waarin ik nimmer zou pogen haar voorliefde te sturen, in het vertrouwen dat zij me nooit reden zou geven me ertegen te verzetten; en dat ik met haar over zijn aanzoek zou spreken en hem de uitkomst zou meedelen. Zodra ik het Deborah vertelde, bloosde zij tot achter haar oren, en met een woedende blik waartoe ik die ogen van haar niet in staat had geacht, verlangde zij dat ik hem zou zeggen dat hij er het best aan deed zo gauw mogelijk elders op zoek te gaan, omdat elke gedachte aan haar verspilde moeite was. “Is je enig kwaad van hem bekend?” vroeg ik. “Neen,” antwoordde zij, “maar ik heb nooit enig goed vernomen en dat is al kwaad genoeg. En zijn voorkomen staat me niet aan.”’
‘Goed gezegd, Deborah!’ riep dr. Dove uit, in zijn handen klappend om klinkend uiting te geven aan zijn welgevallen.
‘“Maar kindlief,” zei ik, “hij ziet er toch niet afstotelijk uit?” “Vader,” antwoordde zij, “hij ziet eruit alsof hij geen gedachte in zijn hoofd heeft die een tweede gezelschap zou kunnen houden.”’
‘Goed gezegd, Deborah!’ herhaalde dr. Dove.
‘Maar dokter, is u dan enig kwaad van hem bekend?’
‘Geen enkel. Maar zoals Deborah zegt: evenmin enig goed, en als er enig goed te weten viel, dan had het me ter ore moeten komen. Ik weet nu eenmaal welke lieden het landvolk op mijn ronden eerbied en een goed hart toedraagt, wie men behalve als zijn meerdere ook als zijn vriend beschouwt. En omgekeerd weet ik ook van wie men nooit enige hoffelijkheid of toeneiging verwacht.’
‘U hebt gelijk, dokter, en Deborah heeft ook gelijk. Haar antwoord kwam uit een wijs hart. En het speet me niet dat zij haar besluit zo onverwijld trof en zo resoluut uitsprak. Maar ik wenste wel dat, met Gods wil, het aanzoek er een geweest was waarin zij zelf van harte had kunnen toestemmen, en met mijn algehele goedkeuring.’
‘Toch,’ zei de arts, ‘heb ik vaak bedacht hoe droevig het voor u zou zijn ooit van haar te moeten scheiden.’
‘Veel droeviger zal het zijn haar onverzorgd te moeten achterlaten, iets wat zich helaas naar alle waarschijnlijkheid in de natuurlijke orde der dingen ooit zal voordoen en zich, in die zelfde natuurlijke orde der dingen, met grote waarschijnlijkheid vandaag of morgen al kan voordoen! Onze beste voornemens, ook al zijn zij met de grootste zorg tot stand gekomen, missen dikwijls hun doel. Ik heb gepoogd Deborah de eerste beginselen naar de eis haars wegs te leren, door haar toe te rusten voor de staat waarin het God