De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Bekroonde gedichten
| |
[‘Aan Ninup; lof, o zoon van Nukimmut]‘Aan Ninup; lof, o zoon van Nukimmut
Verheven Oppergod! Verbrijzelaar!
Die mij de macht gaf over de Vier Landen
Dat ik de Grootste ben is zonneklaar!
Mijn vijands schatten vielen in mijn handen
Hun lijken hoopten zich tot bergen op!
Ik brak hun nek, verbrijzelde hun tanden
Verkrachtte vrouwen, gaf hun kat een schop
En waadde tot mijn schouders in hun bloed
Hun handen, voeten, neuzen sneed ik af:
Mijn rijk is een gigantisch massagraf!’
| |
[pagina 67]
| |
[De poëzie wordt nogal grof en ruig]De poëzie wordt nogal grof en ruig
Als je maar steeds op wraak en weerwraak broedt
Ook David wist van wanten in zijn psalmen:
‘Je voeten zullen waden in het bloed’Ga naar eindnoot2.
Zo hoorde men de vrome dichter galmen
‘Waarvan de honden likken met hun tong
Wij loven God met bladeren van palmen
En maken Hem ter eer een huppelsprong:
Sla dood, o Heer, dat onbesneden tuig
Maak onze vijand toch de allerdoodste
Want U, o God, bent toch de Allergrootste!’
| |
[Nou niet bepaald verheven poëzie]Nou niet bepaald verheven poëzie
Het geeft niet echt van overpeinzing blijk
Die vorsten waren ongelikte beren
Nee, dan het meer beschááfde Keizerrijk
Chinese keizers; waren dat geen heren?
Verfijnd, gecultiveerd en gracieus?
Van hun gedichten kun je nog wat leren
Zo hoogstaand en verheven - maar niet heus
Neem nou het werk van keizer Gong Chengyi:Ga naar eindnoot3.
Die was wel niet zo bloedbelust en plat
Maar Jezus, wat een mietje was me dat:
| |
[pagina 68]
| |
[Zie; de chrysant op Tao's schutting bloeit]Zie; de chrysant op Tao's schutting bloeit
Een duizendvoudig blad van jadegroen
Pluk uit dit woud een tak met gouden scharen
En zoemend rijst een bijenlegioen
Gevolgd door wolken vlinders; door de blaren
Verspreidt hun vleugelslag een lafenis
De schaduw maakt zijn rustige gebaren
In 't open raam - en gracieus en fris
Verheft een kelk zich naar de zon en groeit
Die geur en schoonheid zag ik in Pengze
Geen groter lof dan deze bloemenzee’
| |
[Maar koning HendrikGa naar eindnoot4. maakte het écht bont]Maar koning HendrikGa naar eindnoot4. maakte het écht bont
If Love now Reigned as it hath been, schreef die
En nóg een stapel kreupelrijmgedichtjes
Hij hekelde daarin de jaloezie
En prees de trouw, aanminnige gezichtjes
De vrouwenblos en ook hun ranke nek
Hij overdreef schijnheiligheid niet lichtjes
De man was zelf een grote vrouwengek
Al was zijn liefde verre van gezond
We hebben het hier wél over ‘de achtste’
En die vond menig vrouwenhals de zachtste
| |
[pagina 69]
| |
[Goed, koning JamesGa naar eindnoot5. schreef een demonenleer]Goed, koning JamesGa naar eindnoot5. schreef een demonenleer
En sprak zijn volk ook graag belerend toe
Helaas te vaak in sinterklaasgedichten
Aa bb cc; hij werd niet moe
Te wijzen op hun rechten en hun plichten
Maar een komeet legde hij netjes uit:
‘Laat u hierdoor niet geestelijk ontwrichten
Niets aan de hand, bij Koninklijk Besluit;
't Is geen bericht van Onze Lieve Heer’
Hoe bijgelovig hij normaal ook was
Die onrust kwam niet in zijn kraam van pas
| |
[‘Umwami si umuntu ni imaana’:]
‘Umwami si umuntu ni imaana’:
‘De koning is geen mens, hij is een god’
Ruanda kent óók poëzie en saga
En (merk hoe ik nu met de klemtoon spot)
Nyiraruganza NyirarumagaGa naar eindnoot6.
Verzamelde dat allemaal secuur
En als ik heel haar levenswerk eens naga
Dan redde die vorstin zo haar cultuur
(Heel anders dus dan onze Juliana)
Ze schreef ook poëzie, zo wordt verhaald
Maar daarvan is tot heden niets vertaald
| |
[pagina 70]
| |
[En hier is dan de keizer van Japan!Ga naar eindnoot7.]En hier is dan de keizer van Japan!Ga naar eindnoot7.
Die leest zijn versjes voor met oud en nieuw
En iedereen staat dan beleefd te klappen:
‘Ik verdrijf de tijd
Zittend bij mijn microscoop
Op een zomernacht
In mijn laboratorium
Terwijl een krekel zingt’
Vooruit, nog één:
‘Ons schip vaart voorbij
Het eiland van Oshima
Wij en de mensen
Op het strand van Seisho En
Heffen onze handen op’
Zo'n tanka is voor luiaards een cadeautje
Al is mijn versstructuur wel naar zijn grootje
| |
[Tot slot óns koningshuis; dat geeft niet thuis]Tot slot óns koningshuis; dat geeft niet thuis
‘Wij dansen poot aan poot’ en verder niksGa naar eindnoot8.
Dat was het wel, meer valt er niet te halen
Een nouveau riche als onze Beatrix
Is zo poëtisch als een gros garnalen
En ook haar vrienden halen net dat peil
De schat denkt literair te lopen pralen
Met dominee Ter Lindens vroom gekwijlGa naar eindnoot9.
Of godbewaarme, met Huub OosterhuisGa naar eindnoot10.
Ze denkt dat die taalkundig een genie is
En dat zijn broddellapwerk poëzie is!
|
|