[Nummer 1]
Voorwoord
In dit Catalaans georiënteerde Lentenummer zijn de Nederlandse rubrieken rijk voorzien: er is proza van zes auteurs, onder wie een nieuweling die het stelt zonder voornaam, D.J.B. Veldman. Ook A.L. Snijders, wiens ZKV's (Zeer Korte Verhalen) in korte tijd een cultstatus hebben verkregen, verwelkomen we voor het eerst in ons blad; plaatsgebrek dwong ons de keuze te beperken tot een half dozijn, maar in volgende nummers komt er meer. De namen Amy Bais, Philip Snijder en Michael Spaan zijn intussen vertrouwd; Leo Jacobs, die preludeert op het Catalaanse thema, staat voor het eerst in Nederlands proza. Nederlandse poëzie bevat werk van zeven dichters, onder wie Frans Pointl en Philip Snijder, beiden meer bekend als prozaïst. In Light Verse begroeten we een nieuw talent, Hans Ree, die zich liet inspireren door de Catalaanse kant van de schaakgeschiedenis; Jaap van den Born, Kees Jiskoot en Drs. P geven hun vrijmoedig commentaar op de Catalaanse cultuur.
De rest van dit nummer is toegespitst op die cultuur en literatuur. Het Catalaans was een van de oudste cultuurtalen van Europa; daarvan getuigen in Vertaald proza Ramon Llull (veertiende eeuw) en in Vertaalde poëzie Ausiàs March (vijftiende eeuw). De taal werd lange tijd achtergesteld of onderdrukt, en de literatuur kwijnde navenant, maar sinds de dood van Franco hebben de ca. vijf miljoen Catalanen gezorgd voor een wedergeboorte, die onlangs haar bekroning vond in de Schwerpunkt-functie van Catalonië tijdens de laatste Buchmesse. Afgezien van de twee genoemde klassieken bevat dit nummer hedendaags werk van een twintigtal schrijvers en dichters. Ze laten een fraai en gevarieerd panorama zien van de Catalaanse literatuur, die zich kan meten met de literatuur van elk ander Europees land. Wij zijn Salvador Dalí, een van de auteurs van het geruchtmakende ‘Gele manifest’ uit 1928 (zie Essay), verplicht voor het omslag, dat de toepasselijke naam ‘Catalaanse lente’ draagt. Helena Overkleeft was gastredacteur van dit nummer.
Redactie