[Nummer 3]
Voorwoord
Dit Herfstnummer introduceert een andersoortig thema: alle verhalen en gedichten hebben te maken met het medische bedrijf. Soms staat de arts centraal, vaker de patiënt. In Nederlands proza bijdragen van negen auteurs, onder wie één nieuweling: Wil Boesten. De Nederlandse verhalen gaan over zulke diverse zaken als een hoogst moderne hoofdpijntherapie, de wereld van Sacher Masoch, een bijna blind oog, een brullende oncoloog, een arts als beul (in een onherkenbaar veranderd Nederland), een oude vader, aidsvrees, podagra en een meelevende huisarts.
In Nederlandse poëzie werk van acht oude getrouwen, maar geen nieuwe namen; in Light Verse één, Atte Jongstra, die eerder proza bijdroeg. Graag attenderen we de lezers op de acht ‘elftallen’ van Jaap van der Born, die pseudo-medische wantoestanden goed gedocumenteerd aan de kaak stellen. In Essay kan men kennismaken met praktijkverslagen van seksuoloog Krafft-Ebing; Gerard de Vries biedt een aantrekkelijk overzicht van medici en medische perikelen in de literatuur.
In Vertaald proza zijn tien verhalen bijeengebracht, uit zeven taalgebieden (Amerika: Hemingway, Selzer, W.C. Williams, Denemarken: Seeberg, Oostenrijk: Schnitzler, Finland: Origo, Griekenland: Sfyrídis, Rusland: Tsjechov, Zosjtsjenko en Tsjechië: Jan Neruda). Aan de orde komen castratie, bijna levend begraven zijn, de bonus van een foutieve diagnose, het geheugen van een boreling, de totale prothese-mens, falende genadedood, de arts als kwitantieschrijver, een gevecht met een prille difteriepatiënt, de arts als heilige en medische folklore uit de Sovjet-Unie. In Vertaalde poëzie was nog maar plaats voor vijf dichters (Abse, Auden, Heme, Pasternak en Quevedo). Wij hopen dat dit nummer zijn weg zal vinden naar menige wachtkamer.
Martijn Boven is toegetreden tot de redactie.
Redactie