De Tweede Ronde. Jaargang 30(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Twee gedichten Mayra Verheyen Santenkraam Ik sta voor je graf - onderaardse stad alle straten, vertrekken uitje bestaan nagebootst vers geasfalteerd, behangen, gestoffeerd nachtlampje eeuwig aan tegen boze geesten bij je bed toverdrankjes, bezwerend dagboekgezang; treinen waar je niet onder kwam, bruggen waar je niet afsprong fiets, blijven staan op het viaduct dat jouw val brak; en iedereen die op je bühne langskwam - wij, en zeker de dronkaard die jou aanreed na een feestje - ging mee in de stoet, het donker tegemoet, om jou te dienen Ik heb je in een grafgewaad geregen - 1001 jade plakjes aan een gouddraad opdat je niet zou ontbinden, legde ik je in een landschap in - kwikzilverig meer, springlevende rivier, wilde rozen die pas met mij zouden vergaan; en dagelijks klonk mijn om mani padme hum, opdat er iets was in de malende kaak van mijn herinnering (Natuurlijk is het bedrog, er is iets, dan iets niet, nooit meer zo, nooit zo geweest) En, al druiste het in tegen je ongeschreven wet ik heb het toch gedaan het koelelement onder je sloeg aan, jij schokte zichtbaar na in je laatste rust ik drukte op de sluiterknop, klik, klik - opdat er iets zou zijn in de malende kaak, in de binnenste nis van het mechaniek werd met donker en licht een uitsnede van jou gebaard je hart - lichtschuwe bloem - sloeg ongezien en sloeg om mij te behoeden [pagina 72] [p. 72] Natuurlijk liet je alle grafgiften onuitgepakt - net als de bovenwereld was de hele onderkermis zonder grond voor jou - ongenode gasten die van je hoopten mee te eten, keerden op hun schreden terug jij, nog geladen met het voltage van een warhoofd had je handen vol aan het ontwarren van - niets De foto raakte zoek zoals een laatste foto zoek hoort te raken (Had ik hem uit doodsangst te goed weggestopt?) Kraaienoog Het kraaienoog van de camera bekrachtigt zo kort voor het eind je bestaan met het waarmerk van echtheid; dat de kraai als brutaal en roofzuchtig geldt, azend op lijken, een onheilsbode stelt jou gerust, zijn schrandere oog biedt troost, je spreekt het toe als enige getrouwe tot in de dood, en stort je hart uit, in zijn wakkere blik bloei je op; dat zijn speurdersoog niets ontgaat wat eetbaar is maakt je adem lichter, licht genoeg om na dít leven een nieuw gedenk te sterven, een volgend eet of word gevreten te wensen; zijn rauwe oogslag maakt je bros genoeg om over de onfilmbare tussentijd heen naar een andere echtheid te durven reiken - Vorige Volgende