De Tweede Ronde. Jaargang 25
(2004)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Drie gedichtenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 48]
| |
Algemeen Burger Gasthuis (Interne portretten)1En dan vraag je me of ik het zag. We knikken
naar een lijster die, met een defect oriëntatievermogen,
neerstreek op dit balkon. Ik denk: ‘Hij miste me
vannacht, zijn buik een blanke zeppelin, een vlucht
zonder geluid. Maar daarom sluit ik ook de vensters niet.’
Je zegt iets in een taal die nauwelijks geboren is, woorden van zeewier of misschien is het de geur
van je adem, hoe zout is de lucht in je keel en hoe
grijs, ik weet het niet. Misschien zijn het de lijnen
op je onderbeen: zachtblauwe aquarel. Je pols,
een antwoord zonder meer. De deur staat open en
je wijst - of ik het zag. Wij kennen deze gang
als een getekende rivier. Erosie aan de oevers
en achter het dove slot van elke deur, de sedimenten
van de oudste mannen, oudste vrouw. Zwijgen,
aartsmoederlijk, de vader barst. Zie hoe de schedel:
steen, een korstmos kleurt de wangen geel.
Dan zijn het de bezoekersogen die onze verweerde
borsten kleden, mij past een nonnenpij, een
alchimistenjas. Geplooid, schering en inslag zat:
geprevelde verwensingen. Je kijkt, je oog vraagt
naar het gras, hoe klinkt het gras? De lucht zo dun
als bloed, als lymfevocht, dit aquarium een paradijs van
mos op deze ruiten, zie hoe de kers: koraal, een
| |
[pagina 49]
| |
denneboom in slinkse golven, wier op het balkon.
Jouw hersenstam, stamboom in terracottabruin,
mijn lichaam stolde tot icoon, foto van niets dan hier
en nu en geen beweging meer tussen de binnenstenen.
‘Kom, val te pletter,’ spreken morgen de bezoekers-
monden, ‘het gras is om te snijden vandaag,
scheermesjesgroen, waar wachtje op?’
| |
2Het matglas van je oog. Ik heb gezegd dat
ik niet wilde, zo. Je vingers waren zich allang -
knoesten van schors, hier en daar nog wat
krimpende nerven, de bladgroenkorrels. Verder:
zwijgen. De stilte een hiërarchie van zwijgen
op een sneeuw van zwijgen. Ik heb gezegd
dat ik niet wilde, zo. De wondkorst van je lippen,
pezen trekken duimen: tango op het formica.
Straks komt ze met een beker en een slab, ik
heb gezegd - vermolmde voorhoofdskwabben,
je schedel kan ik lichten met mijn pink maar
nee - salto's van herfst en een enkele ontbladerde
droom. Matglas. In deze dagen wordt slapen
gevaarlijk, wij leven op de kleinste schaal.
Ons ademen drijft plankton uit, algen. Er is een
sneeuw van zwijgen op een sneeuw.
|
|