De Tweede Ronde. Jaargang 23
(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
‘C'est encore de la musique’
| |
[pagina 111]
| |
aan Rimbaud; en dat hij met diezelfde Rimbaud in juni 1873 het gezelschap van het Brusselse ‘Alcazar’ in het Londense ‘St. James Theatre’ Offenbach ziet en hoort vertolken. De naam van tijdgenoot Gabriel Fauré (1845-1924) duikt in de ‘Chronologie’ pas aan het einde op: hij is op 10 januari 1896 een van de twee bespelers van de ‘grandes orgues’ van de Saint-Etienne-du-Mont als Verlaine daar uitgeleide gedaan wordt; onvoldoende blijkbaar voor een plaatsje in de ‘Index des noms et des titres’.
*
Wie wél in de ‘Chronologie’ én in de ‘Index’ voorkomt, is de componist Emmanuel Chabrier (1841-1894), met wie Verlaine in 1863 kennismaakt in de salons van ‘la générale-marquise’ De Ricard, 10, Boulevard des Batignolles, en die hij later zou karakteriseren als ‘gai comme les pinsons et mélodieux comme les rossignols’: ‘opgewekt (als de vinken) en welluidend als de nachtegalen’. In Amour staat zelfs ‘À Emmanuel Chabrier’: ‘Chabrier, wij vervaardigden, een dierbare vriend en ik,/ Woorden voor U, die er vleugels aan gaf’. Dat gedicht is, met vijf andere sonnetten in die bundel, een voorafschaduwing van Dédicaces, waarin het weer wordt opgenomen, en waarvan de verschijning mogelijk was door intekening; de dichter Stéphane Mallarmé en de componist Ernest Chausson (1855-1900) behoorden tot de intekenaren.
*
Die ‘dierbare vriend’ uit ‘À Emmanuel Chabrier’ is zeer waarschijnlijk Lucien Viotti, aan wie Verlaine was voorgesteld door zwager Sivry. Zij zouden Chabrier aan een ‘scénario d'opérette’ geholpen hebben voor de komische opera L'Étoile, waarin de woorden van het ‘Chanson du Pal’ van Verlaine zouden zijn. Uit die opera - in 1877 in première gegaan in de Bouffes-Parisiens - werd de ‘Romance de l'étoile’ afzonderlijk, postuum uitgegeven. Viotti, die in 1870 sneuvelde in de Frans-Duitse oorlog, werkte samen met Verlaine aan het libretto van een opera buffa, Vaucochard et fils Ier (door Verlaine herhaaldelijk als Veaucochard gespeld). Wat daarvan is overgebleven, is opgenomen in de Oeuvres poétiques complètes. | |
[pagina 112]
| |
*
Aan de negentiende-eeuwse Wagneradoratie heeft ook Verlaine het zijne bijgedragen: 8 januari 1886 publiceert Edouard Dujardin het nummer van de Revue wagnérienne dat, als hommage aan Wagner, naast negen andere sonnetten - onder andere een van Mallarmé -, ‘Parsifal’ van Verlaine bevat.
*
In augustus-september 1878 schrijft Verlaine zijn zwager over hun gezamenlijk project, de operette - elders cantate geheten - La Tentation de Saint Antoine. (Sivry zou, zoals bij Vaucochard et fils Ier, de muziek voor zijn rekening moeten nemen.) Wat er van het libretto rest, is, evenals de luttele regels van Vaucochard et fils Ier, opgenomen in de Pléiade-editie.
*
Als ik mij beperk tot de gerenommeerde liederencomponisten die zich door Verlaine hebben kunnen laten inspireren, dan is mij van Henri Duparc (1848-1933) geen Verlainelied bekend, evenmin als van Emmanuel Chabrier, Erik Satie (1866-1925) en Francis Poulenc (1899-1963). Jules Massenet (1842-1912) schreef het duet ‘Rêvons, c'est l'heure’ (1871), en Maurice Ravel (1875-1937) componeerde in 1895 ‘Un grand sommeil noir’. Ernest Chausson, aan wie Debussy zijn ‘La mer est plus belle’ (1891) uit Sagesse had opgedragen, en die zo betrekkelijk jong zo jammerlijk om het leven kwam - op een fiets, tegen een muur -, schreef ‘officieel’ 39 liederen, waarvan drie op tekst van Verlaine: Apaisement (1885), ‘La chanson bien douce’ en ‘Le chevalier malheur’ (1898). Van die twee laatste liederen neemt men aan dat Chausson er Verlaine postuum eer mee wilde betuigen; daartoe zou hij meer filosofisch getinte gedichten (uit Sagesse) gekozen hebben, in plaats van teksten die in verband zouden kunnen worden gebracht met Verlaines kwalijke reputatie. Dé grote Verlainevertolkers zijn Gabriel Fauré en Claude Debussy (1862-1918). Zij worden door musicologen vaak als eikaars tegenpolen beschouwd, en soms als mindere van Reynaldo Hahn (1875-1947), wie - als het om de wereld van Verlaine gaat - het grootste empatisch vermogen wordt toegeschreven. | |
[pagina 113]
| |
*
De componisten gaven vaak titels aan gedichten zonder titel. Daarmee wilden zij een stemming markeren, en daartoe kozen zij een of meer woorden uit de tekst. Dat is, bijvoorbeeld, het geval met Chaussons ‘Apaisement’: gedicht VI van La Bonne Chanson krijgt hier versregel 14 als titel. Iets gelijkaardigs geldt voor zijn twee andere Verlaineliederen. En zo heet een van de Chansons grises van Reynaldo Hahn ‘L'heure exquise’ in plaats van ‘La lune blanche’.
*
Als jonge componisten gewoon zijn ‘hun creatieve spieren los te maken met een paar korte stukken voor stem en piano’ Jean Gallois), dan ging Gabriel Fauré een stapje verder: voordat hij in 1875 zijn vioolsonate in A en zijn eerste nocturne voor piano schreef, componeerde hij vanaf 1865 alleen maar vocale muziek. Hij heeft meer dan honderd liederen nagelaten, meer dan welke andere Franse componist van naam dan ook. De liederen die hij vóór 1904 schreef, kunnen ondergebracht worden in drie groepen, waarvan de derde onder andere de liedcyclus Cinq mélodies ‘de Venise’ - naar de plaats waar zij geconcipieerd werden - beslaat, en de losse liederen op tekst van Verlaine uit de periode 1889-1904. Opus 46 (1887) met ‘Clair de lune’ - het eerste Verlainelied van Fauré - sluit de tweede groep af. Met dat gedicht was de jonge Debussy in 1882 al in de weer gegaan, om het in 1891 muzikaal te voltooien. Zoals ook ‘Spleen’, ‘Green’ en ‘C'est l'extase’ door beide componisten werden uitverkoren. Met ‘Prison’ (1900) neemt Fauré afscheid van Verlaine.
*
Winnaretta (‘Winnie’) Singer, Princesse de Polignac, bood Fauré 25000 francs (het honderdvoudige van wat hij per maand verdiende als organist van de Madeleine) om een korte opera te schrijven bij gelegenheid van de ingebruikneming van haar nieuwe concertzaal, ‘L'atelier’, in de Rue Cortambert. Fauré wilde daartoe graag samenwerken met Verlaine. Maar die verkeerde toen, in 1891, óf in staat van voortdurende dronkenschap óf werd weer eens opgenomen in een of ander ziekenhuis. | |
[pagina 114]
| |
Verlaine aanvaardde de opdracht, maar zette zijn toezegging niet om in daden. En Fauré ondernam een zoektocht in Verlaines stamcafés. Toen hij de dichter eindelijk gevonden had, suggereerde Verlaine, tot grote teleurstelling van Fauré, dat hij zijn toneelstuk Les Uns et les autres wilde omwerken en van een nieuw slot wilde voorzien. De samenwerking liep stuk, maar tijdens een vakantie in Venetië, in het gevolg van Winnie Singer, begon Fauré aan zijn Chansons ‘de Venise’, op teksten van Verlaine. Met dezelfde of gelijkaardige teksten in verschillende volgorde ademen de Chansons ‘de Venise’ optimisme, Debussy's Ariettes oubliées pessimisme. (Begin 1892 stelde Verlaine nog voor L'hôpital Watteau te schrijven, waarin in het ziekenhuis opgenomen karakters uit de commedia dell'arte zouden figureren.)
*
La Bonne Chanson (1892-1894) van Fauré bevat negen van de eenentwintig verzen van Verlaine, waarvan de volgorde is gewijzigd teneinde ‘une sorte de récit poétique’ Jean-Michel Nectoux) te creëren. Uit een brief van 17 mei 1923 aan Roger Ducasse blijkt dat Fauré nooit zoveel vreugde heeft beleefd als bij het schrijven van die cyclus. (Men heeft Fauré wel verweten, La Bonne Chanson, het bruiloftslied dat Verlaine voor zijn verloofde Mathilde schreef, te hebben veranderd in een liefdesbetuiging aan Madame Debussy, Emma Bardac.)
*
Claude Debussy kon door toedoen van Verlaines schoonmoeder, Madame Mauté de Fleurville, naar het conservatorium, en had, toen hij nog Achille heette, op zijn drieëntwintigste al een veertigtal liederen geschreven op gedichten van tijdgenoten; meer dan de helft van het totaal dat hij aan ‘mélodies’ (ook op eigen tekst) zou componeren. Ook Verlaine, toen nog onbekend, hoorde tot zijn favoriete dichters. Van de zeventien Verlaineliederen werden er al veertien geschreven vóór 1892, waarvan er drie in 1891 opgenomen werden in | |
[pagina 115]
| |
een kleine cyclus, onder de Verlainetitel Fêtes galantes (‘En sourdine’, ‘Fantoches’, ‘Clair de lune’). In 1903 herziet Debussy de zes Ariettes van 1886: die worden tot Ariettes oubliees. In 1904, dertien jaar na de eerste reeks, schrijft hij, inmiddels beroemd geworden als de componist van Pelléas et Mélisande, een tweede serie Fêtes galantes (‘Les ingénus’, ‘Le faune’, ‘Colloque sentimental’).
*
Reynaldo Hahn, geboren in Venezuela uit een Duitse vader en een Spaanse moeder, schreef een zestigtal liederen. Hij stond model voor Prousts ‘le musicien Santeuil’, en gebruikte voor zijn liederen vooral gedichten van Franse dichters van zijn tijd. Maar de musicoloog James Day schreef over hem: ‘[...]it was to the subtly musical verse of Paul Verlaine [...| that Hahn responded most fully. [...] none caught the elusive and allusive atmosphere of the poems better than Hahn’. Op zestienjarige leeftijd voltooit hij de compositie van zeven Chansons grises (1891-1892), bij de vertolking waarvan Verlaine gehuild zou hebben; in 1892 componeert hij ‘D'une prison’, in 1893 ‘L'incrédule’ en later nog ‘Fêtes galantes’. In 1891 schrijft hij (het pas in 1896 gepubliceerde) ‘L'offrande’. In datzelfde jaar zet ook Fauré het op muziek, onder de oorspronkelijke titel ‘Green’, iets wat Debussy al in 1888 gedaan had.
*
Niet alleen negentiende-eeuwers componeerden Verlaineliederen. Zo schreef Benjamin Britten (1913-1976) in 1928 (!) Quatre chansons françaises; twee op tekst van Victor Hugo en twee op gedichten van Verlaine: ‘Sagesse’ (‘Le ciel est, par-dessus le toit’) en ‘Chanson d'automne’. Zij vertonen invloed van onder anderen Debussy, Ravel en Wagner. Britten droeg ze op aan zijn ouders; ze beleefden hun première pas in 1980. De L.P.'s Verlaine et Rimbaud chantés par Léo Ferré, 1 en 2, bevatten veertien chansons op tekst van Verlaine (en tien Rimbaud-chansons). De componist-chansonnier wordt begeleid door het Orchestre Jean-Michel Defaye.
* | |
[pagina 116]
| |
Veel Verlaineliederen wachten er nog op, in de canon te worden opgenomen. Bijvoorbeeld: La Bonne Chanson (1996) van Serge Weber, op teksten uit de gelijknamige Verlainebundel, gecomponeerd ter gelegenheid van 's dichters honderdste sterfdag. En: van Richard Brodhead Je me souviens...Songs and Interludes for Soprano and Ensemble (1999), bevattende vier gedichten van Verlaine.
*
Tot de componisten van het meest op muziek gezette gedicht van Verlaine, ‘Chanson d'automne’, behoren o.a.: Charles Bordes, Benjamin Britten, John Alden Carpenter, Gustave Charpentier, Frederick Delius, Léo Ferré, Reynaldo Hahn, Joseph Kosma, Jan Maarten Komter en Léon Orthel. Emmanuel Chabrier getekend door E. Detaille
|
|