ven niet van elkaar getuige te zijn terwijl we lachen, dan zijn we alweer doorgelopen.
Als ik boodschappen heb gedaan en hij komt eraan, kan het zijn dat hij wacht tot hij mijn boodschappen in de plastic tas ziet. Wijn is altijd een inkoppertje. Laatst liep ik met een pak closetrollen (12) naar mijn huis. De huisarts riep uit de verte, wijzend naar mijn bagage, dat hij me morgen op het spreekuur verwachtte.
Dit soort dingen.
Ik ben iemand die aan dit alles eigenlijk niet moet denken, maar tussen mijn huisarts en mij mag het, het is zo'n gewoonte die bij de dynamiek van het alledaagse is gaan horen, bij het leven in een straat aan een Amsterdams park, een manier van groeten, zoiets.
Misschien maakt hij zich zorgen om mij, ik weet het niet. Hij zal niet voor niets luchtig doen als ik in zijn spreekkamer zit. Hij heeft het graag over boeken, hij leest vooral joodse schrijvers. Hij zegt dat als hij gaat tennissen hij altijd een paar pijnstillers slikt, hij heeft net als ik last van zijn knieën - ik zeg dat ik er last van heb, hij lacht gezellig om mijn last en begint over pijnstillers tijdens het tennissen. Ik ga meestal optimistisch bij hem weg.
Soms zie ik ertegenop ergens over te beginnen.
Niet zo lang geleden was ik in Paradiso en de ochtend erop word ik wakker met pijn in mijn borst. Drie dagen later is die pijn onverdraaglijk. Het is zaterdag, mijn huisarts werkt dan niet, ik ga naar Spoedeisende Hulp. Daar vragen ze wat ik voel en als ik dat zeg, denken ze aan een klaplong. Het blijkt een gebroken rib te zijn. Ik begrijp er niets van, kan me in verband met mijn ribben geen ongelukkig moment herinneren. De arts die mij onderzocht en informeert, een jonge vrouw met kwetsbare ogen, geeft me een brief mee voor mijn huisarts. Die lees ik meteen even, er staat alles in wat ze me ook verteld heeft, maar ik doe toch net alsof die brief er niet is. Mijn huisarts vraagt vast hoe ik eraan kwam, een vraag die begrijpelijk is. Het ligt vooral aan mij, ik wil niet zeggen dat ik niet weet hoe die rib gebroken is.
De vrouw met de kwetsbare ogen belt me een paar dagen later op en vraagt hoe het met me gaat. Als ik zeg dat ik dat niet precies weet, wat ik meestal antwoord op de vraag hoe het met me gaat, vertelt ze dat ik niet een maar twee ribben heb gebroken.
‘Is dat erg?’ vraag ik.
Ze is een paar seconden stil.