De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
De verering van Quirina T.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 40]
| |
your eyes only - irriteert me meer dan me lief is. Ik plaats mijn tas op de tafel en doe of ik mijn boeken tevoorschijn haal. Dat wil zeggen, ik haal mijn boeken wel tevoorschijn, maar ik zie niet dat ik dat doe. Ik zie iets heel anders. Dan ineens schiet ik helemaal door. En laat mij kennen. ‘Ik zou het zeer waarderen, Quirina, als jij je kledij wat op orde zou willen brengen’, val ik uit en ik zie dat ze van mijn woorden lijkt te schrikken. Met handgebaren waarmee ik het dichtknopen van mijn eigen overhemd imiteer, tracht ik nog iets olijks aan mijn onverwachte vermaning te verlenen, maar onbegrip overheerst. ‘Wat stelt ú zich aan, zeg!’ krijg ik vervolgens te horen. ‘Ik mij aanstellen?’ kaats ik terug, ‘ik beschouw dit, jouw aanblik, als een ongewenste intimiteit! Dat bedoel ik dus!’ Nonchalant haalt zij vervolgens haar schouders op en knoopt demonstratief één knoopje van haar kleding dicht. Ik mij aanstellen? Een gaver voorbeeld van de omgekeerde bewijslast in geval van ongewenste intimiteit op het werk lijkt mij niet denkbaar! Hoe moet dit verder gaan? Maar dan worden wij beiden gered door de bel.
*
Dat Helena van Troje destijds even weinig kennis van het Latijn bezat als Quirina Taselaar uit klas 3E, kon wel met zekerheid worden aangenomen, evenals het feit dat Helena's Grieks, in tegenstelling tot dat van Quirina, van redelijk niveau was geweest, zoals viel af te leiden uit de woorden die Homeros haar in zijn epos de Ilias in de mond had gelegd, woorden waaraan Quirina Taselaar nooit enige inhoud van betekenis had kunnen ontlenen, al moet hieraan worden toegevoegd dat zij daartoe ook niet erg haar best had gedaan. Toch was een vergelijking tussen Helena uit Troje en Quirina uit Aerdenhout niet per se geforceerd, zoals Van Gigch zich ooit zou realiseren, want beide meisjes waren fatale beauties. Een typiese gymnasiaste was Quirina niet en zou zij ook nooit worden, maar dat gold voor Helena evenzeer. En ook de noodzaak om maar liefst twee klassieke talen te leren werd door Helena noch Quirina ingezien, al had Helena daarbij het excuus dat in haar tijd het Latijn als taal nog geboren moest worden. Maar voor Quirina | |
[pagina 41]
| |
gold dan weer de verontschuldiging dat het Latijn in haar tijd reeds lang overleden was. Evenals het Grieks, overigens. Dode talen waren het, ‘studielast’, in de meest letterlijke zin des woords. En daarin stond zij niet alleen. De meeste gymnasiumleerlingen zagen de studie van zowel het Latijn als het Grieks als overbodige maar nu eenmaal onvermijdelijke ballast, waarvan ze zich middels een ‘profielkeuze’ in de vierde klas voor de helft konden ontdoen. Een profiel was een aan talent en belangstelling aangepast vakkenpakket, waarvan in het moderne onderwijs vier standaardvormen bestonden. Voorwaarde voor een dergelijke pragmatiese benadering was dan wel dat men ook van de derde naar de vierde klas bevorderd werd, maar toen Quirina na het doubleren van de tweede klas ook in de derde dreigde vast te lopen, leek haar gymnasiale scholing tot een gedwongen einde te komen. Aan intelligentie ontbrak het haar niet en de docenten zouden haar met lede ogen zien gaan, maar op het Lourens Coster Gymnasium, evenals op de meeste andere middelbare scholen, gold de regel dat tweemaal doubleren in dezelfde of opeenvolgende klas niet was toegestaan. Deze bepaling zou bij een computergestuurde procedure onvermijdelijk tot gevolg gehad hebben dat Quirina Taselaar de school na het cursusjaar 2003-2004 had moeten verlaten, maar in de meer menselijk geleide overgangsvergaderingen op het Lourens Coster werden nog al eens speciale gronden gevonden, waarop een leerling toch bevorderd kon worden - meegenomen was de term eventueel voorwaardelijk. Eerder dan het cijfergemiddelde werden in bepaalde twijfelgevallen de ‘kansen van de leerling in het volgende leerjaar’ als maatstaf genomen, waarbij persoonlijke omstandigheden een doorslaggevende rol konden spelen. Zo ging niet zelden ‘genade voor recht’, een strategie die statisties even vaak gerechtvaardigd bleek te zijn als ongegrond. En het was juist deze ‘rekkelijkheid’ die dit Haarlemse gymnasium in hoge mate kenmerkte, al hanteerde men ook hier een schriftelijk vastgelegd, eenduidig bevorderingsschema. Goede resultaten leidden zonder bespreking tot een bevordering en slechte tot een even directe afwijzing. Waar het tijdens de overgangsvergaderingen dan alleen nog op aankwam was een redelijke beslissing te nemen over leerlingen wier cijferconstellatie tot de zogeheten ‘bespreekzone’ leidde. En juist bij deze rapporten bleek de subjectieve waarde van cijfers. Alles was eigenlijk mogelijk. En zelfs bij een identiek cijferbeeld sloten tegengestelde besluiten elkaar niet uit. Een leerling die als eindcijfer toch nog | |
[pagina 42]
| |
net een voldoende had behaald kon daarbij gekwalificeerd worden als een zwoeger die voor dat resultaat ‘op zijn tenen had moeten lopen’ en dus vermoedelijk het plafond van zijn kunnen wel bereikt had, waardoor de perspectieven voor de toekomst ongunstig leken, terwijl een leerling die voor hetzelfde vak bij dezelfde docent eveneens een krappe voldoende stond, voor dit resultaat eigenlijk ‘een schop behoorde te krijgen’, aangezien hij de school ‘op zijn sloffen’ zou kunnen afmaken. Rapportcijfers pretendeerden een objectieve stand van zaken weer te geven, maar deden dit allerminst.
Van Gigch had Quirina Taselaar gedurende vier jaar als leerling gehad. Zij was de dochter van een gefortuneerd viroloog, een vooraanstaand specialist, die het verlaten van zijn vrouw op stijlvolle wijze had begeleid, door voor haar en zijn twee dochters een luxueus appartement aan de Burgemeester Den Texlaan te kopen. Dat was geweest in 2002, het jaar dat Quirina de tweede klas moest overdoen. In hoeverre de scheiding van haar ouders invloed op die doublure had gehad was Van Gigch niet bekend, maar uit de mond van Roel Stevens, die dat jaar haar mentor was geweest, herinnerde hij zich dat zij een extreme solidariteit met haar moeder had getoond en haar vader openlijk haatte. Dr. Taselaar had zich voor een tweede leven met een geheel nieuwe, vermoedelijk virusvrije vrouw, elders in Aerdenhout gevestigd, achter een groot ijzeren hek, dat door een gesloten TV-circuit werd bewaakt, vanuit een diep in het groen verscholen en van de weg af onzichtbaar landgoed, dat het midden hield tussen een buitenhuis en een kasteel. Daar was hij, zoals dat heette: ‘aan de tweede leg’ begonnen, tot woede van zijn dochter Quirina, die zichzelf in de steek gelaten voelde en haar moeder vernederd. Haar oudere zusje Charlotte, leerling in 6C, leek van de levenskeuze van haar vader minder schade te hebben opgelopen en vervolgde haar schoolcarrière even evenwichtig als altijd.
Quirina Taselaars heimelijke offensief op Victor van Gigch was in de loop van de derde klas begonnen, in klas 3E, Quirina's vierde jaar op school. Eerst was er het voorval in lokaal 11 geweest, waar zij zo verdacht alleen had gezeten toen Van Gigch het lokaal betrad. ‘Haar tieten half in de wind’, zoals hij later terugdacht aan dat moment. Hij was over haar nonchalante ontbloting weliswaar ontstemd geraakt, maar zijn schrik was onecht geweest en geveinsd, | |
[pagina 43]
| |
evenals Quirina's nonchalante onschuld en in zijn verboden verbeelding had hij haar verleidelijke naaktheid voor zijn geestesoog volledig opgeroepen, gevisualiseerd en opgeslagen. Hij had hiertegen geen verweer, ditmaal, het werd hem opgedrongen, door de omstandigheden en het beeld dat zijn gevoel overrompelde, dat taboebeeld dat iedere leraar kende, al werd er zelden of nooit en dan nog slechts ironiserend over gesproken: de lichamelijke aantrekkelijkheid van een leerling. Nadien had Quirina hem niet meer rechtstreeks uitgedaagd, zo hield hij zich voor. Zij had het na de verhuizing met haar moeder namelijk voorzien op alle collega's, op de hele school, inclusief de concierges en de allochtoonse schoonmaakploeg. Zie haar aan, Quirina Taselaar, die geen vader meer nodig heeft om haar wat dan ook te leren, die verrader van een vader, die haar en Charlotte zo nodig op het gymnasium wilde hebben, het Lourens Coster, het oudste gymnasium van het land, misschien wel de oudste school, waaraan hijzelf zulke goede herinneringen had, net als aan haar moeder... En zo stevende zij rechtstreeks af op een doublure in klas 3E, een doublure die haar vertrek van school onvermijdelijk zou maken, die niet werd veroorzaakt door de losse bloesjes die ze droeg, de strakke jeans of haar fraai gewelfde blote buik, een afscheid dat niet werd versneld door haar felrode nagellak, haar glimmende lippen, of haar uitdagende lach, maar een falen waarop bewust werd aangestuurd door botte en koppige werkweigering, een oorlogsverklaring aan de klassieke oudheid, als substituut voor haar vader, de vader als dode taal. Opmerkelijk waren haar hoge cijfers voor alle andere vakken dan Grieks en Latijn, die ze moeiteloos leek te scoren. En wat het Engels betrof kon Van Gigch bepalen, dat ze wel degelijk hard werkte. Haar idiomatiese overhoringen waren zo goed als foutloos, haar workbook zag er verzorgd en volledig uit en geschreven verslagen kwamen stipt op tijd en waren met kennelijk plezier gedaan. Extra tekeningetjes sierden de marges en nooit ontbrak er een gekleurde wimpel aan het begin of eind, al of niet voortgetrokken door een veel te klein en onbeholpen reclamevliegtuigje, met als boodschap een groet of een quasi diepzinnige uitspraak. Favoriet was: May you be forever young! Met uitroepteken. Een gespeelde poging tot omkoping, een plagerijtje jegens zo ongeveer de oudste leraar van de school. | |
[pagina 44]
| |
Dat haar mondelinge presentatie Marilyn Monroe tot onderwerp had viel niet te verwonderen. Een licht gegrinnik klonk uit de klas op toen ze, gekleed in een wel zeer luchtig truitje, voor het bord verscheen en met een krul rond haar mondhoeken aankondigde: Ladies and gentlemen, dear Mr Van Kick, today I would like to tell you something about the life of Norma Jeane Baker, better known as Marilyn Monroe. Van Kick, jawel. En terwijl Quirina haar grondig voorbereide levensschets gaf van de beroemdste sexgoddess aller tijden, volgde Van Gigchs blik de lijnen van haar lichaam en trachtte hij tevergeefs om geen verkeerde gedachten over haar te hebben en haar in deze verkeerde gedachten absoluut niet uit te nodigen voor een zeiltochtje op de Archimedes. De funeste invloed van de Kennedy's op het tragiese leven van Norma Jeane Baker en het vermoedelijke aandeel dat de CIA in haar dood had gehad, noemde zij niet, maar zij had Marylins echtgenoten goed en somde haar belangrijkste films in de correcte chronologiese volgorde op. Een vier voor Latijn en een drie voor Grieks, daarop kon men van de derde naar de vierde klas eigenlijk niet bevorderd worden en dat Quirina Taselaar het erop aanstuurde om het Lourens Coster gymnasium voor een athenaeum te verruilen was evident. ‘Heel jammer’, volgens de meerderheid van de docentenvergadering. ‘Duidelijk een protesthouding’, werd algemeen gedacht. ‘Moet ze haar zin krijgen, of moeten we haar hier zien te houden?’ En zo werd in separaat overleg met beide ouders Quirina Taselaar voorwaardelijk naar de vierde klas ‘meegenomen.’ Wat zij hiervan zelf vond werd pas duidelijk tijdens het kerstrapport, toen ook de vier voor Latijn een drie was geworden. En zo vertrok Quirina Taselaar in de winter van het jaar 2004 naar het athenaeum van het Eerste Christelijk Lyceum aan de Leidsevaart te Haarlem, geheel toevallig hetzelfde lyceum waar Victor van Gigch drieënveertig jaar tevoren de opleiding aan de Hogere Burger School A, alsnog afmaakte, nadat hij een jaar eerder, tijdens het eindexamen aan het Lorentz lyceum, was opgestaan om die school voor altijd te verlaten. En zo bleek eens temeer: alles is als toeval mogelijk. | |
[pagina 45]
| |
Op de laatste dag voor de zomervakantie van het jaar 2004 ontving Van Gigch een prentbriefkaart met daarop de afbeelding van een voorover hangend, vrouwelijk bovenlichaam, gehuld in een tweedelig kledingsetje van rood tricot, brandweerwagen rood: een zogeheten topje, met daaronder, nog juist zichtbaar zoiets als een rokje, met daartussenin een gewelfde buik met navel. Haar benen en hoofd ontbraken. In het bovenstukje bolden twee wonderbaarlijk mooie borsten zo druistig naar buiten, dat zij de ritssluiting waardoor zij nog ongeveer voor de helft in toom gehouden werden, haast zelfstandig open leken te werken. Aan het lipje van de op uiterste spanning staande ritssluiting hing een labeltje van een ander soort textiel, iets donkerder rood, bloedrood, met daarop in wit geborduurde letters de aansporende, om niet te zeggen ophitsende tekst: Laat je snackhand gaan. Het bleek een reclamekaart te zijn, waarop de firma Quaker een nieuwe lekkernij op de markt bracht, less than 10% fat, Snack-a-Jack genaamd. Een soort chip. Of de afbeelding aan de voorzijde van de kaart wel helemaal recht deed aan het nieuwe product dan wel aan de geloofsovertuiging der Quakers, viel te betwijfelen, maar de met potlood geschreven tekst aan de achterzijde kwam wis en waarachtig niet voort uit het gedachten goed van deze religieuze sekte. Die was namelijk van de hand van Quirina Taselaar. ‘Hey hey, how are you doing?’ las Van Gigch. ‘We are doing fine!’ Waarom Quirina zich van de pluralis majestatis bediende ontging Van Gigch aanvankelijk, maar bij het lezen van de tussen komma's geplaatste toevoeging: ‘as you can see for yourself’ begreep hij ineens haar scandaleuze suggestie dat de stem die tot hem sprak uit het rode topje aan de voorzijde van de kaart afkomstig was. ‘Nice boobs, hey?’ spraken de majesteitelijke borsten nu. En tot slot: ‘Now you've got something to look at.’ Rechts boven, in een kader dat voor een postzegel bestemd was, stond in blokletters gedrukt: Not for sale, drie woorden die gevangen zaten in een met dik potlood getekend hart. In een flits zag Van Gigch Quirina weer terug, alleen in lokaal 11, en haar verongelijkte uitroep: ‘Wat stelt u zich aan, zeg!’ bracht nu, meer dan een jaar nadien, een glimlach rond zijn mond. Een glimlach die verstarde toen zijn blik getrokken werd door een in minuscule lettertjes geschreven zinnetje, verticaal door het midden van de kaart en gemaskeerd door een parallel lopende gedrukte regel waar de woorden ‘boomerang’ en ‘sportcards’ elkaar afwisselden. ‘waiting for you’, maakte Van Gigch met moeite op. | |
[pagina 46]
| |
*
Voor zijn geestesoog doemde nu de Archimedes op, met een lopende Noordoosten wind, op weg van Hoorn naar de Gouwzee, de kom voor Katwoude, zijn favoriete ankerplaats, waar de mooiste zonsopgangen ter wereld gebeurden. Met hem aan boord was Quirina T. Zij zat in een wijd shirt en opgerolde jeans schrijlings op de boegspriet en danste in de deinende voortgang van het schip met haar voeten op en neer in het water. Zij zou zijn dochter kunnen zijn, maar zij was zijn dochter niet, zij was Quirina Taselaar, een waternimf, gezonden door de goden. Haar lange haren waaiden in de wind.
*
Op een vrijdagmiddag in december 2004, de laatste dag voor de kerstvakantie, na het zevende uur, toen Van Gigch de kasten in zijn lokaal had afgesloten, het bord had schoongeveegd en op weg was naar de prullenbak met twee vanachter de verwarmingsradiatoren losgetrokken drinkkartonnetjes, werd er op het glas in de deur van zijn lokaal getikt en verscheen Quirina Taselaar aan hem. Zij stond nog op de duistere gang en wachtte netjes tot Van Gigch haar naar binnnen wenkte. ‘Quirina...’, zei hij met een glimlach. ‘Ik kom nog even afscheid nemen.’ ‘Dat is heel aardig van je, kind.’ Een felle vonk gloeide door Van Gigchs bloed, een aangename gewaarwording, die hem niettemin ergerde. Een van de kartonnetjes miste de afvalbak. Quirina zakte op haar hurken, raapte het ding op en deed het weg. ‘Ik zal uw lessen missen, dat wilde ik nog even komen zeggen.’ ‘Dat zijn de mooiste woorden voor iedere leraar, Quirina. En zoals je weet ben ik er mordicus tegen dat je hier weggaat.’ ‘Wat betekent mordicus?’ ‘Dat betekent dat je hier moet blijven.’ Ze droeg een zwarte col van dunne wol, die de lijnen van haar lichaam prominent deden uitkomen, temeer omdat ze het truitje strak had weggeperst onder een ox-blood kleurige riem van zwaar leer. De pijpen van haar jeans had ze een eindje opgerold, zodat haar laarzen, die van dezelfde kleur leer waren als de riem, stijlvol | |
[pagina 47]
| |
en mooi uitkwamen. Geld speelde geen rol in de huizen Taselaar, dat was duidelijk te zien. En Van Gigch dacht: It is a love that dare not speak its name. ‘Hoe moet ik me zonder jou nu redden, Quirina?’ Quirina lachte luid. ‘U bent nu tenminste van mijn ongewenste intimiteiten verlost.’ ‘Ja, dat wel, gelukkig.’ En toen was het gebeurd. Toen had Van Gigch woorden gesproken die zichzelf genereerden en zich zelfstandig leken te ontworstelen aan zijn protesterende onmacht, zijn protesterende impotentie. ‘Oscar Wilde couldn't sail...’, zei hij. ‘Wat zegt u?’ ‘Oscar Wilde couldn't sail.’ ‘Wie is Oscar Wilde nu weer?’ ‘Dat was een man die niet kon zeilen.’ Quirina keek Van Gigch aan en dacht na, terwijl ze haar onderlip onder haar boventanden doortrok. ‘Zoals u...’, vroeg ze en keek Victor doordringend aan. Van Gigch knikte. De kraai in de treurbeuk begon te schreeuwen. Beiden zwegen. Quirina stak haar hand uit. ‘Ik stuur je nog wel eens een kaartje’, zei ze toen.
*
If I should be punished at all for anything I did to influence Quirina's mind, it should be for this one dubious suggestion I once made, shortly before Christmas, though flippantly and only once and ever so casually, but nevertheless, yes, and through it transformed myself irrevocably into an icon of that same hypocritical system I used to despise so much when I was young and easy and a pupil myself, at this repressive institution called Lorentz lyceum, this distrustful and hated world of treacherous teachers and powerless parents.
*
Het was aan het eind van een lange schooldag in het voorjaar van 2005. Van Gigch zat in het verlaten lokaal achter zijn bureau en masseerde zijn ogen, die prikten van vermoeidheid. In zijn hoofd | |
[pagina 48]
| |
tolden duizenden lichtgevende sterretjes in Hitsen rond. Hij gaapte achter zijn handen en wilde het liefste direct neervallen op de leren bank thuis, zoals na iedere lesdag. Weer veel te veel gepraat, weer veel te veel nutteloze energie verspild. Hij taxeerde de druk op zijn hersens, de hitte in zijn hoofd, die nog meeviel. De angst voor de ‘hersenknal’ had hem geleerd om tijdens het lesgeven een zekere bespeurbare grens in zijn krachten niet te overschrijden, een grens die hij in vroeger jaren roekeloos negeerde, met als angstig gevolg: de hersenknal. De hersenknal was een plotselinge ontlading van energie in zijn brein, die zich manifesteerde op het moment dat hij begon weg te doezelen als hij, na een zware lesdag, thuis in een fauteuil was neergezakt of zich op bed te ruste had gelegd. Het was een dreun in het binnenste van zijn hoofd, alsof hij met een honkbalknuppel tegen zijn hoofd werd geslagen, zonder pijn of schedelschade, maar met alleen die enorme knal. Van Gigch opende dan zijn ogen heel voorzichtig, vrezend dat alles nu misschien wel voor altijd zwart zou blijven. Heel eng was dat, maar geen arts die hier ooit van had gehoord. En van enig letsel was tot nu toe niets gebleken. Het mechanisme was te vergelijken met de spastiese schok die het lichaam kon doen schudden vlak voordat men door de slaap overmeesterd werd. Hij hoorde deur van het lokaal opengaan en toen: ‘Hallo, meneer Van Gigch, ik was nog wat vergeten.’ Het was onmiskenbaar de stem van Quirina Taselaar. Victor hoorde hoe zij de deur van het lokaal weer sloot. Haar voetstappen naderden. Hij wist dat als hij zijn handen van zijn ogen zou doen, om haar te zien en aan te raken, zij weg zou zijn. Euridice Taselaar, al enige maanden geen leerlinge meer van het Lourens Coster Gymnasium, na kerstmis vertrokken, het aanbod van een voorwaardelijke bevordering weggegooid, geen zin meer in klassieke talen, zelfs niet in één. ‘Quirina’, fluisterde Van Gigch, ‘Wat kom je doen?’ ‘Je bent soms zo alleen...’, fluisterde ze terug en Van Gigch hoorde hoe ze om hem en zijn bureau heen liep en achter hem ging staan. En met gesloten ogen zag hij haar warme schoonheid, de half geopende bloes uit lokaal 11, nooit meer vergeten. Zij was even schoon en mooi als Helena van Troje, maar meer nog dan dat, zij was van vlees en bloed en niet louter een mythologiese schoonheid. Quirina Taselaar, La belle dame sans merci, wellicht, | |
[pagina 49]
| |
Morgan le Fay, wie weet, maar voorwaar de enige vrouw die hem nog redden kon, zo hield hij zich vertwijfeld voor. Hoe vaak was zij na haar afscheid van de school in zijn dromen niet aan hem verschenen, met een licht en een warmte waarin zijn abortieve vrouwenverleden volledig werd verzengd. Was dan nu niet eindelijk het moment aangebroken waarop hij zich wenden moest tot haar, om alsnog te herwinnen wat ooit verloren was geraakt? En liep de titel van zijn boek niet al meer dan dertig jaar op deze beslissing vooruit? Al gold het toen een andere vrouw, maar een vrouw die haar schoonheid verkwanseld had en zijn verering niet langer waardig was. Zo gingen zijn gedachten in een welhaast bijbels idioom, woorden die uitstegen boven hun nominale inhoud en nog slechts een gevoel genereerden, een zo lang verbeid vergetelheidsgevoel van genade en goede wil. Hij wist dat ze nu haar bovenlichaam als een zacht kussen - twee - tegen zijn achterhoofd zou drukken en dan zijn slapen zou masseren in een geur van frisse schoonheid. En hoewel hij niets liever wilde dan nog verder toegeven aan deze warme weelde, opende hij zijn ogen en schudde hij de kale en kille werkelijkheid weer terug in zijn hoofd. |
|