De Tweede Ronde. Jaargang 24
(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Nocturne voor piano en gevoelige snaar
| |
[pagina 154]
| |
‘Je zult wel zien,’ zei ze. Na een tijdje hield het combo ermee op en verdween buigend uit het spotlicht. De ruimte was al schaars verlicht, maar de lampen die er waren, werden nu op een nog lager pitje gezet, tot alleen nog de kleine vleugel op het podium te zien was, waarop een aangloeiend spotlicht liet zien dat er al iemand achter de piano zat, iemand zo klein dat zijn hoofd nog maar net boven de toetsen uit kwam. Hij had een dikke haardos, een smal donker gezicht, een stralende glimlach en hij droeg een zonnebril. Ik herkende hem natuurlijk meteen. Elsa keek me met een ondeugende glimlach aan. ‘Verbaasd?’ giechelde ze. ‘En hoe,’ zei ik. ‘Heel Manilla vraagt zich af waar hij gebleven is.’ De man achter de piano speelde de Mondscheinsonate van Beethoven. Mijn gezelschap en ik luisterden stil tot hij klaar was. Hij speelde met een ernstige, geconcentreerde blik. De glimlach straalde pas weer toen hij de laatste noot had gespeeld en het applaus begon. Hij wachtte tot het stil was in de zaal en zette een levendig Lullaby of Broadway in. De zaal ontspande, de tafeltjes begonnen weer te praten en ik wendde me tot mijn gezelschap. ‘De blinde pianist,’ zei ik, ‘Pianong Negros, zo stond hij op de affiches. Ik ben er nooit achter gekomen hoe hij echt heette.’ ‘Dat zal ik je vertellen,’ zei Elsa, en dat deed ze ook. ‘Hij komt uit dezelfde stad op Negros als mijn familie.’ ‘Ik was altijd al nieuwsgierig naar hem,’ zei ik, terwijl ik naar de man achter de piano keek. ‘Weet ik,’ zei Elsa, ‘ik heb die column van je gelezen waarin je schreef dat zijn verdwijning van de podia van Manilla een groot raadsel was.’ ‘Is hij al die tijd hier geweest?’ ‘Welnee. Hij is hier nog maar een week, maar dit is misschien, eh, de tiende of twaalfde keer dat hij in Davao speelt. Hij zwerft overal door het zuiden van het land en dan speelt hij meestal in kleine cocktailbars. Het Insular wil hem hebben, moet je weten, maar hij vindt het te groot.’ ‘Dus is er toch een geheim? Wat is er met hem, Elsa? Hij ging het echt helemaal maken in Manilla, maar plotseling was hij verdwenen. Waarom?’ ‘Tja, als je dat wilt weten,’ zei Elsa, ‘zal ik helemaal bij het begin | |
[pagina 155]
| |
van zijn leven moeten beginnen. En dat is dan meteen de tweede reden waarom ik je vanavond hier naartoe heb genomen.’ Inmiddels speelde de man achter de piano The Night Was Made for Love, waarna Donkey Serenade, Claire de lune, Manhattan en Rhapsody in Blue nog zouden volgen. Terwijl ik met mijn ene oor naar hem luisterde, leende ik het andere aan Elsa, die mij het verhaal van Pianong Negros vertelde, de blinde pianist. Pianong werd geboren op een suikerplantage op Negros, waar zijn moeder als wasvrouw werkte voor het Grote Huis. Het Grote Huis was van Franco, een van de oudste en rijkste suikerbaronnen van het eiland. Pianongs moeder was de dochter van een pachter op de plantage. Toen haar ouders stierven, namen de Franco's haar in het Grote Huis aan als keukenmeid. Toen ze vijftien was, werd ze de bijzit van een Peace Corps-soldaat. Hun eerste kind werd dood geboren. Hun tweede kind, Pianong, werd blind geboren. De soldaat werd ergens anders gestationeerd en weigerde zijn officieuze vrouw en zijn kind mee te nemen naar zijn nieuwe post. Eenmaal in de steek gelaten, ging Pianongs moeder terug naar het Grote Huis, deze keer als wasvrouw. Toen Pianong zes of zeven was, moest hij zorgen voor de jongste zoon van de Franco's, die ongeveer even oud was. De kleine Franco heette Noel en was een verwend rotjoch. Hij liet zich door Pianong de trap op en af dragen. Hij gebruikte zijn benen zo min mogelijk. Pianong moest hem zelfs naar de tafel dragen en van kamer naar kamer, hoewel Noel groter en zwaarder was dan de arme, in zijn groei achtergebleven Pianong. Voor zijn zevende verjaardag kreeg Noel van zijn ouders een speelgoedpiano van Weens fabricaat. Hoewel het maar een stuk speelgoed was, had de piano echte toetsen met het bereik van een hele octaaf, en hij klonk als een echte piano. De kleine blinde Pianong was helemaal weg van het speelgoed. Ogenblikkelijk kreeg hij een band met dit rare instrument, dat reageerde op zijn tastende vingers. Noel moet ergens gesteld zijn geweest op zijn kleine persoonlijke bediende. Toen hij zag dat de blinde jongen zo werd gefascineerd door de speelgoedpiano, gaf hij hem aan Pianong. Pianong nam het speelgoed mee naar de hut waar hij met zijn moeder woonde. Altijd als ze kleren aan het wassen was, zong zijn moeder, en al gauw hoorde ze verrast dat ze door haar blinde zoon op de speelgoedpiano werd begeleid. De jongen had een waanzinnig oor. Hij hoefde een liedje maar één of twee keer te | |
[pagina 156]
| |
horen om het op de speelgoedpiano te kunnen spelen. Hij hield zo veel van de piano, dat hij ermee in zijn armen sliep. Noels ouders waren heel streng en op een dag vroegen ze hun zoon waar zijn speelgoedpiano toch was. Noel was erg bang voor zijn vader en moeder en wist dat de speelgoedpiano heel duur was geweest. Daarom zei hij tegen zijn ouders dat hij de piano niet kon vinden en dat Pianong hem wel zou hebben gestolen. De hut van de wasvrouw werd doorzocht en de speelgoedpiano werd gevonden. Noels vader gaf bevel de kleine Pianong af te ranselen vanwege de diefstal. De arme, verdwaasde blinde jongen wist niet eens waarom hij straf kreeg. Hij werd met een paardenzweep afgeranseld, ten overstaan van zijn huilende moeder; de zweepslagen maakten hem kreupel voor de rest van zijn leven. Daarna werden hij en zijn moeder de plantage uitgezet. De arme vrouw was ten einde raad, kwam op Cebu terecht, liet haar kreupele, blinde kind in een weeshuis achter en trok naar Manilla. Nooit heeft Pianong zijn moeder weergezien.
Op een dag liep Pianong in het weeshuis de ontvangstkamer van de nonnen in en hoorde een non op de piano spelen. Hij had zijn lievelingsspeelgoed terug! Toen de non de kamer uit was, tastte hij zich een weg naar de piano en begon erop te spelen. De non kwam terug en trof de blinde wees aan die Ay kalisud speelde op de piano. Ze riep de andere nonnen erbij en toen ze Pianong gehoord hadden, besloten ze dat de jongen pianoles moest krijgen. Pianong werd de ster van de avondjes die in het weeshuis werden gehouden en het was op een van die avondjes dat de impresario Roy Martinez hem hoorde spelen. Pianong was toen bijna dertien en de nonnen wisten niet wat ze met hem aan moesten. Volgens de regels moest ieder kind na zijn twaalfde het weeshuis uit. Roy Martinez bood aan de jongen onder zijn hoede te nemen en werk voor hem te zoeken. In die tijd vormde Martinez ensembles om voorstellingen te geven bij feesten in de stad en zo kwam het dat de kleine blinde pianist uit Negros de hoofdact verzorgde in een van Roy Martinez' ensembles. In die tijd werd de jongen bekend onder de naam Pianong Negros. Toen Pianong negentien was, werd een radioprogramma met amateurs in het hele land steeds populairder. Roy Martinez schreef Pianong in voor een van de regionale voorrondes. Pianong won met verbazend gemak. Roy Martinez begon het grote geld te rui- | |
[pagina 157]
| |
ken. Hij bracht Pianong naar Manilla om aan de landelijke finale mee te doen. Toen Pianong won, was hij hard op weg een nationale beroemdheid te worden. Hij speelde in de grote Opera van Manilla, verscheen als gast in tv-programma's, speelde in twee films, stond op de covers van een aantal tijdschriften en werd gevraagd om in Malacañang te spelen bij een bijzonder voornaam staatsbezoek. Verscheidene nachtclubs wilden hem contracteren, maar het leek Roy Martinez winstgevender om Pianong als freelancer in elke nachtclub maar één week te laten spelen. Roy Martinez wilde met Pianong op tournee gaan naar het buitenland, zodat hij in Hongkong zou spelen, Taiwan, Japan, Indonesië en Australië. En op dat moment verdween Pianong Negros plotseling uit het showbiz-circuit van Manilla. Als nieuwsgierigen er Roy Martinez naar vroegen, reageerde hij met schouderophalen. Hij wist alleen te vertellen dat Pianong plotseling heimwee had gekregen en terug was gegaan naar Negros. ‘Ik wacht maar gewoon af,’ zei Martinez, ‘en hoop dat de jongen weer bij zinnen komt, meer kan ik niet doen.’ ‘Maar wat was er met Pianong aan de hand?’ vroeg ik Elsa Lacson. ‘Was hij echt naar Negros terug?’ ‘Jawel,’ antwoordde ze, ‘maar meer dan een kort bezoek was niet de bedoeling.’ ‘Waarom ging hij dan niet terug naar Manilla?’ ‘Omdat hij erachter kwam dat er iets was gebeurd met de plantage waar hij was geboren.’ Toen Pianong op Negros de plantage opzocht, ontdekte hij dat die niet meer van de Franco's was. Ze waren failliet gegaan, de vader had zelfmoord gepleegd, de moeder was gestorven aan een gebroken hart. De Franco's hadden drie kinderen; twee meisjes die met een buitenlander waren getrouwd en inmiddels in den vreemde woonden en de enige zoon, Noel, Pianongs heer en meester in zijn kindertijd. Noel was als zwerver in Bacolod terechtgekomen, waar hij in een krot aan de kade woonde en het weinige dat hij als uitsmijter bij een nachtclub verdiende, verzoop. Zijn tienerjaren had hij in Manilla doorgebracht, maar daar kon hij zich nooit meer vertonen. Hij stond op de zwarte lijst van de verenigde casino's, die zijn leven hadden gespaard op voorwaarde dat hij nooit meer een voet op Luzon zou zetten, hoewel zijn gokschulden in de duizenden lie- | |
[pagina 158]
| |
pen. Als Noel in het noorden ooit nog zijn gezicht zou vertonen, zo was hem gezegd, zou hij worden geliquideerd. In die toestand trof Pianong zijn vroegere meester aan. Noel, degene die had gezorgd dat Pianong zo kreupel was dat hij naar de piano moest worden gedragen om te spelen, en daarna weer moest worden weggedragen. Maar toen Pianong Noel eenmaal had opgespoord in de menselijke vuilnisbelt op de kades van Bacalod, stond hij erop Noel uit de misère te trekken. En Manilla dan, de verplichtingen en contracten die daar op Pianong lagen te wachten? Noel kon nooit meer naar Manilla terug. ‘Dan wil ik ook niet terug,’ zei Pianong. ‘En daarmee,’ zei Elsa Lacson, ‘is je raadsel opgelost. Pianong is nooit meer teruggegaan naar Manilla. Hij speelde in het provinciale circuit, in het zuiden. Maar om niet te veel op te vallen, speelt hij alleen in kleine clubs.’ ‘En wat doet Noel nu?’ vroeg ik. ‘Dat komt zo,’ zei Elsa. Inmiddels was Pianong aan het eind van zijn programma gekomen en hij rondde zijn optreden af met dezelfde melodie als destijds in Manilla: de Mondscheinsonate. Toen hij klaar was, bedankte hij met een snelle glimlach voor het applaus. Het licht op de kleine vleugel vervaagde. ‘Kom, snel!’ zei Elsa die plotseling opstond en mij aan mijn hand overeind trok. Ze sleepte me mee naar een plekje achter het podium. Pianong zat nog steeds in het donker achter de piano. Een forsgebouwde man klom het podium op en ging achter hem staan. Pianong draaide zich om en glimlachte naar de forsgebouwde man. Die nam de kleine Pianong in zijn armen en heel voorzichtig, teder en liefdevol droeg hij hem van het podium naar achteren. ‘Was dat Noel Franco?’ vroeg ik. Elsa knikte en glimlachte door haar tranen heen. ‘Wat dacht je?’ vroeg ze. |
|