| |
| |
| |
Essay
| |
| |
Tal van titels en prijzen
Ricardo Cuadros
(Vertaling Auke Abma)
Dit korte overzicht van de hedendaagse Chileense literatuur pretendeert niet een studie te zijn over de belangrijkste auteurs en hun werk; daarvoor zou een heel boek en jarenlange arbeid nodig zijn. Ons doel is slechts de Nederlandse lezers een vluchtige blik te bieden die als leidraad kan dienen om hen dichterbij deze literatuur te brengen.
| |
De Chileense poëzie
1914 is, door twee cruciale gebeurtenissen, het geboortejaar van de moderne Chileense poëzie. Gabriela Mistral publiceerde haar Sonetos de la muerte en Vicente Huidobro hield een lezing onder de titel Non serviam. Met haar sonnetten begon Mistral aan een oeuvre dat in 1945 erkenning kreeg door de haar toegekende Nobelprijs voor Literatuur. Met zijn lezing effende Huidobro de weg voor het creationisme, een avant-gardistische beweging die niet alleen in Chili maar ook in Spanje en Frankrijk weerklank zou vinden.
Chili ligt ver verwijderd van de westerse wereldsteden, en wat zich tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw - toen de huidige globalisering nog niet eens als droom bestond - in Europa en speciaal in Parijs afspeelde, betekende het non plus ultra van de cultuur. Des te opmerkelijker was de poëtische intuïtie van Vicente Huidobro (toen 21 jaar oud) die in zijn lezing/manifest Non serviam, zoekend naar nieuwe vormen van poëtische expressie, vooruitliep op Dada en het surrealisme. Huidobro schreef ook romans maar was in de eerste plaats dichter en avant-gardistisch poëzie-ideoloog. Hij reisde geregeld naar Europa (hij schreef een gedeelte van zijn oeuvre in het Frans) zonder echter zijn banden met Chili op te geven. Hij was bevriend met Guillaume Apollinaire, Pablo Picasso, Juan Gris en na de val van het Nazisme marcheerde hij als vrijwilliger met de geallieerde troepen Berlijn binnen. Een geliefde anekdote van Huidobro is dat hij de bunker van Hitler was binnengegaan en als souvenir diens persoonlijke telefoon had meegenomen. Huidobro vormde de brug tussen Chili en de avant-gardisten uit het begin van de twintigste eeuw.
| |
| |
Gabriela Mistral (pseudoniem van Lucila Godoy Alcayaga) was heel anders. Al heel jong vertrok ze uit Chili en op een paar korte bezoekjes na bracht ze haar hele leven in het buitenland door. Ze was geen dichteres met een uitgebreid oeuvre (ze publiceerde vier titels), maar in haar tijd was ze bekend en werd ze bewonderd. Ze verdiepte zich in thema's als liefde en dood, de heerlijkheid of hulpeloosheid van de kindertijd (wellicht het bekendste deel van haar productie), religie en de natuur. Ondanks de afstand onderhield Mistral nauwe banden met Chili. In 1935 bood de regering haar een betrekking voor het leven aan als reizend consul, wat haar in staat stelde in Spanje en de Verenigde Staten te wonen. Toch kwam de officiële erkenning van Chili nogal laat: in 1951 werd haar de nationale literatuurprijs el Premio Nacional de Literatura toegekend, zes jaar nadat ze in 1945 de Nobelprijs had gekregen. Na haar dood in de Verenigde Staten werden haar stoffelijke resten naar Chili overgebracht. Tegenwoordig rusten ze in het dorpje Montegrande waar de dichteres onderwijzeres op de lagere school is geweest.
Behalve Huidobro en Mistral zijn de belangrijke dichters van het eerste tijdvak Pablo de Rohka en de meer algemeen bekende Pablo Neruda. Pablo de Rohka (pseudoniem van Carlos Díaz Loyola) was een dichter die een eigen barokke, onstuimige stijl creëerde. De chaotische, soms weinig welluidende poëzie van De Rokha verenigt uiteenlopende zaken als de bijbel, het nihilisme van Nietzsche, het taalgebruik van het Chileense platteland, de revolutionaire idealen van de communisten, de liefde van een vrouw (Winnet de Rokha) en de volkse gebruiken van zijn land. De Rokha profileerde zijn literaire identiteit door verbitterd strijd te voeren tegen Pablo Neruda. Net als Neruda gebruikte hij de naam Pablo in zijn pseudoniem en net als Neruda was hij lid van de communistische partij, maar altijd toonde hij publiekelijk zijn algehele verachting voor de dichter van Canto General die hij ervan beschuldigde een ‘nep-revolutionair’ te zijn en een dichter zonder enige oorspronkelijkheid. In 1968 pleegde hij, arm en weduwnaar, zelfmoord in een eenvoudig pension in Santiago. Drie jaar eerder had hij de Premio Nacional de Literatura gekregen.
Pablo Neruda (pseudoniem van Neftalí Reyes Basualto) is een van de bekendste en meest bestudeerde dichters ter wereld. De Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) markeert een breekpunt in leven en werk van Neruda. Voor deze periode lag zijn poëzie dichtbij het
| |
| |
modernisme en surrealisme, maar zijn sterk persoonlijke stempel had hem binnen de Spaanstalige literatuur al een plaats bezorgd die door de beste critici en dichters erkend werd. Vanaf de Spaanse burgeroorlog engageerde hij zich met de klassenstrijd en werd hij lid van de CP. Zijn gedichten - over zeer diverse onderwerpen, variërend van de Latijns-Amerikaanse geschiedenis in Canto General tot de simpelste dingen in zijn Odas Elementales - zijn in tientallen talen vertaald. Neruda was senator van de Republiek en Chileens ambassadeur in Frankrijk tussen maart 1971 en januari 1973. Hij kreeg de Nobelprijs in 1972. Behalve dichter was hij een politieke figuur. Zijn poëzie zal altijd een mijlpaal blijven in de Chileense letteren én de wereldliteratuur, maar zijn dood als gevolg van kanker, een paar weken voor de staatsgreep van 1973, symboliseert het eind van het ideaal om van Chili een socialistische maatschappij a la chilena te maken.
Gonzalo Rojas en Nicanor Parra zijn de belangrijkste dichters uit het midden van de twintigste eeuw. Neruda was toen al een legende en zij behoorden tot de weinige Chileense dichters met een literaire persoonlijkheid die vrij was van zijn invloed. Een derde auteur die daar in slaagde was David Rosenmann Taub, maar Rojas en Parra zijn het belangrijkst geweest voor de continuïteit van de nationale poëzie. Rojas publiceerde zijn eerste bundel, La miseria del hombre, in 1948. Hij definieerde zijn poëzie met de volgende woorden: ‘Ik kom er niet aan toe te zeggen wat ik wil zeggen.’ Heel iets anders dan Neruda wiens boodschap altijd helder was, zelfs wanneer hij het over onzichtbare zaken had. Rojas' erotische gedichten behoren tot de beste die in het Spaans geschreven zijn. Hij ontving de Premio Nacional de Literatura in 1992 en werd in datzelfde jaar in Spanje onderscheiden met de Premio Reina Sofia voor Latijns-Amerikaanse poëzie.
Nicanor Parra is misschien de meest invloedrijke Chileense dichter na Neruda. Zijn belangrijkste bundel is Poemas y Antipoemas (1954), waarin hij het concept Antipoesía introduceert. In deze nieuwe expressieve vorm komen het surrealisme, het existentialistische denken, ironisch en wanhopig, en Chileens populair taalgebruik vol humor en woordspelingen samen. Parra studeerde in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten en was professor wis- en natuurkunde aan de Universiteit van Chili tot hij met emeritaat ging. Tot vandaag de dag is deze tachtiger een belangrijk referentiepunt voor jonge Chileense dichters. Hij kreeg de Premio Nacional de Literatura in
| |
| |
1969 en ontving als eerste de prestigieuze Premio Juan Rulfo in Mexico, in 1991.
Na Rojas en Parra zijn de belangrijkste dichters Jorge Teillier en Enrique Lihn. In 1956 publiceerde Jorge Teillier zijn eerste boek, getiteld Para ángeles y gorriones. Zijn poëzie staat bekend als Poesia larica (lar staat voor ‘huis en haard’) en het huiselijke is een van de centrale thema's in zijn werk. Met schijnbaar eenvoudige taalmiddelen heeft deze dichter het over het zuiden van Chili, het landschap en de heimwee naar het ouderlijk huis. Teillier is een dichter met een klein register, heel verschillend van de alomvattende ambitie van Neruda of de ironische toon van Parra, maar onder zijn gedichten zijn ware juweeltjes.
Enrique Lihn was een kosmopolitische en kritische intellectueel. Zijn eerste belangrijke dichtbundel is La pieza oscura uit 1963. In die tijd liet de invloed van de Cubaanse revolutie zich danig gelden en waren dichters en schrijvers in Chili sterk gepolitiseerd. Enrique Lihn ontving in Cuba de prijs Casa de las Américas en verbleef een jaar op het eiland. Hij stond echter kritisch tegenover het stalinisme, in tegenstelling tot Neruda. In Chili leidde Lihn de belangrijke taller de poesía (poëziewerkplaats) van de Katholieke Universiteit. Lihn schreef ook romans en kritieken en was een grote steun voor een reeks jongere dichters.
Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig - inclusief de regeringsperiode van Salvador Allende tussen 1970 en 1973 - stond een generatie jonge dichters op die universitair geschoold was en cultureel onderlegd, onder wie Waldo Rojas, Gonzalo Millán, Lara Omar, Oscar Hahn, Cecilia Vicuña, Claudio Bertoni, Francisco Véjar en Manuel Silva Acevedo. Deze dichters waren enerzijds bekend met de traditie die door Neruda en Huidobro was begonnen, maar stonden ook open voor de vernieuwingen van Nicanor Parra, Enrique Lihn, Gonzalo Rojas en Jorge Teillier. Ze richtten poëzietijdschriften op, organiseerden bijeenkomsten, discussieerden over literatuur en politiek en waren op zoek naar nieuwe manieren om zich uit te drukken. Het literaire leven was zeer bruisend, zowel in Santiago als in sommige provincies - Valparaíso, Arica, Concepción, Valdivia - totdat de staatsgreep van 1973 werd gepleegd. Vanaf dat moment vertrokken bijna alle jonge dichters uit Chili. Sommigen van hen publiceerden in ballingschap werk van belang, zoals La ciudad van Gonzalo Millán, waarvan de eerste editie in 1979 in Canada het licht zag. Oudere
| |
| |
dichters zoals Nicanor Parra, Enrique Lihn en Jorge Teillier bleven in Chili wonen. Dit betekende dat er voor dichters die toen begonnen te schrijven, in het Chili van de dictatuur, nestors waren met wie ze over poëzie konden praten en aan wie ze hun werk konden laten zien.
Ondanks de censuur, de politieke repressie, en de algemene angst ontwikkelde de Chileense poëzie zich verder tijdens de zeventien jaar durende dictatuur (1973-1990). Een van de opvallendste dichters is Juan Luis Martínez met een oeuvre van slechts twee bundels, La Nueva Novela (1977) en La Poesía Chilena (1978). Martínez is een dichter die filosofische beschouwing combineert met visuele beelden: er zijn zelfs critici die zeggen dat hij geen dichter was maar een filosoof vermomd als dichter. Dichtbij hem staat Raúl Zurita, auteur van Purgatorio (1979) en Anteparaíso (1982), zeer originele werken die over het verdriet van Chili gaan en die geluksutopieën combineren met het nationale landschap. Een andere dichter die in de jaren tachtig begon te publiceren is Tomás Harris, auteur van titels als Zonas de Peligro (1985) en Diario de Navegación (1986). In 1996 kreeg Harris de Premio Casa de las Américas voor zijn bundel Crónicas Maravillosas. Harris is een van de opvallendste dichters van de generatie die halverwege de jaren vijftig is geboren, vanwege de continuïteit en kracht van zijn werk. Zijn laatste bundels zijn Itaca (2001) en Encuentros con hombres oscuros (2001).
In de jaren tachtig begon ook een groep dichteressen te publiceren. Dit is belangrijk omdat dichteressen in Chili na Gabriela Mistral geïsoleerd waren en nooit echt steun kregen van de kritiek en het lezerspubliek. Onder de nieuwe dichteressen bevonden zich Carmen Berenguer met Bobby Sand Desfallece en el Muro (1983) en A Media Asta (1988). Sindsdien publiceerde Berenguer Sayal de Pieles (1993) en Naciste Pintada (1999). Onlangs zijn haar drie eerste bundels in één band uitgegeven onder de titel La Gran Hablada (2002). Teresa Calderón maakte indruk met Género femenino (1989) en Imágenes rotas (1995). Chileense poëzie van vrouwen vormt het opvallendste literaire fenomeen van de laatste twintig jaar. De thematiek en schrijfstijl is volop in ontwikkeling en we kunnen er zeker van zijn dat sommigen van hen een stempel zullen drukken op de nationale poëzie van de eenentwintigste eeuw.
| |
| |
| |
Het Chileense proza
Tot in de eerste decennia van de twintigste eeuw werd de verhalende literatuur in Chili gedomineerd door het voorbeeld van het Franse naturalisme en de Spaanse streekroman. In nauwe samenhang met de politieke veranderingen in Chili vanaf 1938 - toen president Pedro Aguirre Cerda samen met het Frente Popular aan de macht kwam - richtte een groep schrijvers een beweging op die het sociale realisme (weerspiegeling van de klassenstrijd in de literatuur) verdedigde, maar ook beïnvloed werd door Huidobro en Franse dichters als Baudelaire: de Generatie van 38. De opvallendsten van hen zijn Volodia Teitelboim, auteur van romans als Hijos del salitre (1952), La semilla en la arena (1957), La guerra interna (1979) en van biografisch werk over Gabriela Mistral, Vicente Huidobro, Pablo Neruda en Jorge Luis Borges. Een iets oudere schrijver uit de Generatie van 38 is Manuel Rojas, auteur van verhalen als El vaso de leche, dat op de scholen als een klassiek werk werd onderwezen, en van de roman Hijo de Ladrón (1957) die een breuk in de verhalende literatuur in Chili betekende, doordat aan de sociaal-maatschappelijke problematiek ook de psychologische en existentiële dimensie van de personages toegevoegd werd. Manuel Rojas is misschien wel de belangrijkste auteur voor de volgende generaties in Chili.
Halverwege de jaren vijftig dient een nieuwe groep schrijvers zich aan, aangevoerd door Enrique Lafourcade, die zich tegen het sociaal realisme en de politieke betrokkenheid van de Generatie van 38 keert. Deze nieuwe groep staat bekend als de Generatie van 50. Lafourcade is de auteur van een lange reeks romans met als meest vermeldenswaardige Frecuencia modulada (1968), Palomita blanca (1971) en Mano bendita (1993). Andere auteurs van de Generatie van 50 zijn Claudio Giaconi, auteur van de cruciale verhalenbundel La dificil juventud (1958) en Jorge Edwards, diplomaat, journalist en auteur van verschillende verhalenbundels waaronder El patio (1952) en Thema's y variaciones (1969), en van romans zoals Los convidados de piedra (1978), El origen del mundo (1996) en El sueño de la historia (2000). Een van zijn bekendste boeken is Persona non grata (1973) waarin hij zijn traumatische ervaring als Chileens diplomaat in Cuba beschrijft. In 2001 ontving Jorge Edwards in Spanje de Premio Cervantes. José Donoso maakt de Generatie van 50 compleet en is de auteur van romans zoals El Lugar sin límites (1966), El obsceno pájaro de la noche (1970) en Casa de campo (1978). In zijn werk, vooral in El
| |
| |
obsceno pájaro de la noche, maakt Donoso het oude conflict tussen realisme en imaginisme ongedaan door in een onmiskenbare stijl fantasie en realiteit te vermengen. Na Donoso keert de Chileense literatuur de imaginatieve of surrealistische richting de rug toe om zich op verschillende vormen van het realisme te concentreren.
Aan het begin van de jaren zeventig verschijnt een nieuwe groep auteurs onder wie Hernán Valdés, Adel Dorfman en Antonio Skármeta. Ze steunden de regering van Salvador Allende (1970-1973) en ondervonden persoonlijk de gevolgen van de staatsgreep. Ze gingen in ballingschap, met wisselend succes. Hernán Valdés is de auteur van Tejas verdes (1974), het relaas van een intellectueel die slachtoffer is van de kafkaëske verschrikkingen van marteling, en van de roman A partir del fin (1981). Ariel Dorfman is auteur van romans, verhalen en essays zoals Para leer al Pato Donald (1971) dat hij in samenwerking met Armand Mattelart schreef - een aanklacht tegen de ideologische invasie van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika door middel van kinderverhalen. Een groter bereik heeft zijn toneelstuk La Muerte y la Doncella dat zonder veel enthousiasme in Chili werd ontvangen maar veel weerklank vond in het buitenland, met honderden voorstellingen in vele talen en een gelijknamige verfilming geregisseerd door Roman Polanski. Antonio Skármeta is de schrijver van twee verhalenbundels, klassiekers van de jaren zestig, die over een jeugd vol geluk en toekomstverwachting gaan: El entusiasmo (1967) en Desnudo en el tejado (1969). Later heeft hij een serie romans gepubliceerd waaronder La boda del poeta (1999) en La chica del trombón (2001) waarin hij zijn Europese verleden en de aankomst van zijn familie in het noorden van Chili onderzoekt. Skármeta heeft ook de filmwereld veroverd. De film ‘El Cartero de Neruda’ (Il postino) die geregisseerd werd door Michael Radford en gebaseerd was op zijn roman Ardiente Paciencia werd genomineerd voor een Oscar in de categorie beste buitenlandse film van 1995. Skármeta bedacht en regisseerde het
prestigieuze TV-programma El Show de los Libros (De Boekenshow) en vervulde het ambt van ambassadeur van Chili in Duitsland tussen 2001 en 2003. In datzelfde jaar won hij in Spanje de Premio de novela Planeta. Nog een schrijver die in ballingschap zijn debuut maakte is Luis Sepúlveda. Van zijn eerste roman, Un viejo que leía historia de amor (1989), werden wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht. Sepúlveda is eveneens de auteur van de picareske misdaadroman Nombre de torero (1994), van een autobiografie in de vorm van een reisver- | |
| |
slag, Patagonia Express (1995), en van het kinderboek Historia de una gaviota y el gato que le enseñó a volar (1996).
Aan het begin van de jaren negentig, toen in het land de democratie hersteld werd, beleefde de Chileense romankunst een kwanti-tatieve boom. In 1991 werden drie onderling zeer verschillende boeken uitgegeven: Mala onda van Alberto Fuguet, Nosotras que nos queremos tanto van Marcela Serrano en La ciudad anterior van Gonzalo Contreras. Van deze drie boeken werd een niet eerder vertoonde hoeveelheid exemplaren verkocht, een duidelijk signaal dat het Chileense publiek bereid was om door landgenoten geschreven boeken te kopen en te lezen. Vanaf dat moment is Marcela Serrano een bestsellerauteur van boeken met een feministische inslag zoals Antigua vida mía (1995) en Nuestra señora de la soledad (1999). Gonzalo Contreras heeft, beïnvloed door Henry James, een op het innerlijk gericht oeuvre opgebouwd met als meest bekende titels El nadador (1995) en El gran mal (1998). Alberto Fuguet heeft een briljante internationale carrière op zijn naam als hekelaar van het magisch realisme: in mei 2002 zette het Noord-Amerikaanse tijdschrift Newsweek hem op de omslag als een van de sleutelfiguren van de Latijns-Amerikaanse cultuur van de eenentwintigste eeuw. Na Mala onda publiceerde hij Tinta roja (1996) en Las películas de mi vida (2003).
In de jaren negentig vormde zich een groep auteurs die bekend staat als Nueva Narrativa, waartoe onder andere Jaime Collyer, Arturo Fontaine Talavera, Marco Antonio de la Parra (die ook een gerenommeerd dramaturg is), Ana María del Río, Carlos Franz en Sergio Gómez behoren. Zij vonden allen literaire erkenning bij zowel de kritiek als het lezerspubliek. Jaime Collyer schrijft opmerkelijke verhalen die hij heeft bijeengebracht in bundels als Gente al acecho (1992) en La bestia en casa (1998). Collyer heeft ook romans geschreven zoals El infiltrado (1989) en El habitante del cielo (2002). Een andere schrijver die binnen deze groep speciale aandacht verdient, is Sergio Gómez. In 2002 won hij in Spanje de prestigieuze Premio Lengua de Trapo met zijn roman La obra literaria de Mario Valdini. Daarnaast was Gómez de samensteller (samen met Alberto Fuguet) van McOndo, een bloemlezing van Latijns-Amerikaanse verhalen uit 1996.
Naast de auteurs van la Nueva Narrativa is Pedro Lemebel een belangrijke literaire figuur die over zijn homoseksualiteit en zijn afkomst uit de arbeidersklasse schrijft. Lemebel is auteur van stads- | |
| |
kronieken, bijeengebracht in boeken als Loco afán, crónicas de sidario (1986) en De perlas y cicatrices (1998). Zijn roman Tengo miedo torero (2001) die de liefde tussen een travestiet en een jonge guerrillastrijder beschrijft, was meer dan een jaar lang het best verkochte boek in Chili.
Als meest recente figuren in de Chileense literatuur moeten nog worden genoemd: Alejandra Costamagna, een schrijfster en journaliste die drie romans heeft gepubliceerd, En voz baja (1996), Ciudadano en retiro (1998), en Cansado ya del sol (2003), Nona Fernández met haar roman Mapocho (2002) en Rafael Gumucio die columnist is en auteur van de romans Memoria prematuras (1999) en Comedia nupcial (2002). In hetzelfde jaar ontving Gumucio de literaire prijs Anna Segher in Berlijn.
Tot besluit van dit overzicht van de Chileense literatuur wil ik Roberto Bolaflo vermelden. Bolaflo die kort geleden op 5o jarige leeftijd is overleden, veranderde na zijn roman Estrella distante (1996) in een cultschrijver die werd geroemd door de Spaanse, Franse, Engelse, Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse kritiek. Bolaño weet in zijn werk het erfgoed van auteurs als Jorge Luis Borges, Julio Cortázar, Nicanor Parra en George Perec samen te brengen. Zijn beste werk bestaat uit twee verhalenbundels, Llamadas telefónicas (1997) en Putas asesinas (2001), en de omvangrijkste van zijn romans, Los detectives salvajes (1998).
Dit overzicht, met al die titels en prijzen, is mogelijk wat droog, maar toch hoop ik dat uitgevers, op zoek naar nieuw werk om te laten vertalen, er inspiratie uit zullen putten.
|
|