[De Tweede Ronde 2003, nummer 1]
Voorwoord
Dit lentenummer, het vierde in de reeks van jaarlijkse hoofdzondenummers, is gewijd aan de Hoogmoed. Volgens Augustinus was hoogmoed de moeder van alle zonden en volgens Edmund Spenser heette zij Lucifera, vrouwelijke pendant van de Vorst der Duisternis die vanwege zijn hoogmoed werd neergebliksemd naar de hel. Het thema is in dit nummer van zoveel kanten belicht dat een bondig overzicht geboden lijkt. In Nederlands proza zeven verhalen: over hoogmoed als misverstand, onder schakers, in de genetische wetenschap, van would-be kunstenaars, van een sterauteur in wie misschien Mulisch mag worden herkend, van de geplaagde kleine man, en van een bekende moordenaar (of het huidige strafrecht). In Nederlandse poëzie leest men over hovaardige figuren uit de mythologie (Icarus, Daedalus, Phaëthon), maar ook over de hoogmoed van grootstad en supertanker. In Light Verse wordt de hoogmoed belicht van (opnieuw) Icarus, en daarnaast van Beëlzebub, Pim Fortuyn, Lodewijk XVI, Nebukadnezar, Paulus, de toren van Babel en Jaweh zelf. De klassieke variant van de hoogmoed (hybris) wordt in Essay geanalyseerd door Robert Payne, die in Hybris een nimf ziet voor wie zelfs Zeus niet veilig was. In deze rubriek verder aandacht voor Roland Holsts tekst op het Nationaal Monument, en voor de hoogmoed van Byron. Byron zelf bezingt in Vertaalde poëzie de hoogmoed van Prometheus; in deze rubriek ook Longfellow met een lang verhalend gedicht over een hoogmoedig koning, zijn boetedoening en bekering; Kavafis is met twee gedichten vertegenwoordigd (Darius en Cleopatra's kinderen); verder poëzie van de Hongaar Faludy (Cleopatra), van de Israëlische Ravikowitz, van Pope, Sannazarro (weer Icarus), Spenser en A.K. Tolstoj. In Vertaald proza beschrijft Karin Blixen de hoogmoed van het ancien régime, Boccaccio een hoogmoedige
domproost, Heinz Huber een elitaire letterkundige; Jose Quirino toont de hoogmoed en neergang van een rijk rotjoch op de Filippijnen, Somerset Maugham die van een ingebeelde bedelaar in Zuid-Amerika en Strindberg tenslotte de hoogmoed en inkeer van een hydrograaf en de nar die de spot met hem dreef. Nog ongenoemd is de rede die Salman Rushdie hield bij een buluitreiking van Amerikaanse studenten (in Essay). Het Engels heeft eigenlijk geen woord voor hoogmoed, zodat de zonde het moet stellen met de benaming Pride, maar ‘trots’ is niet per se negatief. Rushdie houdt dan ook een pleidooi voor terechte trots en biedt daarmee bij alle hoogmoed die in dit nummer voor de val komt een zinrijk tegenwicht.
Redactie