De Tweede Ronde. Jaargang 24
(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
De echte desaparecidos
| |
[pagina 80]
| |
geworden, een presentatie die alleen maar voorstelbaar is in de context van de huidige globalisering. Werkelijk, we zijn die stoeten vrouwen die met hun foto's zwaaien zo gewoon gaan vinden, ze maken zozeer deel uit van het mythische landschap van onze tijd dat we geneigd zijn te vergeten dat er een tijd was - niet zo lang geleden - dat foto's geen vanzelfsprekend element vormden van dit soort protest. Voorzover ik weet was het in juni 1977 voor het eerst dat er met foto's werd gedemonstreerd als antwoord op de staatsterreur, die verdwijningen gebruikte als machtsmiddel en als straf. Een groep Chileense vrouwen van wie familieleden na de coup in 1973 waren gearresteerd door de geheime politie van Generaal Pinochet, besloot in hongerstaking te gaan om de autoriteiten te dwingen die arrestatie toe te geven. Dat ze dat deden in het regionale kantoor van de vn in Santiago zal in eerste aanleg misschien wel te maken hebben gehad met de betrekkelijke veiligheid die een internationale organisatie ten tijde van de dictatuur bood. Maar, veel belangrijker, de keuze voor die plek gaf aan dat het publiek waarop de actie was gericht de hele wereld omvatte, eerder buiten de landsgrenzen dan daarbinnen. Want het merendeel van de Chilenen was verstoken van de toegang tot iedere informatie en wist niet eens dat deze langdurige sit-in plaatsvond. Ik weet niet zeker of de organisatoren zich meteen bewust waren van de reikwijdte en de invloed die het door hen geschapen beeld voor hun strijd zou krijgen. Zeker is dat ze onmogelijk hadden kunnen voorzien hoe het over de hele wereld door andere mensen met soortgelijke problemen zou worden overgenomen. Het belangrijkste voor hen was waarschijnlijk het feit dat het tonen van de foto's de kern van hun tragedie zo scherp liet zien. Het centrale drama van die vrouwen was immers dat ze geen lichaam hadden waarmee ze de bewering van de autoriteiten, dat die niet verantwoordelijk waren, konden weerleggen, dat ze geen verweer hadden tegen de weigering van rechters om habeas corpus-aktes te accepteren, grofweg bij gebrek aan een corpus. Geen lichaam. Dood noch levend. De foto werd een plaatsvervanger van het lichaam dat volgens de autoriteiten nooit gearresteerd was, een manier om iemand zichtbaar te maken die met opzet buiten beeld gehouden werd, iemand wiens lijk - als de gevangene gedood was - het recht werd ontnomen de misdaad aan te klagen die ertegen was | |
[pagina 81]
| |
begaan (het enige lexicon dat de doden nog is gegund). Door de kijkers dat celluloid-beeld te laten zien lieten de familieleden hun verdwenenen aanwezig zijn, maakten ze tastbaar en levensecht wie, als door optisch bedrog, aan hen waren ontstolen. Zij wezen op het feit dat er in het verleden een moment was geweest dat die geliefde persoon leefde en dat er een vinger op een sluiter had gedrukt. En ze eisten dat er een moment in de toekomst zou zijn waarop die geliefde persoon opnieuw voor hen zou staan, uit de foto zou stappen, terug het leven in, uit hun herinnering kon kruipen, terug het leven in. Pas in de maanden en jaren die volgden, toen de familieleden de straat opgingen om te protesteren, ontdekten ze dat die grimmige afbeeldingen van de vermisten niet alleen met extreme precisie en op bijzonder poëtische wijze de essentie van hun situatie weergaven, maar dat ze ook aan de behoeften van de huidige nieuwsmedia tegemoet kwamen - met hun beperkte tijd, hun honger naar visueel sterke beelden en hun publiek met een korte aandachtsboog. En wanneer de agenten de vrouwen aanvlogen, ze oppakten, de foto's van hun kleren rukten en de spandoeken vernielden waar die foto's op waren gereproduceerd, werden die scènes steeds opnieuw uitgezonden. Het geweld tegen de familieleden die het waagden herinneringen te hebben en die herinneringen in de publieke ruimte te brengen, bracht het regime in de situatie dat het publiekelijk de misdrijven over moest doen die in het geheim in de bedompte beslotenheid van gevangenissen, kelders en concentratiekampen tegen de oorspronkelijke lichamen waren begaan. Dat geweld wereldwijd zichtbaar maken was een bijzonder adequate reactie op de verdwijningen, omdat deze extreme vorm van repressie ook zijn oorsprong had in een strategie van de dictatuur die vanaf het allereerste begin een ‘wereldwijde’ component had gehad. De nieuwe heersers van Chili waren namelijk vastbesloten hun land deel te laten hebben aan de wereldhandel en zich aan te sluiten bij ‘de beschaafde wereld’. Het lidmaatschap van die club stelde wel twee tegengestelde eisen. Aan de ene kant was het nodig om een ongedurige, recalcitrante bevolking met terreur te onderwerpen, economisch en politiek murw te maken ten bate van het experiment dat nogal schaamteloos ‘schoktherapie’ werd genoemd, aan de andere kant moest men tegenover de internationale gemeenschap een onbevlekt blazoen tonen en dus de functionarissen van de staat verre houden van welke barbarij dan ook. En verdwij- | |
[pagina 82]
| |
ningen zijn de oplossing daarvoor: dissidenten en revolutionairen konden handig worden doodgemarteld zonder dat hun beulen ooit aansprakelijk werden gesteld; terreur kon heersen als een angstig gefluister, zonder dat de regering openlijk hoefde toe te geven de bron van dat gefluister, van die terreur te zijn. Die perverse tactiek van onzichtbaarheid werd door de lichamen van de vrouwen en de foto's op hun kleren doorbroken, en door de foto's van hun verzet en de onderdrukking daarvan nog meer verstoord en ontwricht; een cyclus van visueel geweld die tot ieders verbazing zou uitgroeien tot een wereldwijde beweging. Want het is ongelooflijk dat één klein gebaar van een eenzame vrouw in een geteisterd huis in Chili - één vrouw die kijkt naar het vervaagde beeld van haar afwezige geliefde en die bedenkt dat ze hem in leven kan houden binnen zichzelf en in de wereld als ze dat beeld publiekelijk laat zien, dat dit ene bescheiden, pretentieloze plaatje zijn stem luider verheft dan de hele machinerie van de staat - dat het uiteindelijk om zich heen grijpt en een steeds groter bereik krijgt, totdat het in de hele wereld navolging vindt. De bruutheid waarmee de machthebbers van die vele verkeerd ontwikkelde landen hun samenleving - letterlijk trappend en schreeuwend - de moderne tijd in gesleept hebben, wordt beantwoord met een aanklacht over de gevolgen van dat proces, met gebruikmaking van de meest centrale verworvenheid van die moderne tijd - de fotografie - die de slachtoffers zich listig hebben toegeëigend. Twee mogelijkheden van de globalisering staan hier tegenover elkaar: de hoogontwikkelde technologie van de terreur, systematisch toegepast door tirannen, hun wetenschappelijk gebruik van marteling, censuur, propaganda en - natuurlijk - visuele controle met behulp van camera's en daartegenover het vernuft en de openbare ongehoorzaamheid van die massa's vernederde vrouwen en hun low-tech optreden met kiekjes van lichamen die weigeren zich tot zwijgen te laten brengen. De technologie van de dictators, die hun best doen om het leven van hun onderdanen tot een fictie te maken, staat hier tegenover de technologie van de opstandigen die niets substantiëlers gebruiken dan een afbeelding, een spoor op een stukje papier, een bewijs van bestaan, om de dictators de door hen ontkende werkelijkheid in te peperen. Twee manieren om wetenschap te gebruiken en te misbruiken: de ene is stiekem en beperkt het bestaansrecht tot diegenen die de kennis hebben gemonopoliseerd en die kennis in dienst hebben gesteld van dood en | |
[pagina 83]
| |
destructie; en de andere, meer democratische vorm van wetenschap die de mensen overal de middelen geeft hun eigen bestaan opnieuw in beeld te brengen en dat te vermenigvuldigen. Op een moment in de geschiedenis waarop het maar al te makkelijk is om je weerloos, passief en machteloos te voelen tegenover een alomvattende-mondiale-profijtgerichte ontregeling, waarvan het vaak lijkt dat zelfs de machtigste elites er geen greep meer op hebben, is het hartverwarmend te zien hoe sommige van de minst machtigen der aarde een overwinning van de verbeelding boeken op hun vijanden, een bewijs dat eigentijdse mensenrechten het kunnen winnen van een eigentijds onmenselijk autoritarisme. Ik zou zelfs zo ver willen gaan om te opperen dat de verwanten van de verdwenenen ons een model aanreiken hoe wij mensen de krachten van de globalisering kunnen benutten om van deze wereld een minder bedreigende plek voor ons allemaal te maken.
Maar toch, even voorzichtig! Als je het boekje doorbladert dat vele jaren geleden werd uitgegeven door de Chileense ‘Associatie van Familieleden van Politieke Gevangenen en Verdwenenen’, met een lijst van boeren die door de autoriteiten in 1973 waren ontvoerd en met - waar mogelijk - ook hun portretten, kom je al op de eerste pagina zes namen tegen, ieder met een kader voor hun foto. Twee van die kaders zijn leeg, ze horen bij Antonio Aninao Morales en Juan Salinas Salinas. Van die twee bestaat zelfs geen foto meer. Het zijn mannen die hun leven in de twintigste eeuw hebben geleefd zonder dat er ook maar één keer een foto van hen is genomen. Laat me het nog eens herhalen: zij werden nooit vastgelegd dankzij die uitvinding van Louis Daguerre, die uitvinding van meer dan honderd jaar vóór hun geboorte. Het is paradoxaal, maar alleen de ontvoering van Salinas en Aninao zondert ze af van al die miljoenen die te arm en te gemarginaliseerd waren om ooit door een camera te worden vastgelegd, die buiten het gezichtsveld van de moderne tijd bleven. En als je doorleest in het boekje staan er op iedere pagina wel een paar nooit gefotografeerde boeren, totdat, op de laatste pagina, alle vier genoemden het zonder beeld moeten stellen. Die totale leegte is het enige visuele bewijs dat ze ooit hebben bestaan. Dit zijn de echte desaparecidos van de mensheid. Degenen die ontbreken omdat de moderne wereld doet alsof zij er al die tijd helemaal nooit geweest zijn. Bewoners van verweesde landen, die | |
[pagina 84]
| |
alleen even oplichten in het publiek bewustzijn wanneer ze moeilijkheden veroorzaken, wanneer ze een strategische balans verstoren of het leven van wie comfortabel voor de buis naar hen kijken in het ongerede brengen. Zij waren al verdwenen voordat de politie ze kwam halen. Ze kwamen te laat bij de verdeling van woorden, techniek en kennis, en ja, zelfs van de alles goedmakende zegening van de fotografie, mogelijk vanuit de verwachting dat ze het nooit zouden verdienen een voetnoot te worden bij het verhaal van wie dan ook, of goed zouden zijn voor een paar seconden op het journaal van acht uur. Ik heb uren naar die lege plekken gekeken, me afgevraagd hoe die mannen geleefd hadden en hoe ze waren gestorven. Wie ze waren, wat ik in hun ogen had kunnen lezen als ik ze ooit had ontmoet. De waarheid is dat ik niets over ze weet. Het enige dat ik terugkrijg van hun afwezigheid is mijn eigen reflectie.
In de supermarkt en het superspektakel waar onze planeet langzamerhand naar afglijdt, zijn het de onbekende Salinassen en Aninaossen die staan voor de grootste uitdaging van de globalisering. Het behoort tot de grote tragedies van onze tijd dat we niet in staat zijn geweest een wereld te scheppen waar mannen zoals zij - en hun miljarden broeders en zusters van alle andere continenten - meedoen en eindelijk gezien worden, werkelijk gezien worden. Iedereen op deze aarde maakt volgens mij deel uit van een onderling sterk verbonden menselijke samenleving. En de recente, vreselijke gebeurtenissen van 11 september 2001 lijken te bevestigen hoe gevaarlijk het is dat we dat niet willen zien. Hoe kunnen we ons die mensen voorstellen die buiten de hoofdstroom van de moderne tijd leven? Kan dat zelfs wel? Zijn we te ver heen om ons die verloren mannen, die sprakeloos gemaakte vrouwen voor te stellen? Hoe raar dit ook moge klinken, ik zag iets afschuwelijk hoopvols in die donkere sneeuwstorm van foto's die de straten van New York bedekte vlak na de misdadige terreurdaden die de stad verwoestten in september 2001. Het is een bijzondere bewustwording van wat we als mensen gemeen hebben als je ziet dat de inwoners van de rijkste metropool ter wereld, op het ogenblik dat ze te maken kregen met de helse situatie van plotselinge en gewelddadige verdwijning van vrienden en familieleden - van wie de dood verondersteld mocht worden maar niet kon worden bevestigd bij gebrek aan | |
[pagina 85]
| |
lichaam - spontaan hun toevlucht namen tot dezelfde methoden van herinnering en protest, die duizenden en duizenden anderen uit de verste en armste uithoeken van de planeet de afgelopen vijf-entwintig jaar hadden aangewend tegen vergelijkbare ervaringen van een mentale hel. Natuurlijk ben ik me bewust van de afstanden en verschillen die er bestaan tussen de verdwenenen van New York, hun familieleden, hun vrienden, hun leefomgeving, en die van de desaparecidos in de rest van de wereld, en ik wil deze heel verschillende tragedies niet op één hoop vegen. Het was niet de eigen regering die de lichamen van wie er in de Twin Towers verbrandden verborg of de spot dreef met degenen die informatie vroegen waar zij waren gebleven. En het idee van de foto's zelf stamt waarschijnlijk uit een al lang bestaande Amerikaanse traditie die het mogelijk maakte foto's van vermiste kinderen te verspreiden op melkpakken of langs andere commerciële weg. Maar toch, de inwoners van de modernste samenleving van de wereld kunnen zich nu misschien - op een manier die ondenkbaar was vóór die elfde september - identificeren met de ervaring van zo vele tot dan toe ontoegankelijke anderen op deze planeet. Hoe zouden ze het niet begrijpen nu ze weten hoe het voelt als duizenden mensen plotseling verdampen tot niets en er geen lichamen zijn om hun leven of dood te bewijzen? Hoe kunnen ze zich nu niet méér verwant voelen aan de oude Chileense vrouw die ik ken, die nog altijd na middernacht wakker wordt en luistert of ze voetstappen hoort van haar man, ook al weet ze dat er zevenentwintig jaar voorbijgegaan zijn en dat het maar beter was als hij niet terugkeerde - wie zou willen dat men hem zo lang had gemarteld? Hoe zouden ze zich niet beter in die anderen kunnen verplaatsen nu zij zelf hun foto's omhoog houden op zoek naar een kruimel zekerheid, een laatste getuigenis over de laatste ogenblikken van hun dierbaren, de woorden van een onbekende, een boodschap uit het dodenrijk? Hoe zou hun hart niet uitgaan naar de grootmoeders in Argentinië die nog altijd proberen de kinderen van hun zoons en dochters terug te vinden die in gevangenschap werden geboren en ter adoptie werden uitbesteed aan militairen en hun vrouwen die geen kinderen konden krijgen, grootmoeders die in de ogen van deze babies - nu al lang volwassen - de uiteindelijke nalatenschap van hun dode kinderen willen terugvinden. Toen de ope- | |
[pagina 86]
| |
ratie in de smeulende ruïnes van het World Trade Centre langzaam overging van een reddingsoperatie in een bergingsoperatie, toen de verwachting van nog een nieuw wonder wegebde en het duidelijk werd dat er geen overlevenden meer konden zijn, hoe konden ze toen niet hebben gedeeld in het verdriet van de families van desaparecidos in andere landen, als daar ook geen hoop meer was?
Toen de New Yorkers erachter kwamen - wat de vrouwen van de vermisten in Chili en Cyprus en Cambodja en Brazzaville ook langzaam hadden begrepen - dat de zwerm foto's die de hele stad als met een lijkwade bedekte uiteindelijk bestemd was om als tijdelijke begraafplaats te fungeren waar de levenden en de doden met elkaar in contact konden komen, een plek voor de collectieve rouwende verbeelding; ja, als ze toen begrepen dat in een stad die door moest gaan met leven deze uitgestrekte foto-begraafplaats de eerste paar maanden het enig meteen realiseerbare en gerealiseerde grafmonument zou worden; als ze werkelijk hun eigen tragedie doorgrondden - hoe konden die fundamentele, radicale ervaringen van kwetsbaarheid en dood dan niet tot gevolg hebben dat miljoenen Amerikanen zich open zouden stellen voor de betekenis van verdwijningen in hun veelvuldige verschijningsvorm? Hoe kan de gruwel en de verbazing over het feit dat je lucht inademt die vol is van zuurstof van de afwezige doden hen (en ons) niet helpen zich (en ons) verbonden te voelen met het diepe leed en de verlossing van zo velen van onze verre verwanten over heel de aarde? Er is natuurlijk geen garantie dat pijn en slachtofferschap empathie genereren, geen zekerheid dat door deze ervaring de Salinassen van deze wereld uit hun onzichtbaarheid kunnen treden. Enorme smart kan maken dat mensen totaal door zichzelf in beslag worden genomen, wat leidt tot onverschilligheid. Afgrijzen en pijn kunnen tot gevolg hebben dat de machtigen hun woede en frustratie uitleven op onschuldigen in verre landen. We hoeven alleen maar te kijken naar de recente invasie en bezetting van Irak, waar nieuwe desaparecidos worden gecreëerd door zegevierende soldaten in dezelfde straten waar ooit de moordzuchtige Saddam Hoessein regeerde.
Maar dat is de uitdaging van dit ogenblik: het vinden van wegen om te zorgen dat deze nieuwe mondiale tragedie, die haar oorsprong vindt in september 2001, ons allemaal dichter bij elkaar | |
[pagina 87]
| |
brengt, niet omdat we elkaar nu gemakkelijker kunnen ombrengen en met verwoestender effecten, maar omdat we dezelfde behoefte delen om te rouwen, gemaakt zijn van hetzelfde vlees dat verscheurd kan worden, dezelfde neiging tot medeleven hebben. En dat het ons dichter brengt bij de dag waarop de machtigsten van de mensheid de blanco foto van verdwenenen op onze kleren kunnen spelden, dat beeld van de leegte en de afwezigheid die ons allen dreigen te verslinden. Ja, misschien is onze soort zich o zo langzaam aan het voorbereiden op de dag dat er genoeg van ons zijn die net zo lang over de aarde willen dolen tot we de verloren zielen van de moderne tijd hebben teruggebracht, net zoals die andere vermisten van de wereld, teruggebracht uit de dood en de vergetelheid. |
|