| |
| |
| |
Schepping
David Rosenmann Taub
(Vertaling Catharina Blaauwendraad)
voor jou, Evi, mijn zuster
Ingewand, vrucht in de mistflarden zwervend,
zwervend in mist tussen duizenden zonnen,
ingewand, vrucht zonder tijdsbesef zwervend,
tussen de aderen, opgaand met zonnesteek,
kerkgezang, steppe en oerwoud van sterren,
struikelend, vallend - uit welke omgeving?
Blokje van zaad, stralend, hard en krijgshaftig,
volgens welk voornemen werd je de mijne?
| |
Creación
a tí, Evi, hermana mía
Víscera, fruto vagando en la niebla,
entre mil soles vagando en la niebla,
víscera, fruto vagando sin tiempo,
entrevenoso, ascendiendo insolado,
cántico, bosque de astros, estepa,
¿de qué región tropezando, cayendo?
Bloque de semen, radiante, aguerrido,
¿por qué designio vienes a ser mío?
| |
| |
| |
[Nederlands]
Toen het ovarium liefhebbend smachtte,
en naar je smachtte de roos van het vlees,
hoe ontsprong jij toen 't niet-zijn van je ruimte
om je te mengen met zweet, met verlangen,
met aardse wervelstorm, hijgen en smidse?
hoe scheurde jij toch het net zonder dagen?
hoe ging je onder in de zee van omhelzing?
Stoot van de gloeiende kool, levende bliksem,
volgens welk voornemen werd je de mijne?
Op de beslissende helling vergoten,
zegerijk toppunt, een beving, vergoten,
heilige scheut, bastion, lijdend web,
jij weidse vleugelslag: ik ken jouw macht
als het geluk van de loodzwaarste vore,
als waterval op de dorstige steen.
Geurende modder: bot uit, houd niet op
belaad mijn botten, mijn zwerm en mijn tros.
Groei in 't beminde en word tot mijn zoon.
| |
[Spaans]
Cuando el ovario amoroso te ansiaba,
cuando el rosal de la carne te ansiaba,
¿cómo saltaste el no ser de tu espacio
para mezclarte al sudor, al deseo,
al tifón térreo, al jadeo, a la fragua?.
¿cómo rompiste la malla sin días?,
¿cómo te hundiste en el mar del abrazo?
Golpe de ascua, relámpago vivo,
¿por qué designio vienes a ser mío?
En la vertiente crucial derramado,
cima triunfante, temblor derramado,
brote sagrado, bastión, red sufriente,
vasto aletazo: te sé poderoso
como la dicha del surco más grávido,
como cascada en la piedra sedienta.
Limo fragante: despunta, no ceses.
Colma mis huesos, enjambre, racimo.
Crece en lo amado para ser mi hijo.
uit: Los surcos inundados (1951)
|
|