (er bestaat zelfs een heel boek dat daaraan gewijd is - Austin and Mabel: the Amherst Affair and Love Letters of Austin Dickinson and Mabel Loomis Todd door Polly Longsworth, NY, Farrar Straus Giroux, 1984). Ook heeft Mabel Todd een eigen hoofdstuk, onder de titel ‘An Erotic Record,’ in The Bourgeois Experience van Peter Gay (Victoria to Freud, Vol 1. Education of the Senses; NY, Oxford UP. 1984), en dat is weer omdat zij een gedetailleerd verslag bijhield van haar erotische ervaringen - met haar minnaar zowel als met haar man. De hemel weet hoeveel vrouwen in het Victoriaanse tijdvak bijhielden op welke dagen ze de liefde bedreven, zoals Mabel deed (ook om redenen van geboortebeperking), in dagboeken die zijn verbrand of ongelezen weggegooid; maar die van Mabel en haar man bleven bewaard en liggen veilig in de bibliotheek van Yale. Haar man was op de hoogte van de affaire met Austin, ze besprak zelfs details ervan met hem, en ook Austins vrouw Sue wist ervan, hoewel zij aanzienlijk minder tolerant was. In feite lijkt iedereen ervan geweten te hebben, met inbegrip van Emily zelf. Austin en Mabel ontmoetten elkaar vaak in de eetkamer van de Homestead; soms, volgens een van de bedienden, uren achter elkaar; ik vraag me af of dat er ook bij verteld wordt tijdens de rondleidingen in het huis. Overspel in de eetkamer, hoe Victoriaans ook, gaat niet boven onze verbeelding. Van de levendige Mabel Todd zelf kan men zich zonder veel moeite een voorstelling maken, evenals van haar man de astronoom, die met onmenselijke inspanning drie keer de wereld afreisde om drie zonsverduisteringen te zien, die alle drie schuilgingen achter | |
[pagina 99]
| |
het wolkendek. Ook Austin Dickinson, met zijn vreemde haardos en zijn tirannieke vrouw, zijn goed voorstelbaar. Maar degene met wie dat moeilijk blijft is Emily zelf. Haar poëzie deelt weinig mee over haar persoonlijke leven en is hoe dan ook niet gemakkelijk te begrijpen. Haar geest ontsnapt telkens langs een raaklijn - iets dat overigens wel zorgt voor intrigerende lectuur, zelfs wanneer je het maar half hebt begrepen; het eenvoudigst is te volstaan met het erkennen van haar genialiteit. Het helpt om veel van haar te lezen, en vaak te herlezen eveneens, zoals een tekst in een vreemde taal soms opeens begrijpelijk wordt nadat men zich er tien keer het hoofd over heeft gebroken. En we kunnen profiteren van de inzichten van lezers en critici die ons zijn voorgegaan en ons verteld hebben waar we op moeten letten. Maar Mabel Todd en de andere vroege lezers moesten het doen zonder die steun, ze hadden geen enkel aansluitingspunt. Het is een opwindende gedachte de eerste lezer van Emily Dickinson te zijn: misschien was een gezonde belangstelling voor seks een voorwaarde. In elk geval, hoewel het kennen van Mabel Todd ook niet echt helpt om Emily Dickinson te begrijpen, er is geen twijfel aan dat de dichteres en het nageslacht haar grote dank verschuldigd zijn. Want de inspanning die Mabel Todd aan Emily Dickinson wijdde was werkelijk heroïsch; ze kreeg niet alleen te maken met de praktische moeilijkheden verbonden aan het redigeren van een omvangrijk oeuvre, maar ook met allerlei excentrieke en lastige mensen, te beginnen met leden van de familie Dickinson, leidend tot een pijnlijke rechtszaak over vastgoed. Zij verzamelde en redigeerde ook Emily Dickinson's brieven, eveneens een omvangrijk werk, dat nog juist op tijd zijn beslag kreeg: naar de in New England geldende traditie werd kort na iemands overlijden alle privé-correspondentie vernietigd. Haar dochter geeft een voorbeeld van het soort moeilijkheden waar zij mee te maken kreeg toen zij probeerde Emily's uiterlijk te beschrijven voor de Brieven-uitgave: ‘Het gaat om het kapsel. Mrs Ford zei “dat het gegolfd was, over haar hele hoofd.” Zo herinnerde Mrs Ford het zich. En aangezien Miss Vinme [de zuster van Emily] het zo prefereerde werd deze beschrijving aangehouden, in weerwil van het feit dat andere jeugdvriendinnen van Emily volhielden dat ze sluik haar had. Dit wordt ook bevestigd doordat Emily geen gegolfd haar heeft op de enige foto van haar genomen tijdens haar leven.’ - Dat waren mensen | |
[pagina 100]
| |
die Emily, in tegenstelling tot Mabel, zelf ontmoet hadden, en men kan zich voorstellen hoe het haar te moede was: ‘Zij vertelde mij over haar wanhoop wanneer de oude dames het onderling niet eens waren.’ Zoals Mabel Todd de uitgave van Emily Dickinson beheerd heeft, zo beheerde haar eigen dochter de hare; haar boek is een eerbewijs aan haar moeder in de vorm van brieven en dagboekaantekeningen. De dochter kon zich er blijkbaar niet toe brengen melding te maken van haar moeders affaire met Austin Dickinson, maar zij geeft wel een aantal vroege kritieken van Emily Dickinsons gedichten, waaronder zeer giftige, zoals een van Andrew Lang. Later herzag Lang zijn mening enigszins en schreef dat ‘one turns over Miss Dickinson's book with a puzzled feeling that there was poetry in her subconscious, but that it never became explicit.’ Van een andere criticus is de opmerkelijke formule, in een brief: ‘The first stanza of the Humming Bird is a surprise of the true lyrical sort: but the second reflects back badly on the sheen of its predecessor. Pardon me for saying that Miss Dickinson's verse suggests to me a superb brain that has suffered some obscure lesion which now and again prevents the filling out of a thought - as if a cog slipped in some fine wheel just at the point of consummation.’ Bij dit soort commentaren moet men er haast dankbaar voor zijn dat Emily Dickinson haar eigen werk nooit in druk heeft gezien, en er nooit besprekingen van heeft moeten lezen. De positiefste vroege bespreking was van de hand van William Dean Howells, in Harper's. Hij was bevriend met Mabel Todd; zij zorgde niet alleen voor een uitgave van de gedichten, maar ook, als een goede zaakwaarnemer, voor een serieuze bespreker. Howells stuurde haar zelfs een drukproef van zijn artikel. ‘Terribly unsparing many of these strange poems are,’ schreef hij, ‘but true as the grave and certain as mortality’. Hij schreef ook over haar retraite uit de wereld: ‘There is no hint of what turned her in life upon itself, and probably this was its natural evolution, or involution, from tendencies in the New England, or the Puritan, spirit.’ Na mijn vergeefse bezoek aan het woonhuis Dickinson - zelfs als je daar was geweest tijdens Emily's leven moest je, zoals Mabel Todd, genoegen nemen met het besef van haar aanwezigheid daarboven aan de donkere trap - ging ik van Massachusetts door naar Vermont. New England heeft zelfs nu nog iets dat iets duidelijk maakt over de | |
[pagina 101]
| |
Dickinsons; het ziet er niet uit als een oord waar de mensen een opmerkelijk luchthartige benadering van het leven hebben, en toevallige ontmoetingen op doorreis maken duidelijk dat er meer dan genoeg ruimte overblijft voor excentriciteit. Of het huis gesloten is of niet, Amherst is zeker een bezoek waard, de naam geeft een speciale glans aan de kaart en de geesten van de Dickinsons en de Todds spoken er nog rond. Je zult de dingen nooit zien zoals Emily Dickinson ze zag, hoewel ik, in de wildernissen van Vermont, uit het hotelraam keek en een werkelijke route of evanescence zag: voor het eerst in mijn leven een echte levende hummingbird, een kolibri.Ga naar voetnoot* |
|