er niet, maar wel een begeleider van de Joegoslavische ploeg. Hij kwam naar me toe en zei glimlachend: ‘Het is beter het geld te delen dan het punt te delen.’
Ik begreep wat hij bedoelde. Als er iemand zou winnen, wie van ons tweeën dat ook was, dan zou ons gezamenlijke prijzengeld aanzienlijk hoger zijn dan als we remise zouden maken. Remise of verlies maakte financieel niet zoveel uit, winst betekende een hoge prijs.
Mijn Joegoslavische tegenstander was zwakker dan ik en hij was ook armer. Hij had een zieke oude moeder voor wie hij dure medicijnen moest kopen die in Joegoslavië niet te krijgen waren.
Ja, hoor eens even, als we met iedere arme schaker met een zieke moeder een deal moeten sluiten, dan is het eind zoek.
Hij stond me al op te wachten buiten de speelzaal. Het leek hem het beste dat hij de partij zou winnen, want op het oog stond hij een tikje beter. Maar als ik dat liever had, mocht ik de partij ook winnen, al zou de verdeling van het gemeenschappelijke prijzengeld dan natuurlijk iets ongunstiger voor me moeten worden. Wie mag winnen krijgt minder geld, dat is logisch.
‘De partij is duidelijk remise, dat ziet iedereen, en als een van ons zou winnen, zou dat een schandaal geven,’ zei ik. ‘Ik bied remise aan.’
‘Dan spelen we,’ zei de Joegoslaaf. We speelden, hij probeerde te winnen terwijl dat niet kon en hij verloor, wat hij van tevoren geweten moest hebben. ‘What a scandal,’ zei een toeschouwer die de partij gevolgd had. Die was ook niet gek en begreep wel dat ik nooit op een normale manier had kunnen winnen.
Ik had de hoogmoed van de onomkoopbare getoond, maar de Joegoslaaf had ook zijn trots. Hij wist dat hij zou verliezen, maar hij verloor liever dan dat hij me mijn eerlijke remise gunde. De onomkoopbare is onuitstaanbaar, omdat hij zich in de wereld van de profs gedraagt als een rijke amateur voor wie het er eigenlijk niet zoveel toe doet.
Als je ouder wordt en steeds slechter gaat schaken, komt er een andere vorm van hoogmoed: de hoogmoed van de nederigheid, van de verlichte ziel die niet meer speelt om te winnen, maar om de schoonheid van het spel.
Je denkt aan de Papoea's die volgens Rudy Kousbroek net zo lang bleven voetballen tot het gelijk stond. Echt verlicht waren die