De Tweede Ronde. Jaargang 24(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Twee gedichten Vicente Huidobro (Vertaling Catharina Blaauwendraad) Pakketboot Ik heb een prachtige vrouw gezien Boven de Noordzee Alle wateren waren haar haardos En in haar blik naar de stranden gekeerd Floot een vogel De golven bulderden zo dof Dat mijn haren zijn uitgevallen Uitgestrekt over de verte Haar buik en borst zonder hartslag Toch leefden haar tranen Gebogen over mijn dagen Onder drie zonnen Zag ze daar ver weg De dolende pakketboot die de horizon in tweeën sneed. Paquebot He visto una mujer hermosa Sobre el mar del Norte Todas las aguas eran su cabellera Y en su mirada vuelta hacia las playas Un pájaro silbaba Las olas truenan tan roncas Que mis cabellos han caído Recostada sobre la lejanía Su vientre y su pecho no latían Sin embargo sus lágrimas vivían Inclinado sobre mis días Bajo tres soles Miraba allá lejos El paquebot errantc que cortó en dos el horizonte uit: Poemas árticos (1918) [pagina 157] [p. 157] 18 Hier ben ik dan aan de rand van de ruimte en ver van de toestanden en ga zachtjes als een lichtje Naar de weg van de schijn Ik zal terugkeren om bij mijn vader op schoot te gaan zitten Een mooie lente opgefrist door een waaier van vleugels Als de vissen het doek van de zee uiteenscheuren En de leegte is vervuld van een mogelijke blik Ik zal terugkeren op de hemelwateren Ik houd ervan te reizen als een bootje van het oog Dat komt en gaat bij elke knippering Zesmaal raakte ik reeds de drempel Van het oneindige door de wind omsloten Niets in het leven Dan een schreeuw in het voorvertrek Onrustigen der oceaan welk een onheil achtervolgt ons In de urn der bloemen zonder geduld Bevinden zich de emoties in een bepaald ritme 18 Me voici au bord de l'espace et loin des circonstances je m'en vais tendrement comme une lumière Vers la route des apparences Je reviendrai m'asseoir sur les genoux de mon père Un beau printemps rafraîchi par l'éventail des ailes Quand les poissons déchirent le rideau de la mer Et le vide est gonflé d'un regard virtuel Je reviendrai sur les eaux du ciel J'aime voyager comme le bateau de l'oeil Qui va et vient à chaque clignottement Six fois déjà j'ai touché le senil De l'infini qui renferme le vent Rien dans la vie Qu'un cri d'antichambre Nerveuses océaniques quel malheur nous poursuit Dans l'urne des fleurs sans patience Se trouvent les émotions en rythme défini uit: Tout à coup (1925) Vorige Volgende