Mao Tse-Tung (Mao Zedong) 1893-1976Ga naar voetnoot*
Rede op de nationale conferentie van de Chinese Communistische Partij over de kwestie van de terugkeer in het proletariaat en de brede volksmassa's door heropvoeding van de agressieve krachten der reactionaire, contra-revolutionaire, imperialistische, volksvijandige, feodale, bureaucratisch-kapitalistische, kleinburgerlijke, anti-marxistische, revisionistische, rechts-opportunistische, uitbuitende, klassevijandige grootgrondbezitters, bourgeoisie en compradores, alsmede de renegaten door kritiek en zelfkritiek.
Is onbevreesd en strijdt vol zelfkritiek
Hij laat zich energiek rectificeren
Reactionair en mandarijnenkliek
Die moeten wij methodisch corrigeren
Door overreding en concrete les
Door wetenschappelijk analyseren
- Liefst met een heel groot bot en roestig mes -
Zien die dan in wie zich hier heeft vergist
En op de collectieve boerderij
Zijn zij weer overtuigd van de Partij
|
-
voetnoot*
-
Waar het westelijk denken wordt gekenmerkt door rationaliteit en het oostelijke door spiritualiteit, legt de Chinese de nadruk op ethiek en omgangsvormen.
De ontwikkeling kent een dialectiek waarbij conjucianisme de these vormt, taoïsme en boeddhisme de antithese en na de 11e en 12e eeuwse renaissance het neoconfucianisme de synthese.
Het boeddhisme was de eerste invloed van buitenaf maar zo sterk verchineest dat het Chinese zenboeddhisme veel van het Indiase boeddhisme verschilt.
-
voetnoot*
-
Hij schreef Het klassieke boek over poëzie, Het klassieke boek over geschiedenis en Het boek over Li.
Het belangrijkste werk, Analecten (verzamelde gesprekken) is een verzameling aan hem toegeschreven leerstellingen.
Confucius richt zich op het sociale van de mens, niet op het goddelijke.
Dat accepteert hij, maar hij doet er geen uitspraken over.
In wezen is hij een humanist.
Hij is conservatief en benadrukt de waarde van traditionele rituelen, gedragsregels en familierelaties; wie trouw is aan zijn vader en zijn oudste broer is trouw aan de staat. Li (riten) geeft orde en ren (humaniteit, deugd) is het richtinggevende principe. Politieke stabiliteit wordt bereikt door moreel gezag; belangrijk is ‘De Correctie der Namen’: men neemt de rol op zich van de naam (rang en status) die men draagt want innerlijk en uiterlijk vallen samen.
-
voetnoot*
-
Hij was een altruïstisch utilitarist.
Belangrijkste deugd is liefde en niet familierelaties. Zorg is universeel en moet alle medemensen betreffen.
Deze deugd is niet goed in zichzelf maar heeft gunstige consequenties.
Liefhebben doe je door het vervullen van fysieke behoeften als voedsel en onderdak: het belangrijkste kwaad is partijdigheid en voortrekken.
Was tegen alles wat niet bijdraagt tot het welzijn, zoals muziek, dans en opzichtige rituelen vanwege de verspilling.
Ging volledig voorbij aan ‘ervaring’, ‘bewustzijn’, ‘innerlijk leven’ en emoties.
Goed is simpelweg dat mensen het goed hebben.
-
voetnoot*
-
Hij was de al dan niet historische grondlegger van het taoïsme.
Beïnvloedt tot vandaag het Chinese leven van bestuur tot kookkunst.
Volgens Het klassieke boek van de weg (Tao Tse Ching) beschrijft hij de aloude tijdloze Weg; waar het confucianisme yang is, noemen zij zich zich yin:
Tao is de vrouw, het kind en het water. Het is hoe men moet zijn, zich moet gedragen en het wezen van alle dingen, innerlijk en passief.
Door samen te vallen met Tao en alle zelfzucht los te laten, wordt een mens vervuld.
Kracht ligt in ogenschijnlijk zwakke potentie: ‘De wijze regeert zonder iets te ondernemen (wuwei) en verspreidt ideeën zonder woorden.’
Dat houdt geen dadenloosheid in, maar het niet tegen de natuur ingaan, het volgen van de gang van Tao.
Ook is Tao leeg (hsu): de leegte van een schaal met een oneindige capaciteit.
Niet de leegte van het boeddhisme: Tao richt zich op de wereld, de werkelijkheid van het Tao.
‘De wijze leeft in het dikke (substantie), hij verblijft niet in het dunne (oppervlakte).
Hij leeft in het fruit (de werkelijkheid), verblijft niet bij de bloem (de verschijning).’
-
voetnoot*
-
Hij was de mogelijk historische medestichter van het taoïsme
Verkoos natuur boven beschaving en geformaliseerd respect, eenvoud boven verfijning en dit op verfijnde wijze.
Ontwikkelde meditatieve technieken die op het dagelijks leven waren toegespitst, en een subtiele visie op kennis en taal.
‘Woorden hebben iets te zeggen,’ al is dat constant aan verandering onderhevig; ze hebben geen vastomlijnde betekenis.
Woorden zijn als een net waarmee men vissen vangt.
De betekenis is het belangrijkste (dat is de vis), heb je die gevangen dan kun je de woorden vergeten.
Het is niet mogelijk de betekenis van woorden bij voorbaat vast te stellen: die is altijd contextgebonden.
De wereld is kenbaar door directe waarneming, maar we kunnen er geen vaste objectieve vorm aan geven.
-
voetnoot*
-
Mencius voegde een metafysische dimensie toe aan het confucianisme: het universum betsaat uit chi, een vele gedaantes aanemende substantie - de mens is een mengsel van grove en fijne chi dat gecultiveerd wordt door het spirituele pad.
De mens is van nature goed en behept met de Vier Beginpunten, en de deugd komt voort uit instinctmatige reacties: ieder zal een kleuter tegenhouden die naar een put loopt.
De wijze leert de mensen te ontwikkelen wat zij van nature al hebben.
Waar Corfucius zei dat het ‘Mandaat van de hemel’ verviel als een vorst niet meer deugdzaam was, zei Mencius dat het volk dit bepaalde door ‘met de voeten te stemmen’: als een vorst deugdzaam is stroomt het volk toe, als hij niet deugdzaam is lopen de mensen weg.
-
voetnoot*
-
Hij bedacht een rücksichtslos, praktisch systeem om de macht te krijgen en te houden.
Centraal staat zelfzucht: de grootste bedreiging voor een vorst komt van zijn ministers, die door zijn reeks ‘Objectieve Standaarden voor Beloning, Straf, Promotie en Ontslag’ van gemanipuleer weerhouden zouden worden, waarbij het voorkwam dat bijvoorbeeld een officier die spontaan een succesvolle aanval ondernam, terechtgesteld werd wegens ongehoorzaamheid: ‘Het is niet zo dat de vorst niet tevreden is over de grote prestatie, maar het feit dat deze niet correspondeert met de woorden is zwaarwegender.’
Het bewind van de door zijn leerling Li Si (die zijn meester met succes wist te vergiftigen, een sterk argument voor zijn leer) geïnspireerde Qin Shih-huang-di was het meest genadeloze uit de geschiedenis.
Om het volk onwetend te houden werden alle boeken verbrand, behalve de keizerlijke collectie (die later verbrand is, zodat een groot deel van de literatuur uit het voorgaande tijdperk verloren ging).
De rigoureuze discipline maakte dat Qin alle staten overwon, China voor het eerst verenigde en met de bouw van de Muur de invallen uit het Noorden stopte, maar na de dood van de keizer raakte het rijk spoedig in verval.
Hanfei had gelijk toen hij dacht dat je een staat met ijzeren vuist kunt regeren, maar niet dat het volk ‘een oneindig aantal geboden’ en straffen zou accepteren. Het confucianistisch concept van het Mandaat van de Hemel, gebaseerd op deugdzaamheid, bleek toch stabieler.
-
voetnoot*
-
Van de twee in China actieve boeddhistische scholen ontwikkelde de dhyana-school zich tot de meest Chinese, vertaald als Chan, beter bekend als zen.
Werd in India naar binnen gericht gemediteerd, onder invloed van het taoïsme ontstond in China een naar de wereld gerichte meditatie die gewoon ‘verlichting’ betekende, geleidelijk nagestreefd of plotseling zoals bedacht door Huineng.
Volgens Huineng kon de boeddha-natuur niet vertroebeld raken en zijn wij ten diepste reeds boeddha's en kan door vrije meditatie samadhi bereikt worden, of ‘kalmte’.
‘Kalmte is het wezen van wijsheid en wijsheid is de functie van kalmte. Wanneer wijsheid zich manifesteert, schuilt er kalmte in. Wanneer kalmte zich manifesteert schuilt er wijsheid in... Zeg niet dat wijsheid op kalmte volgt of andersom, of dat ze verschillend zijn.’ Het zenboeddhisme accepteert alle dingen zoals ze zijn en ziet het lichaam dus niet als een belemmering.
De Noordelijke School (geleidelijke verlichting door zuivering van de geest) en de Zuidelijke School (plotselinge verlichting door het zien van de oorspronkelijke zuiverheid van de geest) accepteerden elkaars methoden. Na het verval in de twaalfde eeuw door de opkomst van het neoconfucianisme werden ze populair in Japan; de Zuidelijke School als het rinzai-zenboeddhisme van Eisai en de Noordelijke School als het soto-zenboeddhisme van Dögen.
In de 20e eeuw werd Zen populair in het Westen door de eenvoudige, directe ervaring, verantwoordelijk voor veel drieregelige versjes.
-
voetnoot*
-
Het universum is één, maar er zijn vele manifestaties.
Ren, deugdzaamheid, of medemenselijkheid vormt één lichaam met het universum. De verenigende kracht in het universum is li (het principe), overal aanwezig en onveranderlijk en gelijk aan het Verheven Uiterste, vergelijkbaar met het Absolute in de Indiase filosofie en het Goede bij de Grieken.
‘Het Verheven Uiterste is gelijk aan de top van een huis of het eind van de horizon waarachter niets meer is. Het is het uiterste van het principe.
Yang is actief en yin is kalm. In hen is het niet het Verheven Uiterste dat actief of kalm is. In hen huizen simpelweg de principes van activiteit en kalmte.
Principe is niet zichtbaar; het wordt zichtbaar door yin en yang.
Principe hecht zich aan yin en yang als een ruiter die schrijlings op zijn paard zit.
Zodra yin en yang de vijf elementen voortbrengen worden ze ingesloten door de fysieke natuur en gedifferentieerd tot individuele dingen, elk met zijn eigen natuur.
Maar het Verheven Uiterste is in elk ding.’
-
voetnoot*
-
Hij was de grondlegger van de empirische ‘School voor Onderzoek op Basis van Bewijzen’ die objectiverend en kritisch over onderwerpen van filologische, historische en wiskundige onderwerpen redeneerde, met als doel een moraalfilosofie op te bouwen en toe te passen.
Keerde zich tegen de polariteit van principe en verlangen en betoogde dat ‘principe bestaat uit gevoelens die juist zijn.’ Het huist niet in het bovennatuurlijke maar in het hart en is niet gescheiden van bloed, ziel, geest en adem.
In plaats van zich terug te trekken uit de wereld moet men er actief aan deelnemen. ‘Anderen laten leven maar zelf niet leven is tegennatuurlijk.’
Alle handelen zou louter een aansporing moeten zijn verlangens te bevredigen en gevoelens te uiten, niet als hedonisme maar als volledige deelname.
-
voetnoot*
-
Hij was dialectisch materialist met confucianistische trekjes.
Volgens zijn dialectiek eindigde die niet in een stabiel en gelukkig evenwicht, maar is het kenmerk ‘conflict.’
Bij elke revolutie ontstaan contrarevolutionaire elementen binnen de machtsstructuur zodat een ‘permanente revolutie’ nodig is om haar steeds uit te zuiveren.
Kennis komt voort uit ervaring en is hetzelfde als betrokkenheid.
Volgde de confucianistische ‘doctrine van het midden’: na een periode van turbulente veranderingen volgde een periode van rust, waarbij soms veranderingen werden teruggedraaid als voorbereiding op een nieuwe periode van onrust.
|