herleef je je leven na je dood. Je herleeft je eigen leven, maar je bent je ook bewust van wat anderen voelden en dachten van jou. Er is dan een soort onbegrijpelijke verbondenheid met alles en iedereen. Je ziet en voelt het leven dat je hebt geleefd in al zijn facetten (goede en slechte). De man in het gedicht staat aan de duizelingwekkende afgrond die zijn leven is.
De man kijkt weerloos in zijn ziel. - In de vorige regels heeft de man geluisterd, nu moet hij zien. Hij moet onder ogen zien wat hij gedurende zijn leven anderen heeft aangedaan. Alleen op die manier kan er sprake zijn van leren, en dus van een hopelijk beter volgend leven. Dat kijken zal geen pretje zijn.
't Is niet de dood die sart en nauwelijks eindigt,
maar het is angst, de ongeduldige, die spreekt.
- Hier neemt het gedicht een wending: het gaat niet meer over de man, maar over hoe mensen soms tegen de dood aankijken. De angst voor de dood kan een leven ernstig verzieken.
Wie luistert: hem zit de dood als waanzin
in zijn keel met tinteling en hoefgeklop,
een late ruiter op zijn schaduwpaard,
sneeuwstuivend, worgend. - Als je luistert naar de doodsangst, dan lijkt het of de dood al bezit van je neemt tijdens je leven; je hartslag verandert in het hoefgeklop van het schaduwpaard (een van de paarden van de Apocalyps?). De ongenoemde raad die in deze zinnen ligt verborgen, is om tijdens je leven niet te veel met de dood bezig te zijn; luister niet naar de angst.
Luister oor, hij beukt en bonkt,
hij komt, goddank, hij komt. - Als je dan tóch luistert naar die doodsangst, dan zul je denken dat je de dood zal horen naderen. Als het dan werkelijk zover is, zal de dood een bevrijding zijn, zoals de laatste zinnen van dit gedicht bevrijdend zijn na zoveel deprimerende zinnen.
Dèr Mouw probeerde in zijn gedichten uitdrukking te geven aan zijn diep religieuze (Hindoe-) inzicht dat de menselijke ziel (Atman) gelijk is aan de wereldgeest (Brahman). Met andere woorden, het ‘ik’, de waarneembare wereld en God vallen samen.
Het bijzondere bij het nieuwe gedicht is, dat niet alleen de woorden van Dèr Mouw dezelfde zijn gebleven, maar dat ook de inhoud religieus