Anders verstrekken wij geen informatie’.
Ik knikte en dacht de naam van de Reverend John Robinson, die om de hoek begraven lag. Buried under this house of worship, stond er op de plaquette.
Misschien hielp het.
‘Even zien...’, mompelde de in driedelig kostuum gestoken veilingmeester, terwijl hij met zijn vinger door een dik boek gleed. ‘Ja, u heeft geluk’, zei hij toen. ‘Antiquariaat Poseidon. Dat is die meneer daar. Dat is de heer Van der Zee’.
‘Dag meneer Van der Zee’, zei ik even later en stak mijn hand uit. ‘U kent mij niet’.
‘U bent L.H. Wiener’, antwoordde hij resoluut.
Een vlaag van verbazing beving mij. Ik werd herkend, door een antiquaar. Alhoewel, herkend worden door een antiquaar, was dat nu een teken van leven of een saluut aan de dood?
Ik knikte wat en legde hem uit waarvoor ik mij naar Leiden had begeven.
‘Hotz is een groot schrijver’, antwoordde de heer Van der Zee. ‘Maar van L.H. Wiener heb ik niets in mijn zaak’.
Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde.
‘Heeft u thuis niet nog wat staan?’
Ik antwoordde dat ik van al mijn boeken nog wel een exemplaar kon vinden en met een beetje goede wil zo ook mijn ‘Verzameld Werk’ nog zou kunnen formeren.
‘Zijn die boeken te koop?’, vroeg de heer Van der Zee.
‘Nee, die zijn niet te koop’, antwoordde ik resoluut.
‘Jammer’, zei hij.
‘Maar ik heb een voorstel’, ging ik verder.
‘Gelijk oversteken?’, vroeg hij toen.
‘Gelijk oversteken’, antwoordde ik.
En wij spraken af dat wij elkaar de volgende dag in antiquariaat Poseidon, aan de Botermarkt te Leiden, opnieuw zouden treffen.
Toen ik mij korte tijd later andermaal langs de plaquette op de Pieterskerk begaf, hield ik even stil en maakte een korte buiging voor de Reverend John Robinson.