de buitenwereld weer te geven of gevoelens te beschrijven. Zij moeten, net als de muziek dat doet, een onbestemde sfeer of een vluchtige stemming oproepen. Verlaine verstaat als geen ander de kunst van het suggereren, een kunst die zijn gedichten maakt tot kleine muziekstukjes in woorden. Een aantal van deze muziekstukjes zijn op hun beurt weer een bron van inspiratie geweest voor componisten als Fauré, Debussy en met name Varèse die de muziek schreef bij ‘Un grand sommeil noir’.
Het gedicht dat Varèse kennelijk zeer aangesproken heeft, is te vinden in de bundel Sagesse (1880) die tot stand gekomen is onder nogal dramatische omstandigheden uit het leven van Verlaine. De gedichten zijn voor een groot deel geschreven in de gevangenis van Mons, waar de dichter terecht is gekomen na een uit de hand gelopen ruzie met Rimbaud. Verlaine verwondt zijn vriend door een pistoolschot en wordt veroordeeld tot twee jaar cel. Daar komt deze ‘gedoemde dichter’ (poète maudit) tot inkeer, bekeert zich tot het katholicisme en probeert, tevergeefs, weer in de gratie te komen bij zijn zeer jonge vrouw Mathilde.
Het is opmerkelijk dat er in deze bundel zo weinig naar deze verwikkelingen wordt verwezen. De titel van de bundel is natuurlijk een discrete verwijzing naar de gemoedstoestand van de dichter, en ook in het gedicht zelf (dat geschreven is op de dag van het vonnis, 8 augustus 1873) wordt er een vluchtige toespeling gemaakt op het treurige leven dat de dichter tracht te ontvluchten door weg te zakken in een diepe, zwarte slaap. Dit gevoel van pessimisme is ook los te zien van deze specifieke context: treurigheid, spijt, en verlangen om weg te kruipen zijn dan niet zozeer inherent aan het mislukte leven van Verlaine, maar ook aan het leven zelf. Het gedicht ontstijgt het zuiver persoonlijke, en bezingt een universeel, haast archetypisch gevoel waar een aantal jaren eerder Baudelaire een term voor heeft gevonden: het spleen, een gevoel dat gebaseerd is op een intens heimwee naar de zuiverheid van het verloren paradijs.
Betekent het spleen bij Baudelaire een onoverkomelijk en bijna ondragelijk lijden, bij Verlaine neemt dit gevoel een veel mildere vorm aan. Ondanks de titel van het gedicht en het beeld van de grafkelder dat in de laatste strofe opduikt, komt het spleen niet overeen met een verlangen naar de dood. Het beeld van het graf wordt namelijk gecorrigeerd door dat van de wieg, zodat het onderaardse gewelf niet met de dood geassocieerd wordt maar met