| |
| |
| |
'K ben Brahman, maar ik sta niet op de lijst...
Co Woudsma
Het is fijn én treurig om je bewondering voor iets of iemand met weinigen te delen. Enerzijds is het strelend om tot een elite te behoren, anderzijds frustreert het gebrek aan erkenning. ‘Maar dit is toch gewoon superieur? Ik ben toch niet gek?’
Zo ervaar ik al ruim dertig jaar dat de naam ‘Dèr Mouw’ bij nagenoeg niemand ook maar iets oproept. Dat iemand zijn middelbare school heeft afgemaakt, dat iemand nadrukkelijk in de Nederlandse poëzie is geïnteresseerd - dat zegt in dit geval niets. Een enkeling weet de relatief beroemde regel ‘'K ben Brahman, maar we zitten zonder meid...’ te produceren, maar dan heb ik het al over een zeer kleine minderheid.
In 1975 was ik veertien en zat ik in de derde klas van het Atheneum. Voor mijn plezier nam ik de bekende literatuurgeschiedenis annex bloemlezing (in twee delen) van Lodewick door. Tjonge, wat vielen de meeste gedichten en prozafragmenten mij tegen. Was dit nu die veelbezongen vaderlandse letterkunde?
Tot ik op een viertal heel vreemde gedichten stuitte. Ik was inmiddels in de jaren '10 van de twintigste eeuw beland. Jaren met veel zee, meeuwen, ouderwetse naamvalsvormen, noem maar op. En daar was dan plotseling een dichter die het over een draaiorgel had dat kwijldraderig gejank spuugt, over gespleten vingertoppen, over een aquarium, een dichter die hoopt dat zijn jeugdvriend, op wie hij verliefd was, niet meer leeft.
Zó kon het dus ook! Je hoefde je als dichter dus helemaal niet te beperken tot schrijven in een clichétaal over clichéonderwerpen. Alle woorden, alle onderwerpen waren toegestaan. Originele beeldspraak - ja, graag! En ook inhoudelijk waren er geen taboes.
Het spreekt haast vanzelf dat ook in 1975 de poëzie van Dèr Mouw niet in de boekhandel lag, en ook niet in de kasten van de Openbare Bibliotheek Weesp stond. Gelukkig kon ik bij de bibliotheek de drie delen poëzie van de Verzamelde werken aanvragen. Het lezen van die boeken was een koortsachtige, uitputtende ervaring, in positieve zin.
| |
| |
Inmiddels is het een generatie later. Ik ben nu zelf dichter (zei de muis tegen de olifant) en geef ook vaak les in dichten. Zelden tref ik een leerling die van Dèr Mouw gehoord heeft - althans, voordat ik mijn idool aan hem of haar opdring. Hoeveel straten en pleinen zijn er naar Dèr Mouw genoemd? Is er een Dèr Mouwprijs? Heeft zijn portret ooit op een bankbiljet gestaan? Toegegeven, in 1986 verscheen het Volledig dichtwerk en in 1980 en 2000 Komrij's bloemlezing 'K ben Brahman, maar we zitten zonder meid, maar anno 2007 is er niets, werkelijk niets van Dèr Mouw eerstehands te koop.
Dit voorjaar publiceerde het Letterkundig Museum een lijst (‘canon’) van de honderd grootste dode Nederlandstalige schrijvers. Een door het Museum benoemde commissie van deskundologen (Maarten Asscher, Geert Buelens, Sophie Levie, Marita Mathijsen, Nelleke Noordervliet, Cyrille Offermans, Frits van Oostrom, Pieter Steinz, René van Stipriaan en Joost Zwagerman, onder voorzitterschap van Anton Korteweg, directeur van het Letterkundig Museum) stelde de lijst samen. De gecanoniseerde schrijvers zullen - natuurlijk niet in eigen persoon - de komende jaren met elkaar de permanente expositie van het Letterkundig Museum vormen.
Toen ik van de canon hoorde zocht ik onmiddellijk - vol hoop maar ook door ervaring argwanend geworden - de website van het Museum op. Dèr Mouw ontbrak. Ik besloot meteen een virtuele brief aan het Letterkundig Museum te schrijven.
Geacht Letterkundig Museum,
Zojuist bekeek ik op uw website de lijst van de volgens u honderd grootste dode Nederlandse schrijvers.
Gelukkig: Couperus, Bordewijk en Reve ontbreken niet. Wel ontbreekt onze grote zeventiende-eeuwse erotische en mystieke dichter Jan Luyken. En tot mijn verbazing ontbreekt ook... de enige werkelijk grote auteur die de Nederlandse taal ooit heeft opgeleverd! Precies, Johan Andreas dèr Mouw (1863-1919), alias Adwaita.
U kent zijn werk, in elk geval zijn gedichten? Zijn revolutionaire spreektaaltoon zijn uiterst vernieuwende metaforiek, zijn enorme verrijking van het dichterlijke lexicon, zijn beeldenrijkdom, zijn filosofische diepzinnigheid?
Zijn enorme invloed op de naoorlogse dichtkunst, en heus niet alleen op de ‘sonnettenbakkers’?
| |
| |
U meent toch niet serieus dat bijvoorbeeld Marsman, Bomans en Carmiggelt grotere schrijvers zouden zijn?
U kent de mening van onder anderen Ter Braak, Bordewijk, Vestdijk, Buddingh', Hermans, Komrij en Rob Schouten over Dèr Mouws oeuvre?
In tegenstelling tot het werk van de Tachtigers is dat van Dèr Mouw nog perfect leesbaar.
Alstublieft, herstel deze vergissing snel!
(...)
Hoe moet onze enige dichter van internationaal formaat nu ooit wereldberoemd worden, als deze profeet niet eens in zijn eigen land wordt geëerd?
(...)
In deze verschrikkelijke Marco Borsato-tijd is het belangrijk dat de Nederlanders hun grootste dichter leren kennen.
Het lijkt me zo zonde van mijn tijd om hier actie voor te moeten voeren - toch zal ik dat doen als dit mailtje niet afdoende mocht blijken.
Ongerust wacht ik op uw antwoord.
Met vriendelijke groet,
Co Woudsma, dichter
Korte tijd later kreeg ik antwoord van directeur Anton Korteweg. Dit leidde tot mijn tweede mail:
Geachte heer Korteweg,
Dank voor uw sympathieke (maar helaas niet bevredigende) antwoord.
(...)
Dat u persoonlijk Dèr Mouw mist, dat doet me natuurlijk deugd. Wij zijn beiden blijkbaar fan (ik al 32 jaar, sinds mijn veertiende). Maar het is, vanzelfsprekend, geen antwoord op mijn vraag.
Even een terzijde. Je kunt je natuurlijk afvragen (...) of een lijst met de honderd grootste dode Nederlandse schrijvers niet puur een lijst van onze honderd grootste literaire schrijvers zou moeten zijn. Ik vind eigenlijk van wel. Er staan, zoals u zelf al aangeeft, heel wat schrijvers die in het algemeen niet tot de literatuur (bellettrie) gerekend worden op de lijst: Spinoza, Anne Frank etc. Personen die, mijns inziens, wellicht tot de honderd grootste Nederlanders behoren, maar daarom nog niet tot de honderd grootste schrijvers (kunstenaars, stilisten, scheppers van taalschoon- | |
| |
heid, of hoe je het ook wilt definiëren). Dan staan er ook nog eens veel schrijvers op de lijst die, naar het mij toeschijnt, vanwege hun ‘historische belang’ op de lijst staan (bijvoorbeeld Tollens en Carmiggelt). Er is dus, blijkbaar, gekozen voor een soort ‘politiek correcte’ van-alles-een-beetje-lijst. En níet voor een lijst met ‘simpelweg’ onze honderd beste schrijvers (ongeacht hun invloed of hun historisch belang of hun populariteit of hun representativiteit etc.). Dat vind ik erg jammer. Ik kan me een lijst met onze honderd grootste schilders (Bosch, Hals, Rembrandt, Fabritius, Vermeer, Van Gogh, Breitner etc.) voorstellen. Of - met meer moeite - een lijst van onze honderd grootste componisten (Sweelinck, Vermeulen, Schat etc.). Die lijsten zouden hoogstwaarschijnlijk puur esthetisch zijn. Zo zou er ook een puur esthetische lijst van onze honderd grootste, beste schrijvers gemaakt kunnen worden. Dat kan nog steeds! Tot zover mijn terzijde.
Ik heb niet de indruk dat, om het maar even ambtelijk uit te drukken, ‘mijn klacht in behandeling is genomen’, dat wil zeggen aan de commissie (die de lijst heeft samengesteld) is voorgelegd. Ik zou graag willen dat dat alsnog gebeurt. Ik hoop dat serieus naar mijn (in mijn eerste mailtje verwoorde) argumenten wordt gekeken. Ik ga er nog altijd maar vanuit dat Dèr Mouw over het hoofd is gezien, vergeten is (dat is al erg genoeg), en dat hij niet moedwillig buiten de lijst is gelaten. (...)
Want, laten we wel wezen: het gaat hier niet over een of ander twijfelgeval, een of andere randfiguur. (De een mist Pietje Puk, de ander mist Marietje Jansen.) (...)
Er zijn toch niet honderd Nederlandse schrijvers groter dan Dèr Mouw? Of zelfs maar tien? Dat kan een serieuze literatuurkenner toch niet menen?
Zouden de Duitsers een top honderd maken zonder Hölderlin en Rilke, de Engelsen een top honderd zonder Marveil en Hopkins (om maar wat voorbeelden te noemen)? Je mag toch hopen van niet!
Als Dèr Mouw blijft ontbreken, verliest die hele lijst (en de daarbij behorende toekomstige permanente tentoonstelling) haar waarde.
Ik hoop dat de zaak ‘in der minne geschikt kan worden’. Dat mijn (opbouwend bedoelde) klacht door de commissie in behandeling wordt genomen en dat Dèr Mouw alsnog (ten koste van een of andere onbetekenende, of althans minder grote figuur) op de lijst wordt geplaatst. Vergissing is toch menselijk? Het is toch geen schande als de commissie toegeeft Dèr Mouw over het hoofd gezien te hebben? En de commissie moet toch openstaan voor discussie en voor gefundeerde kritiek? Een van bovenaf opgelegde canon lijkt mij een onware canon, een namaak-canon.
Ik zou het echt héél vervelend vinden als ik actie moest gaan voeren. Ik ben beslist geen activist van nature. Maar als het nodig is, kom ik voor Dèr Mouw op. Natuurlijk niet in zijn belang, maar in het belang van de Nederlandse cultuur. Dat klinkt ietwat zwaar, maar het ís ook zwaar.
Zelfs als u Dèr Mouw half zo goed vindt als ik hem vind, staat u nóg aan mijn kant! Stelt u mij alstublieft niet teleur!
| |
| |
Met vriendelijke groet,
Co Woudsma
Er volgde weer een mail van Korteweg. Daarin stond dat Dèr Mouw bewust buiten de canon was gelaten. Korteweg stelde dat beroep niet mogelijk was maar ‘over een jaar of wat komt er ongetwijfeld een herkansing.’ Dit teleurstellende antwoord leidde tot mijn derde mail:
Geachte heer Korteweg,
Ach, wat jammer...
(...)
Uw mail is vriendelijk van toon, daarvoor ben ik u erkentelijk. Maar dat u weigert mijn elektronische bezwaarschrift(en) aan de commissie(leden) door te sturen, dat vind ik natuurlijk heel vervelend.
Een paar mensen die zonder inspraak beslissen wat de honderd grootste dode Nederlandstalige schrijvers zijn - dat kan niet kloppen. Hebben deze mensen de wijsheid in pacht? Vergeleken met Dèr Mouw zijn zij niet groter dan atomen. Waarom zouden juist déze mensen die top honderd kunnen samenstellen? En: wie heeft deze mensen benoemd?
Natuurlijk: je kunt zo'n lijst ook niet ‘democratisch’ laten vaststellen. Dan krijg je een lijst met Toon Hermans en Nel Benschop (vier miljoen verkochte dichtbundels!). Bij die niet zo lang geleden vastgestelde lijst van de honderd belangrijkste Nederlanders aller tijden eindigde Pim Fortuyn op de tweede plaats... Nee, de massa heeft de wijsheid zéker niet in pacht.
Maar een intelligente gedachtewisseling, een openstaan voor kritiek door literair onderlegde personen, dát is toch helemaal niet zo raar! Dat is, lijkt mij, zelfs een voorwaarde om die canon tot een ware canon te maken.
Getuige uw eerste antwoord vindt u dat Dèr Mouw wél in de canon thuishoort. Maar er zitten blijkbaar verschillende personen in de commissie die van mening zijn dat er honderd Nederlandse auteurs belangrijker zijn dan Dèr Mouw. Daarmee diskwalificeren ze zich. Want er zijn nul Nederlandse auteurs belangrijker dan Dèr Mouw. Aan de samenstelling van de lijst hebben dus verscheidene ondeskundige personen meegewerkt. Sowieso is een top honderd zonder Dèr Mouw van nul en generlei waarde, niet serieus te nemen en zeker geen canon.
Er zit voor mij dus niets anders op dan actie te gaan voeren. (...) Een canon zonder Dèr Mouw, dat vind ik onacceptabel. (Ook zou elk Nederlands huisgezin naast de
| |
| |
Bijbel Dèr Mouws Volledig dichtwerk in de boekenkast moeten hebben staan. Maar wordt daar aan gewerkt? Is er überhaupt al een Dèr Mouwgenootschap?)
Bij voorkeur samen met andere Dèr Mouwminnende dichters (m/v) zal ik mij beraden op volgende stappen.
(...)
Met vriendelijke groet,
Co Woudsma
Korteweg mailde terug dat het Letterkundig Museum toch zeker zelf wel mocht uitmaken welke schrijvers het exposeert, en dat het Rijksmuseum ook zelf beslist welke schilders worden tentoongesteld. Hierop volgde de laatste Dèr Mouwmail:
Geachte heer Korteweg,
Dank voor uw mail!
(...)
Natuurlijk mag het Letterkundig Museum helemaal zelf bepalen welke schrijvers het exposeert! Daar gaat het mij niet om! Al richt het Museum een Sonja Bakkerzaal in, al bouwt het Museum er een Kluunvleugel bij: wie ben ik om me daar mee te bemoeien?
Maar de vergelijking met het Rijksmuseum gaat niet op. Voor zover ik weet heeft het Rijksmuseum geen lijst uitgevaardigd met wat volgens deze instelling de honderd belangrijkste dode Nederlandse schilders zijn.
Het Letterkundig Museum heeft wél een top honderd gepubliceerd. Sterker: uw museum heeft voor het samenstellen van die lijst een externe commissie benoemd. Althans, ik ga er van uit dat niet alle commissieleden in dienst van het Letterkundig Museum zijn.
De vergelijking zou pas opgaan als het Rijksmuseum een externe commissie zou benoemen die vervolgens zou moeten bepalen wat de honderd belangrijkste dode Nederlandse schilders zijn (en de resulterende lijst zou publiceren).
U heeft met uw canon welbewust de publiciteit gezocht. Bovendien sluit uw canon aan bij de vorige twee canons: die van de honderd belangrijkste Nederlanders aller tijden (die rare lijst met Willem de Zwijger op de eerste, en Pim Fortuyn op de tweede plaats) en die van de honderd belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis.
| |
| |
Ik denk dat uw canon ook een soort voorbeeldfunctie heeft. U wilt, lijkt mij, invloed uitoefenen op het onderwijs. Schoolklasjes zullen uw Museum bezoeken en werkelijk gaan denken dat Tollens, Loveling, Ter Braak, Theun de Vries, Carmiggelt, Bomans etc. grotere schrijvers dan Dèr Mouw (of Luyken, of Van Oudshoorn) zijn. Dát lijkt me een kwalijke zaak.
Bovendien is het mijn indruk dat de schilderijenafdeling van het Rijksmuseum puur op esthetische gronden selecteert. (Op de historische afdeling zijn natuurlijk schilderijen met een louter historisch belang te vinden.) De schilders die in het Rijksmuseum hangen zijn ook écht onze grootste oude meesters. De personen die het beste/mooiste konden schilderen. (Waar nog bij komt dat het Rijksmuseum uiteindelijk schilderijen exposeert, en geen schilders.)
Nee, ik vind uw argument niet overtuigend. De vergelijking gaat niet op. Voor alles omdat de canon verder dan de muren van uw museum reikt.
(...)
Met vriendelijke groet,
Co Woudsma
Nadat Liechtenstein China voor de laatste maal gewaarschuwd had, moest ik natuurlijk de daad bij het woord voegen. Ik besefte dat ik een wel heel extreme Dèr Mouwfan ben (naar mijn stellige overtuiging is Adwaita de Rembrandt en de Vermeer van onze literatuur), maar zelfs iemand die precies 99 dode Nederlandse schrijvers beter dan mijn idool vond, zou nog in de op te richten actiegroep kunnen gaan zitten.
Ik legde contact met dichter en Dèr Mouwfan Patty Scholten en samen gingen we op zoek naar andere erkende en tot actie bereide fans. Uiteindelijk werd op 14 juli, in Leiden, in café De Grote Beer (een vaak in Dèr Mouws oeuvre schitterende constellatie) het zeer informele Dèr Mouwgenootschap opgericht.
Aanwezig waren, naast Patty en ik, Hans van den Bergh (republikeins Dèr Mouwkenner, een van de bezorgers van het Volledig dichtwerk uit 1986), Jos Damen (fan en, pikant genoeg, bestuurslid van het Letterkundig Museum) en Elisabeth Kaldas (fan). Afwezig met bericht waren: Marcel Fresco (filosoof en Dèr Mouwkenner, een van de bezorgers van het Volledig dichtwerk), Gerrit Komrij (onder veel meer samensteller van de genoemde Dèr Mouwbloemlezing) en Jan Kuijper (dichter en redacteur).
| |
| |
Sympathisanten van ons prille genootschap zijn de dichter en criticus T. van Deel en de dichter, schrijver, vertaler en essayist Paul Claes.
T. van Deel gaat samen met Hans van den Bergh een nieuwe uitgave van Dèr Mouws poëzie in de Deltareeks samenstellen. Paul Claes heeft (lang geleden) vijftien gedichten van Dèr Mouw in het Engels vertaald. Ze zijn bibliofiel gepubliceerd, onder de titel I'm Brahman.
Dichter en criticus Rob Schouten was ook aangeschreven, hij antwoordde niet maar reageerde toch op een sympathieke manier door zowel in Trouw als in Awater voor de canonisering van Dèr Mouw te pleiten. Volgens hem behoort Dèr Mouw zeker tot onze tien grootste schrijvers.
Wat wil het Dèr Mouwgenootschap bereiken? Kort gezegd:
1. | Dat Dèr Mouw alsnog in de canon van het Letterkundig Museum wordt opgenomen. |
2. | Dat Dèr Mouws poëzie in Nederland (en Vlaanderen) veel bekender wordt dan zij nu is. |
3. | Dat Dèr Mouw een internationaal bekende dichter wordt. |
Wat punt 1 betreft: als je een top honderd maakt, doe het dan goed! Wat punt 2 betreft: Dèr Mouw zou minstens zo bekend als Nijhoff en Achterberg moeten zijn. Wat punt 3 betreft: Dèr Mouw is een van de heel weinige Nederlandse dichters van internationaal niveau, hij heeft - ook internationaal - stilistisch en inhoudelijk iets unieks te bieden, hij is een figuur van het formaat van Rilke of Eliot.
Wat wil het Dèr Mouwgenootschap - overigens een informele organisatie, waar iedereen vrijblijvend lid van kan worden - concreet gaan ondernemen?
Allereerst publiciteit genereren. Direct, door media (kranten, tijdschriften, radio, tv, websites) te gaan benaderen. Indirect, door het organiseren van van alles en nog wat, zoals bijvoorbeeld Dèr Mouwnummers van literaire tijdschriften, tentoonstellingen (bijvoorbeeld in het Letterkundig Museum) en bijeenkomsten (onlangs was er al een bescheiden Dèr Mouwmanifestatie in Monnickendam). Maar er is meer waar we ons voor willen beijveren.
Belangrijk is de verkrijgbaarheid van het oeuvre. De in de Deltareeks te verschijnen uitgave zal de kern van Dèr Mouws poëzie bevatten:
| |
| |
Brahman I, Brahman II en de Nagelaten gedichten. Daarnaast zou het goed zijn als de goedkope en handzame Komrij-bloemlezing werd herdrukt. Maar het lijvige, uitvoerig geannoteerde Volledig dichtwerk zou ook verkrijgbaar moeten zijn. En de interessante filosofische geschriften van Dèr Mouw mogen ook niet vergeten worden.
In 1984 werd veel secundaire literatuur in Over J.A. dèr Mouw gebundeld, maar sinds die tijd is er her en der aardig wat verschenen, vooral van de hand van Fresco. Hoog tijd voor een nieuwe bundeling!
De door Paul Claes in het Engels vertaalde sonnetten zouden de kern van een door een Britse of Amerikaanse uitgever te publiceren bundel kunnen vormen. Alleen door middel van een goede vertaling - bijvoorbeeld een tweetalige editie met inleiding en notenapparaat - zal Dèr Mouw internationaal kunnen doorbreken.
Het Dèr Mouwgenootschap zou ook een website kunnen maken. Er zijn trouwens al een paar websites die aandacht aan Dèr Mouw besteden: de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren heeft interessante secundaire literatuur, Laurens Janszoon Coster heeft een aardige selectie gedichten en Remco van der Zwaag heeft een aantal door hem zelf in het Engels vertaalde gedichten op het web gezet. Google ‘dèr mouw’ of ‘adwaita’ en je merkt snel dat onze dichter, hoe onbekend ook, wel degelijk tot de virtuele wereld is doorgedrongen.
Een persberichtje van ons prille genootschap op de poëziewebsite De Contrabas leidde tot een aantal leuke reacties, initiatieven en ideeën. Zo richtte Wim van Til in zijn Poëziecentrum Nederland een kleine tentoonstelling over Dèr Mouw in. De dichter Bart F.M. Droog kwam met talrijke ideeën, waaronder: aandacht voor Dèr Mouw in het onderwijs, aandacht voor Dèr Mouw op poëziefestivals en bij poëzie-organisaties, het schrijven van een biografie en 2009 als Dèr Mouwjaar. Ook overweegt Droog een gedicht van Dèr Mouw in zijn repertoire als performer op te nemen.
Het begin is er. Als in 2019, honderd jaar na zijn dood, Dèr Mouw een begrip is en zijn poëzie algemeen bekend, is het DMG niet voor niets opgericht.
|
|