kofferbak markeert en die iets minder zwart is. Ik heb de auto goed kunnen zien en van bovenaf zou ik hem overal herkennen. Toch valt het niet altijd mee om de auto's te zien vanaf de vijfde verdieping.
Ik sta bij het raam en hoor lawaai in de flat boven mij. Was het maar overal stil, net zo stil als ik me houd, een stilte die me nu omhult terwijl ik hier bij het raam sta en tegen mijn schouder de koude muur voel.
Ik probeer rustig te blijven, want als ik me niet beweeg, niet adem, niets zeg, zelfs niet denk en niet probeer dat boek met gele omslag los te laten dat hardnekkig in mijn hand blijft kleven, misschien dat de auto dan de lichten weer aandoet, de motor laat ronken en zich in beweging zet. En dan zal ik naar beneden kunnen gaan, sigaretten kopen en naar het huis van Braulio lopen. Wat ik nodig heb is dat die mensen van boven begrijpen dat ze stil moeten zijn en dat de auto wegrijdt.
Als de auto weg is, zal ik naar Braulio gaan en hem vertellen dat er voor mijn deur een auto was gestopt. Ik zal hem ook vertellen dat ik doodsbang was en dan zal Braulio zeggen dat het er niet toe doet, want we weten immers beiden dat ik nog maar een paar dagen in de stad hoef te blijven.
Ik weet dat ik die paar resterende dagen bij Braulio mag wonen. Braulio's huis is een veilige plek. Hem zal het niet gebeuren dat er voor zijn deur een auto blijft stilstaan.
Maar de auto staat nog steeds beneden en het lijkt me dat ze binnenin roken. Van bovenaf kan ik zien dat er heel kort een geel vlammetje oplicht. Een lucifer of een aansteker, geen idee, onmogelijk te zeggen. Vanaf deze hoogte zijn dat soort kleine details moeilijk op te merken.
Zo sta ik daar bij het raam, heel rustig en doodstil, als er opeens een donderslag door de slaapkamer knettert. Ik maak een sprongetje, kijk naar de auto die daar beneden met gedoofde lichten stilstaat terwijl de hele flat zich vult met schrille geluiden als van een reusachtige krekel, en ik voel de neiging om te schreeuwen dat ik behoefte heb aan stilte, stilte en tijd. Maar de messteken van de telefoon doorboren mijn huid en de muren, ze verscheuren alles, en op mijn tenen loop ik naar het nachtkastje en neem de hoorn op. Het is Alicia.
Alicia weet niet dat er beneden voor de deur een auto stilstaat. Alicia weet niet dat ik al urenlang bij het raam sta. Alicia weet niet