De Tweede Ronde. Jaargang 24
(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Brief aan Thomas Manning
| |
[pagina 83]
| |
ging over (want het is gedurende ons verblijf nooit meer teruggekomen, we hebben geen mooie zonsondergangen meer gehad) en we betraden de comfortabele studeerkamer van Coleridge net in de schemering, toen de bergen helemaal zwart waren met wolken op hun kruin. Zo'n impressie had ik nooit eerder van bezienswaardigheden gehad en zal ik vermoedelijk ook nooit meer krijgen. Magnifieke wezens, prachtige oude kerels, Skiddaw, enz., ik zal u nooit vergeten, hoe ge daar die avond als een verschansing rondom lag, te bed voor de nacht, zo leek het, maar met de belofte dat ge morgen te zien was. Coleridge had een laaiend vuur branden in zijn studeerkamer, een grote, antieke, vreemd gevormde kamer, met een ouderwets orgel dat nooit wordt bespeeld, groot genoeg voor een kerk, planken met allerhande folianten, een windharpGa naar eind3 en een oude sofa, half bed, enz. En dat keek allemaal uit op de laatste vervagende aanblik van de Skiddaw en zijn breedborstige broeders: wat een avond! - We bleven er drie volle weken, en in die tijd bezocht ik het huisje van Wordsworth, waar we een dag of twee met de ClarksonsGa naar eind4 hebben gelogeerd (goede lui, en buitengewoon gastvrij, in wier huis we een dag en nacht vertoefden) en Lloyd hebben gesproken. De Wordsworths waren naar Calais. Ze zijn sindsdien in Londen geweest en hebben veel tijd met ons doorgebracht: hij is nu naar Yorkshire om te trouwen (met een minvermogend meisje, maar hij hoopt zijn eigen vermogen te vermeerderen als gevolg van de dood van Lord Lonsdale, die hem van het zijne had buitengesloten, overeenkomstig een plan dat my Lord al jong had opgevat om iedereen ongelukkig te maken.) Dus we hebben Keswick, Grasmere, Ambleside, Ullswater (waar de Clarksons wonen) gezien en nog een plaatsje aan de andere kant van Ullswater - de naam is me ontschoten - waar we op een uitzonderlijk drukkende dag heenreisden, over het midden van de Helvellyn. We zijn naar de top van de Skiddaw geklauterd en ik ben naar de bedding van de Lodore gewaad. Kortom, ik heb me ervan vergewist dat er zoiets bestaat als wat de toeristen romantisch noemen, iets waaraan ik voorheen ernstig twijfelde: ze maken er zoveel ophef over en strooien zo kwistig met hun feeërieke epitheta, tot die net zulk flauw licht afgeven als de lantaarns om vier uur 's ochtends na een illuminatie. Mary was oververmoeid toen ze ongeveer halverwege de Skiddaw was geklommen, maar we kwamen bij een koude beek (kouder dan dat kun je je niet voorstellen, stromend over koude stenen) en verkwikt door een teug koud water, beklom ze hem | |
[pagina 84]
| |
heel manhaftig. - O, die mooie zwarte kruin en de donkere lucht erboven, met overal rondom een uitzicht op bergen dat je doet duizelen, en dan heel in de verte Schotland en de grensprovincies zo beroemd van liederen en balladen -! Het was een dag die, als een berg, vast een hoogtepunt in mijn leven zal blijven. Maar ik ben terug, (ik ben nu alweer bijna drie weken thuis, ik ben een maand weggeweest en je kunt je de terugslag die ik aanvankelijk ervoer niet voorstellen, van gewend te zijn om vrij als een vogel door de bergen te zwerven en zonder dat iemand op je let in rivieren te baden, naar thuiskomen en werken. Ik voelde me heel klein. Ik had gedroomd dat ik een zeer groot man was. Maar dat gaat over, en ik merk dat ik me mettertijd zal conformeren aan de levensstatus tot welke God het heeft behaagt me te roepen. Bovendien, Fleet Street en de Strand zijn toch betere plekken om te wonen dan op de Skiddaw. Niettemin keer ik terug naar die grootse plekken waar ik rondzwierf en deel had aan hun grootheid. Toch zou ik niet kunnen leven op de Skiddaw. Ik zou een jaar, twee, drie jaar in de bergen kunnen wonen, maar dan moet ik het vooruitzicht hebben dat ik daarna Fleet Street weerzie: anders zou ik kniezend wegkwijnen. Niettemin, de Skiddaw is een mooi wezen. Mijn gewoonten zijn aan het veranderen, geloof ik, dwz. van dronken naar nuchter: of ik er gelukkiger door word of niet moet nog blijken. Ik zal 's morgens ongetwijfeld gelukkiger zijn, maar of ik niet het vet en het merg en de nieren opoffer, dwz. de Nacht, die heerlijke zorgverdrinkende nacht, die al onze slechtigheden goedmaakt, onze gekwetstheid dompelt in wijn, het toneel van grauw en vlak verandert in vrolijk en sprankelend -. O, Manning, als ik tegen de tijd dat je naar Engeland komt een duivelse standvastigheid heb verworven om geen enkel geestrijk vocht in mijn huis toe te laten, zul je dan nog mijn gast zijn onder zulke beschamende voorwaarden? Is het leven, met zulke beperkingen, de moeite waard? - De waarheid is wel dat mijn spiritualia een nest vriendelijke Harpijen in mijn huis brengen die me verwoesten. - Dit is een miserabel verhaal om op de St. GotthardGa naar eind5 te lezen, maar het ligt me op dit moment het zwaarst op het hart. FenwickGa naar eind6 is een geruïneerd man. Hij verbergt zich voor zijn schuldeisers en heeft vrouw en kinderen naar de provincie gestuurd. Fell, mijn andere drinkebroer (dat is geweest: nam hic caestus artemque reponoGa naar eind7) is redacteur van de Naval Chronicle geworden. Godwin (met een beklagenswaardig geaffecteerde Eega) blijft een bestendige vriend: | |
[pagina 85]
| |
al wordt het moeilijker hem nu vaak te bezoeken. Dat kreng heeft MarshallGa naar eind8 van zijn huis losgeweekt: Marshall, de man die in slaap viel toen de ‘Ancient Mariner’Ga naar eind9 voorlas; de oude, trouwe, onafscheidelijke vriend van de ProfessorGa naar eind10 - -. HolcroftGa naar eind11 is nog niet terug in de stad. Zodra ik hem zie zal ik hem jouw bericht doorgeven. (Wat heb ik een hekel aan dit deel van een brief.) Er is nog van alles te zeggen en geen plaats meer. Sommige dingen zijn te klein om verteld te worden, dwz. om voorrang te genieten, andere zijn te groot en omstandig. Bedankt voor jouw brief, die heel kostelijk was. Wat was ik graag bij je geweest, overvallen door de nacht, enz. - ik vrees dat mijn hoofd door het zwerven op hol is gebracht. Ik zal nooit meer hetzelfde inschikkelijke wezen zijn. Vaarwel. Schrijf me spoedig weer, want ik waag er niet graag een brief aan als ik niet weet waar de schikgodinnen je hebben heengevoerd. Vaarwel, beste kerel. |
|