wel mooi voor de val. Prachtig zegt onze officier dat, hè?... toevallig wel mooi voor de val. Niet zo deftig als de dominees dat doen. Gewoon waar het de Here Here om begonnen is. Die kinderen erop uit sturen naar die boten is ook hoogmoed. Hoogmoed is een groot kwaad. Ootmoed, ootmoed, daar moeten we het van hebben. Daar word je beter van.’
Bernard en ik kijken elkaar aan. Dat mens zegt het natuurlijk weer helemaal verkeerd. Die malle Eppo van haar is er een keer langsgekomen, langs die boten bij de gasfabriek. Hoogmoed? Houd Moed-1, -2 en -3, dat zijn onze boten. We hebben lak aan de slobbertjes, ook al schijten we in onze broek. Die Duitser staat er niet de hele tijd. Die gaat het gebouwtje verderop in waar de kachel brandt, want die sterft ook van de kou.
Onderwijl is het thuis vreselijk koud. We moeten straks naar bed met onze jassen. Wat een armoe. We kunnen er ook niet op uit naar de fabriek, want Bernardje ligt in bed met mazelen of roodvonk. Hij gloeit helemaal. Als ik nu eens alleen... Helemaal alleen? Met de slee langs de slobbertjes? Naar die Duitser met zijn geweer?
Ja, waarom niet? Alleen of met z'n twee, dat maakt ook niks uit. Het gaat om een klomp steenkool. Het is een kwestie van even heen en weer met de slee. Even doorbijten en je staat boven, in de kamer, voor een koude kachel met zo'n klomp pure antraciet en het is zó weer warm thuis. Moeder blij en trots: wat is die Paul een held, zeg.
Ik smeer hem. Wat een sneeuw. Dikke vlokken. 't Is al bijna donker. Net goed, dan zien ze me niet. Het is wel een beetje raar zo alleen met de slee en de teil die heen en weer schuift. Het is een en al gehobbel en gebobbel. Ik zie amper waar ik loop. Zelfs een Duitse vrachtwagen vol moffen komt vast te zitten. Ik steek het gedempte Boterdiep over. Nu door de slobbertjessteeg. Niemand. Zie je dat het goed gaat? Ik ben zo weer thuis. Dat gezicht van moeder als ik de trap op kom.
Voor op de boot staat Houd Moed-3. Ook mooi meegenomen, de makkelijkste boot. Geen Duitser te bekennen. Trouwens, hoe zou je die zien in die sneeuw. Door het sneeuwen zie ik niet goed hoe ver de Houd Moed-3 van de wal af ligt. Pas op, ik glij bijna uit. Sta ik nog op de wal of ben ik al op de boot? Er is hier niemand. Als ik uitglij... Dat zwarte water. Wie helpt me dan. Ik moet terug naar huis. Maar als ik nu even volhou, dan heb ik die ene klomp te pakken en kan ik weg. Ik hoef er niks voor te doen.