Van Dale houdt het op ‘gramschap, driftvervoering’. Maar ‘gramschap’ heeft niet de uitdrukkingskracht van ‘toorn’, en ‘driftvervoering’ drukt precies de toestand uit waarin Katadreuffe zich al tot vadermoord gedreven zag; niets imponerends dus.
Volgens Gerrit Komrij in ‘Humeuren en temperamenten’ is juist de gramschap een superieure en daarbij permanente toestand (‘althans, in sommigen van ons’). ‘Kwaadheid en woede en toorn’ zijn maar scherven van haar glans, minuscule afgezanten van haar troon. ‘Gramschap’ als een soort oermoeder dus, waarvan alle vormen van ontstemming min of meer inferieure nakomelingen zijn.
Natuurlijk heeft zo'n definitie alle recht van bestaan, maar het is niet de mijne. Ten eerste valt er op het woord zelf teveel aan te merken. Gram-schap. Het is halfslachtig samengesteld; geen woord uit één stuk zoals Toorn. Waarom en wanneer is dat ‘schap’ er eigenlijk aangeplakt? ‘Gramschap’ is net zo min Nederlands als ‘toornschap’. Alleen al het feit dat die zinloze toevoeging mogelijk is geweest, bewijst de inferioriteit van de Gram.
Daarbij wegen de a's in ‘gramschap’ zowel qua sonoriteit als in grafisch opzicht niet op tegen het gewicht van de aaneengesloten o's in ‘toorn’.
Toorn is een ultieme manifestatie, niet van woede, maar van zichzelf. Toorn heeft geen nakomelingen, verwanten of gelijken. Toorn is een volkomen geïsoleerde grootheid. Een definitie valt er daarom ook niet van te geven. Wel zou het in beginsel mogelijk moeten zijn het begrip althans te illustreren. Dat wil zeggen: in de kunst moet het mogelijk zijn om de toorn in zijn volledige onaantastbaarheid tot uitdrukking te brengen. Maar zijn er ook voorbeelden van te vinden, en dan in het bijzonder in de literatuur?
Niet bij Bordewijk in elk geval, terwijl hij toch wel een meester van humeuren en temperamenten genoemd mag worden. Woede, drift, wraakzucht of gewone gepikeerdheid; hij is er ruim in gesorteerd, maar naar de oprechte toorn zoek je tevergeefs. Op het eerste gezicht lijkt Dreverhaven met zijn fysieke ontzaglijkheid tot een imposante toorn in staat, maar als puntje bij paaltje komt is hij niet meer dan een infantiele pestkop, slechts in staat tot destructieve razernij en laf zelfbeklag.
De Bree, de onderwijzer die in ‘Bint’ met blote handen ‘de Hel’ weet te temmen is in zijn grimmigheid imponerender, maar toornig kun je hem evenmin noemen. In feite is hij een idealist, zij het zon-