De Tweede Ronde. Jaargang 24
(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Rede tot de afgestudeerdenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 114]
| |
bridge zo trots op zijn, wees mijn College mij zonder pardon als enige schuldige aan, negeerde al mijn betuigingen van het tegendeel en liet mij weten dat ik geen toestemming zou krijgen om af te studeren als ik niet voor het ceremonieel de schade had vergoed. Het was de eerste, maar helaas niet de laatste keer dat ik ten onrechte zou worden beticht van moddersmijterij. Ik vergoedde de schade, moet ik toegeven, en werd derhalve geschikt bevonden voor het ontvangen van mijn bul. In een opstandige bui, mogelijk ten gevolge van mijn recente jus-ervaring, trok ik bruine schoenen aan naar de ceremonie, en werd ogenblikkelijk tussen mijn getogeerde en naar behoren zwartgeschoeide jaargenoten uit de stoet geplukt en teruggestuurd naar mijn onderkomen om andere schoenen aan te trekken. Ik vroeg me af waarom mensen met bruine schoenen als onbehoorlijk gekleed werden gezien, maar alweer stond ik voor een vonnis waartegen geen beroep mogelijk was. Opnieuw gaf ik toe, spurtte weg om andere schoenen aan te trekken, nam in een mum van tijd mijn plek in de stoet weer in; en toen ik na al deze wederwaardigheden aan de beurt was, moest ik langdurig de pink van de pedel vasthouden om deze langzaam te volgen naar de eerbiedwaardige troon waar de rector magnificus op zat. Ik knielde aan zijn voeten, zoals mij was gezegd, hield mijn handen omhoog, de handen als in een smeekbede gevouwen, en bedelde in het Latijn om mijn bul waar ik, die gedachte kon ik toch niet onderdrukken, drie jaar keihard voor had gewerkt, gesteund door mijn familie en tegen aanzienlijke kosten. Ik herinner me nog dat mij werd aangeraden om mijn handen ver boven mijn hoofd te houden, voor het geval de bejaarde rector magnificus, die voorover leunde om ze te grijpen, van zijn verheven zetel zou tuimelen en boven op mij terecht zou komen. Ik deed zoals mij was aangeraden; de bejaarde tuimelde niet; en eindelijk, tevens in het Latijn, verleende hij mij de titel van bachelor of arts. Als ik op die dag terugkijk, sta ik een beetje versteld van mijn passiviteit, hoewel het moeilijk te zeggen valt wat ik anders had kunnen doen. Ik had kunnen besluiten om niet te betalen, geen andere schoenen aan te trekken, en niet geknield om mijn titel te smeken. Ik koos ervoor om me over te geven en mijn bul te krijgen. Sindsdien ben ik koppiger geworden. Inmiddels ben ik tot de conclusie gekomen die ik u nu voorleg, dat ik niet had moeten toegeven, me niet had moeten neerleggen bij het onrecht, hoe klemmend ook de reden. Onrecht roept vandaag de dag bij mij nog steeds de gedachte op | |
[pagina 115]
| |
aan jus. Voor mij is onrecht een bruine, drabbige, kledderige vloeistof met een penetrante uiengeur die je tot tranen toe beweegt. Onrecht is het gevoel dat je krijgt als je zomaar op het laatste moment terugrent naar je kamer om je ongewenste bruine schoenen uit te doen. Het is wat er speelt als je gedwongen wordt om op je knieën in een dode taal te bedelen om iets waar je recht op hebt. En dit is dan ook wat ik bij mijn eigen afstuderen heb geleerd; dit is de moraal die ik heb herleid uit de parabelen van de Onbekende Jusbommenlegger, het Verboden Schoeisel en de Wankelende Rector Magnificus op Zijn Troon: de les die ik vandaag aan u mee wil geven. Ten eerste: mochten mensen u op een dag, ergens op uw levenspad, beschuldigen van wat men jusmisbruik onder verzwarende omstandigheden zou kunnen noemen - en dat zullen ze, neemt u dat van mij aan - en als u zich werkelijk niet schuldig heeft gemaakt aan het misbruik van jus, laat het er dan niet bij zitten. Ten tweede: zij die u weren omdat u de verkeerde schoenen draagt, zijn het niet waard dat u in hun midden bent. En ten derde: ga voor geen enkel mens door de knieën. Blijf pal staan voor uw rechten. Ik mag graag denken dat de Universiteit van Cambridge, waar ik drie schitterende jaren zo gelukkig was en waar ik zo veel aan te danken heb - ik hoop dat u op Bard net zo'n mooie tijd heeft gehad en ook het gevoel hebt dat u er zo veel aan te danken heeft - dat de Universiteit van Cambridge met haar fijnbesnaarde en hoog ontwikkelde Britse gevoel voor ironie, mij door al die vreemde gebeurtenissen rond mijn afstuderen precies deze waardevolle lessen mee heeft willen geven.
Leden van de lichting '96, we zijn hier bijeen om een van de gloriedagen van uw leven te vieren. Vandaag nemen we deel aan de overgangsrite die u ontslaat uit dit voorbereidende leven en u toelaat tot een leven waar u nu beter op bent voorbereid dan wie ook. En nu u voor de poort naar de toekomst staat, wil ik u graag iets vertellen over het bijzondere instituut dat u nu verlaat, iets wat verklaart waarom het voor mij zo'n bijzonder genoegen is om vandaag bij u te zijn. In 1989, nog maar enkele weken nadat de Iraanse mullahs hun dreigement jegens mij hadden uitgesproken, werd ik via mijn literair agent benaderd door de rector van Bard, die vroeg wat ik zou denken van een baan aan deze universiteit. Meer dan een baan alleen; er werd mij verzekerd dat ik hier in Annandale, in de gemeenschap van Bard, veel vrienden zou vin- | |
[pagina 116]
| |
den en een veilig toevluchtsoord waar ik kon wonen en werken. Helaas was ik in die harde tijden niet in staat dit dappere aanbod aan te nemen, maar ik heb altijd onthouden dat op het moment dat de sirenes over de hele wereld afgingen en allerlei mensen en instellingen bang werden, Bard College het omgekeerde deed - dat het mij tegemoet kwam met intellectuele solidariteit en menselijke bezorgdheid, en geen luchtkastelen beloofde, maar concrete hulp aanbood. Ik hoop dat u er allemaal trots op bent dat Bard stilletjes, zonder fanfare, in zulke tijden zo'n principieel gebaar maakte. Ik ben er zeker buitengewoon trots op dat ik het eredoctoraat van Bard College heb mogen ontvangen en ik vind het een uitzonderlijk voorrecht dat ik u vandaag toe mag spreken.
Voor de oude Grieken was hybris de zonde van het trotseren van de goden, en wie echt onfortuinlijk was, kon worden getroffen door de angstaanjagende toorn van de godin Nemesis, die in haar ene hand de tak van een appelboom droeg en in de andere een rad van fortuin dat op een dag om zou wentelen tot de dag der wrake. Omdat ik zelf, in mijn tijd, niet alleen beschuldigd ben van jusmisbruik en het dragen van bruine schoenen, maar ook van hybris, en aangezien ik inmiddels ben gaan geloven dat dergelijke trotseringen een onvermijdelijk en essentieel onderdeel vormen van wat we onder vrijheid verstaan, leek het me wellicht goed dit bij u aan te bevelen. Want in de komende jaren zult u geconfronteerd worden met goden in allerlei soorten en maten, groot en klein, goden met en zonder bestuurlijk lichaam, die allemaal zullen eisen dat u hen gehoorzaamt en aanbidt - hele hordes goden van geld en macht, van gewoonte en conventie, die uw gedachten en leven zullen proberen te beperken en beheersen. Trotseer ze; dat is wat ik u mee wil geven. Steek uw tong uit, trek een lange neus. Want, zoals de mythen ons vertellen, laat de mensheid zich pas van haar menselijkste kant zien als zij de goden trotseert. De Grieken kennen vele verhalen over ruzies tussen ons en de goden. Arachne, de grote weefkunstenares, vergeleek haar weef- en borduurvaardigheden met die van de godin van de wijsheid zelve, Minerva of Pallas Athene; en impertinent als ze was, weefde ze alleen afbeeldingen van taferelen waarin de fouten en zwakheden van de goden naar voren kwamen - de verkrachting van Europa, Leda en de zwaan. Daarom - vanwege dit gebrek aan eerbied, niet omdat ze slecht zou zijn in haar vak - vanwege wat we nu kunst en gotspe zouden | |
[pagina 117]
| |
noemen - veranderde de godin haar rivale in een spin. Koningin Niobe van Thebe (die haar volk voorhield dat het Latona, de moeder van Diana en Apollo niet moest aanbidden) zei: ‘Wat een onzin! Waarom verkies je wezens die je nog nooit hebt gezien boven wie pal voor je staat!’ Voor deze gedachte, die we vandaag humanisme zouden noemen, vermoordden de goden haar man en kinderen, en zijzelf veranderde in een rots, versteend van verdriet, waaruit een eindeloze rivier van tranen druppelde. Prometheus de Titan stal het vuur van de goden en gaf het aan de mensen. Hierom - om iets wat we vandaag de dag het streven naar vooruitgang zouden noemen, naar betere wetenschappelijke en technologische mogelijkheden - werd hij vastgeketend aan een rots, waar een grote vogel eeuwig aan zijn lever pikte, die steeds weer opnieuw aangroeide. Het interessante hiervan is dat de goden in deze verhalen helemaal niet mooi worden voorgesteld. Arachne mag dan bovenmatig trots zijn in haar poging zich met een godin te meten, het is niet meer dan de trots van een kunstenaar, samen met het lef van de jeugd; terwijl Minerva, die ook genadig zou kunnen zijn, alleen maar wraakzucht toont. Het verhaal vergroot de schaduw van Arachne, zogezegd, en verkleint die van Minerva. Het is Arachne die een zekere mate van onsterfelijkheid aan het verhaal overhoudt. En de wreedheid van de goden ten opzichte van het gezin van Niobe stelt deze laatste in het gelijk. Wie zou het gezag van zulke wrede goden prefereren boven een eigen vorm van gezag, het gezag van mannen en vrouwen, hoe gebrekkig ook? Alweer worden de goden juist verzwakt door hun krachtsvertoon, terwijl de mensen sterker worden, ondanks (en zelfs terwijl) ze worden vernietigd. En de martelaar Prometheus natuurlijk, Prometheus die het vuur schonk, is de grootste held van allemaal.
Het zijn deze mannen en vrouwen die de wereld op de kaart hebben gezet, en dat hebben ze gedaan ondanks hun goden. De moraal van de mythen is anders dan wat de goden ons willen leren - dat we ons moeten gedragen en onze plaats moeten weten -, zelfs het tegenovergestelde. De moraal is dat we ons moeten laten leiden door ons innerlijk. Van onze slechtste kant kunnen we inderdaad arrogant, omkoopbaar, corrupt of egoïstisch zijn; maar van onze beste kant kunnen en zullen we - u dus - vrolijk, avontuurlijk, ondeugend, creatief, onderzoekend, veeleisend, competitief, liefdevol en uitdagend zijn. | |
[pagina 118]
| |
Buig voor niemand. Weiger het kennen van uw plaats. Trotseer de goden. U zult ervan versteld staan hoevelen van hen voeten van leem zullen blijken te hebben. Laat u, waar mogelijk, door uw goede kanten leiden. Ik feliciteer u van harte en wens u heel veel succes. |
|