De Tweede Ronde. Jaargang 23
(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Autobiografisch proza
| |
[pagina 49]
| |
Geen manierenHet geruïneerde Slachtoffer schiet, omdat hij even geen ander wapen bij de hand heeft, zijn revolver leeg op de roodharige advocaat. Klerken snellen toe. De cliënt wordt ondervraagd. ‘Hoe en wat?’ ‘Hoe en wat.’ Maar waarom heeft u dan niet uw vrouw gedood die de oorzaak is van alles, in plaats van Mr Dinges, die haar alleen maar vertegenwoordigt. ‘Omdat je niet op stront gaat schieten.’
Door een van die toevalligheden die zich soms voordoen is het Slachtoffer ontsnapt uit het Huis van Bewaring en heeft hij zijn vrouw gedood, ik weet niet waarmee. Als men hem zijn laatste uitspraak betreffende zijn voorlaatste misdaad in herinnering brengt, een uitspraak die elke verdediging van de recente misdaad bij voorbaat ontkracht: ‘Toen heb ik me vergist,’ zegt hij, terwijl hij zijn vuisten naar voren steekt om te worden geboeid. ‘Ik heb er sindsdien nog eens over nagedacht. Iedereen moet dood.’ | |
Op het landGa naar voetnoot*De eenvoudige herberg van weleer is gevuld met het licht van de ondergaande zon, het warme schijnsel zet de ruiten in brand, danst over de rode klinkervloer, krioelt in bloedrode vonkjes over het bonte aardewerk op het eikenhouten buffet met koperen plaat en komt op de tafel waaraan ik met mijn kin in mijn handen zit te dromen, het donkere bier in de zware pul paars kleuren. De waardin is nog steeds de vrouw die ik kende, er zijn een paar grijze haren bijgekomen in haar vaalrode ragebol, ze praat over | |
[pagina 50]
| |
haar man, die smid is, en over de kinderen van wie de oudste binnen vijf jaar voor de loting zal worden opgeroepen. Ik moet een beetje moeite doen om haar te begrijpen, want ze spreekt patois, en nog meer om haar antwoord te geven, - omdat ik droom. Al dromend werp ik door het lage raam een blik op de grote weg die naar de straat van een dorp voert waarvan de eerste huizen zichtbaar zijn. Een ervan is een beetje hoger dan de andere, zodat het dak heel speciaal wordt gekoesterd door de zonnestralen uit het westen. Nu en dan komt er een paard langs dat een eg voortsleept of een kar trekt met een fluitende of vloekende boer op de bok, al naar gelang de snelheid van het aangespannen dier, ofwel is het een jager die weinig te dragen heeft en met spijt terugdenkt aan de zware weitassen van een paar weken geleden. Boer en jager komen soms binnen, drinken iets, betalen en vertrekken, na een pijpje gerookt en een paar nieuwtjes uitgewisseld te hebben. - Ik droom. En ik zie me weer in deze zelfde herberg, slechts enkele maanden jonger, vlakbij de tafel zitten waar ik nu met mijn ellebogen op leun, net als vandaag uit een zware pul donker bier drinkend dat de ondergaande zon paars komt kleuren. En ik denk aan de Vriendin, de Zuster die me elke avond bij mijn thuiskomst zachtjes beknorde omdat ik te laat was, en die op een winterochtend werd weggehaald door mannen in zwarte en witte kleren die Latijnse woorden zongen vol ontzetting en hoop. En stilletjes raak ik doordrongen van de afgrijslijke slagen van het ongeluk dat geen vergeten kent, terwijl de nacht binnendringt in de herberg waar ik droom en me naar het huis aan de weg jaagt dat een beetje hoger is dan de andere huizen, het vrolijke en knusse huis van vroeger waar ik word ontvangen door twee lacherige, lawaaierige kleine meisjes in zwarte jurkjes die zich er niets van herinneren en moedertje spelen, hun favoriete vertier, - tot het bedtijd is. | |
Een HeldGa naar voetnoot*Er woonde in de gemoedelijke gevangenis waar hij volgens het Civiele Recht een straf uitzat (welke man van eer zou zich vandaag de dag nog voor een politiek vergrijp laten opsluiten?), maar gelukkig! zonder verlies van burgerrechten, een niet geheel tamme raaf | |
[pagina 51]
| |
die op de binnenplaats voor vrolijkheid zorgde, maar de nog jonge kindertjes van de cipier angst aanjoeg. Hij was Nicolas gedoopt. Ze hadden hem gekortwiekt zodat hij niet kon vliegen. Op zekere dag wist hij echter door een openstaand hek te ontsnappen. Iedereen was in rep en roer, met name de gevangenen die, hoewel zeer op hun gevederde vriend gesteld, toch een lichte afgunst voelden toen ze het nieuwtje hoorden. Edoch, de delinquent werd weer gevangen. Het gewoonlijk opgewekte en beweeglijke dier bleef vanaf dat moment roerloos, met opgestoken veren, in zijn hoekje bij de muur zitten. Alsof hij zat na te denken. Op een dag werd duidelijk waaraan. De vrouw van de directeur had haar wasgoed in allerlei tobben te weken gezet en toen het beste mens even met de rug naar hem toestond om de kinderen te berispen, maakte Nicolas hier zonder aarzelen gebruik van, sprong op de rand van alle tobben om zich daar vervolgens verrassend behendig en overvloedig in te ontlasten, uit wraak voor zijn nieuwe gevangenschap. Een verschrikkelijke wraak, want iedereen kan bedenken dat de mest van een vogel van dergelijke afmetingen zowel de fijne als de grote was van een huishouden terdege moet bederven. Na gedane zaken drukte Nicolas zich weer tegen de muur en nam de houding aan van een soldaat die de dood van een militair gaat sterven. Zijn voorgevoel had het heldhaftig gevogelte niet bedrogen, Toen de directeur thuiskwam, vernam hij alras de vreselijke tijding, greep zijn karabijn en Nicolas viel, om nooit meer op te staan, gelukkiger dan Cambronne, die alleen maar het woord in de mond had genomen en dan de schildwacht die zich niet overgaf maar evenmin stierf. Ik voeg er nog aan toe dat hij werd opgegeten en een beetje taai bevonden, maar verduiveld smakelijk. |
|