De Tweede Ronde. Jaargang 23
(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Vertaalde poëzie: VerlaineVerlaine als jong dichter, foto van Carjat
| |
[pagina 5]
| |
Achttien gedichten
| |
Croquis parisienLa lune plaquait ses teintes de zinc
Par angles obtus.
Des bouts de fumée en forme de cinq
Sortaient drus et noirs des hauts toits pointus.
Le ciel était gris. La bise pleurait
Ainsi qu'un basson.
Au loin, un matou frileux et discret
Miaulait d'étrange et grêle façon.
Moi, j'allais, rêvant du divin Platon
Et de Phidias,
Et de Salamine et de Marathon,
Sous l'oeil clignotant des bleus becs de gaz.
| |
[pagina 6]
| |
Gevoelvolle wandelingGa naar voetnoot*De ondergaande zon verlichtte nog de aarde,
Op 't stille water dreven bleke plompeblaren
Die wiegden in de wind, en tussen al het riet
Glansden de waterlelies van een zacht verdriet.
Ik dwaalde eenzaam, om mijn hartzeer uit te laten,
De vijver rond en langs de wilgen aan het water,
Waar vage nevel mij deed denken aan een groot,
Melkwit fantoom dat aan zichzelf geen hoop meer bood
En dat als met de stem van watervogels weende,
De stem van het geklapwiek en de roep van eenden,
Langs die rij wilgen waar ik dwaalde, heel alleen,
En er mijn hartzeer uitliet. 't Duister om mij heen
Begon als strakke lijkwa 't water te beroven
Van 't laatste licht, door de zonsondergang te doven,
Zodat de grote plompeblaren die je ziet,
Vervaagden op het stille water tussen 't riet.
| |
Promenade sentimentaleLe couchant dardait ses rayons suprêmes
Et le vent berçait les nénuphars blêmes;
Les grands nénuphars entre les roseaux
Tristement luisaient sur les calmes eaux.
Moi j'errais tout seul, promenant ma plaie
Au long de l'étang, parmi la saulaie
Où la brume vague évoquait un grand
Fantôme laiteux se désespérant
Et pleurant avec la voix des sarcelles
Qui se rappelaient en battant des ailes
Parmi la saulaie où j'errais tout seul
Promenant ma plaie; et l'épais linceul
Des ténèbres vint noyer les suprêmes
Rayons du couchant dans ses ondes blêmes
Et les nénuphars, parmi les roseaux,
Les grands nénuphars sur les calmes eaux.
| |
[pagina 7]
| |
BriefGa naar voetnoot*Als mij door dure plicht uw aanblik is verboden,
Mevrouw (en tot getuige roep ik alle goden),
Dan kwijn ik en versterf, wat mijn gewoonte is
In zo'n geval en ga, mijn hart vol droefenis,
Mijn zorgen na, waarbij uw schim steeds mee zal komen,
Des daags in mijn gedachten, 's nachts ook in mijn dromen,
Lieve mevrouw - al heb ik vaak de nacht doorwaakt -,
Totdat mijn lichaam voor mijn geest heeft plaatsgemaakt!
Dan ben ook ik een schim, waarna temidden van een
Storm van gevoelens die mij zullen overmannen
Bij mijn vergeefse lust, verlangens zonder tal,
Mijn geest voor altijd met uw geest versmelten zal.
Zolang ben ik je nederige dienaar, lieve.
| |
LettreÉloigné de vos yeux, Madame, par des soins
Impérieux (j'en prends tous les dieux à témoins),
Je languis et me meurs, comme c'est ma coutume
En pareil cas, et vais, le coeur plein d'amertume,
À travers des soucis où votre ombre me suit,
Le jour dans mes pensers, dans mes rêvesla nuit,
Et la nuit et le jour, adorable Madame!
Si bien qu'enfin, mon corps faisant place à mon âme,
Je deviendrai fantôme à mon tour aussi, moi,
Et qu'alors, et parmi le lamentable émoi
Des enlacements vains et des désirs sans nombre,
Mon ombre se fondra pour jamais en votre ombre.
En attendant, je suis, très chère, ton valet.
| |
[pagina 8]
| |
[Vervolg Nederlands]Gaat alles bij jou thuis nog altijd naar believen
Met hond, poes en kanarie, jouw menagerie?
Heb je wel goed gezelschap? Is die Sylvanie
Wier donker oog mij zou verleiden als het jouwe
Niet blauw was en wier lonkjes jij niet moest vertrouwen,
Is die nog steeds jouw tedere vertrouweling?
Mevrouw, wanneer ik deze aardbol eerst bedwing,
Leg ik al 's werelds schatten aan uw voet, als blijken
(Onwaardig) van mijn liefde, die ik de gelijke
Noem van het grootste en beroemdste liefdesvuur
Dat licht bracht in het hart van menig groot figuur.
Zo'n vuur als 't mijne kon Cleopatra niet vinden
Bij Caesar of Antonius die haar beminden.
O mijn Cleopatra, als Caesar zal ik nu
Vechten voor slechts een lach, of voor een kus van u,
Gelijk Antonius, mij overwinnen laten.
Zo eindig ik, vaarwel. Genoeg van al dit praten;
De tijd die je verspeelt aan 't lezen van een brief
Is nooit de moeite van het schrijven waard, mijn lief.
| |
[Vervolg Frans]Tout se comporte-t-il là-bas comme il te plaît,
Ta perruche, ton chat, ton chien? La compagnie
Est-elle toujours belle, et cette Silvanie
Dont j'eusse aimé l'oeil noir si le tien n'était bleu,
Et qui parfois me fit des signes, palsambleu!
Te sert-elle toujours de douce confidente?
Or, Madame, un projet impatient me hante
De conquérir le monde et tous ses trésors pour
Mettre à vos pieds ce gage - indigne - d’un amour
Égal à toutes les flammeslesplus célèbres
Qui des grands coeurs aient fait resplendirles ténèbres.
Cléopâtre fut moins aimée, oui, sur ma foi!
Par Marc-Antoine et par César que vous par moi,
N'en doutez pas, Madame, et je saurai combattre
Comme César pour un sourire,ô Cléopâtre,
Et comme Antoine fuir au seul prix d'un baiser.
Sur ce, très chère, adieu. Car voilà trop causer,
Et le temps que l'on perd à lire une missive
N'aura jamais valu la peine qu'on l'écrive.
| |
[pagina 9]
| |
Ga naar voetnoot* [De nachtegaal die zich vanaf een hoge tak in de]
De nachtegaal die zich vanaf een hoge tak in de
rivier bekijkt, denkt dat hij erin gevallen is. Hij zit
bovenin een eik en toch is hij bang te verdrinken.
(Cyrano de Bergerac)
In dampige rivier de schaduw van een boom,
Vervagend als door stoom,
Terwijl in 't echte lover dat de takken dragen
De tortelduiven klagen,
Hoe jij, o reiziger, op dit bleek land geleek
- Jouw spiegel, even bleek -,
En hoe verwachtingen die je nu zijn ontzonken
In 't hoge lover klonken!
Mei, juni 72
| |
[Le rossignol qui du haut d'une branche se regarde dedans,]
Le rossignol qui du haut d'une branche se regarde dedans,
croit être tombé dans la rivière. Il est au sommet d'un
chêne et toutefois il a peur de se noyer.
(Cyrano de Bergerac)
L'ombre des arbres dans la rivière embrumée
Meurt comme de la fumée
Tandis qu'en l'air, parmi les ramures réelles,
Se plaignent les tourterelles.
Combien, ô voyageur, ce paysage blême
Te mira blême toi-même,
Et que tristes pleuraient dans les hautes feuillées
Tes espérances noyées!
Mai, juin 72
| |
[pagina 10]
| |
GreenGa naar voetnoot*Ik breng je een boeket, vruchten om je te laven,
En daarbij nog mijn hart dat slechts voor jou wil slaan.
Verscheur het niet met blanke hand, maar neem het aan,
En dat het welkom moge zijn, mijn kleine gave.
Ik ben hier nog maar net, en nat nog van de dauw
Die op mijn voorhoofd door de wind leek te verglazen.
Sta toe dat ik, wat moe, aan jouw voet uit kom blazen
En droom van het moment dat mij ontspannen zou.
Mijn hoofd tolt er nog van, zo hebben wij gekust,
Laat het nu mogen deinen op je jonge boezem;
Ja, nu de storm voorbij is, laat het daar maar soezen
En laat mij sluimeren zolang je zelf ook rust.
| |
GreenVoici des fruits, des fleurs, des feuilles et des branches
Et puis voici mon coeur qui ne bat que pour vous.
Ne le déchirez pas avec vos deux mains blanches
Et qu'à vos yeux si beaux l'humble présent soit doux.
J'arrive tout couvert encore de rosée
Que le vent du matin vient glacer à mon front.
Souffrez que ma fatigue à vos pieds reposée
Rêve des chers instants qui la délasseront.
Sur votre jeune sein laissez rouler ma tête
Toute sonore encor de vos derniers baisers;
Laissez-la s'apaiser de la bonne tempête,
Et que je dorme un peu puisque vous reposez.
| |
[pagina 11]
| |
Kaspar Hauser zingt:Ga naar voetnoot*Als stille wees ging ik op pad,
Met niets dan mijn bedaarde ogen,
Maar eenmaal in de grote stad
Viel ik niet op door denkvermogen.
Met twintig kreeg ik nieuwe wonden,
Want liefdes kwamen met verdriet;
Ik heb de vrouwen mooi gevonden,
De vrouwen vonden het mij niet.
Ik had vorst noch geboortegrond
En ook al was ik niet heel dapper,
Toch wou ik sterven aan het front,
Maar zelfs de dood was niet zo happig.
Ben ik te vroeg, te laat geboren?
Wat moet ik in een wereld waar
Mij enkel weedom is beschoren:
Bid voor Kaspar, de sukkelaar!
| |
Gaspard Hauser chante:Je suis venu, calme orphelin,
Riche de mes seuls yeux tranquilles,
Vers les hommes des grandes villes:
Ils ne m'ont pas trouvé malin.
À vingt ans un trouble nouveau,
Sous le nom d'amoureuses flammes,
M'a fait trouver belles les femmes:
Elles ne m'ont pas trouvé beau.
Bien que sans patrie et sans roi
Et très brave ne l'étant guère,
J'ai voulu mourir à la guerre:
La mort n'a pas voulu de moi.
Suis-je né trop tôt ou trop tard?
Qu'est-ce que je fais en ce monde?
O vous tous, ma peine est profonde:
Priez pour le pauvre Gaspard!
| |
[pagina 12]
| |
KaleidoscoopGa naar voetnoot*Voor Germain Nouveau Een binnenstad, een straat waar je van dromen kunt,
Het is alsof je dit al eerder mocht beleven,
Dit ogenblik, heel onbestemd maar ook heel hevig...
O wat een zon schijnt op de nevel die al dunt!
O wat een stem in 't bos, of kreet aan zee te horen!
Het is alsof je er de oorzaak niet van kent:
Nu je, langzaam ontwaakt, alweer herboren bent,
Zullen de dingen nooit meer zijn zoals tevoren
In deze straat in 't centrum van een toverstad
Waar orgels 's avonds draaien voor het bal musette,
Waar katten van cafés slapen op de buffetten
En waar je muzikanten ziet, nog laat op pad.
| |
KaléidoscopeÀ Germain Nouveau Dans une rue, au coeur d'une ville de rêve,
Ce sera comme quand on a déjà vécu:
Un instant à la fois très vague et très aigu...
Ô ce soleil parmi la brume qui se lève!
Ô ce cri sur la mer, cette voix dans les bois!
Ce sera comme quand on ignore des causes:
Un lent réveil après bien des métempsychoses:
Les choses seront plus les mêmes qu'autrefois
Dans cette rue, au coeur de la ville magique
Où des orgues moudront des gigues dans les soirs,
Où les cafés auront des chats sur les dressoirs,
Et que traverseront des bandes de musique.
| |
[pagina 13]
| |
[Vervolg Nederlands]Het zal iets zo fataals zijn dat je denkt te sterven:
Ogen waarin een stroom van zachte tranen welt,
Lachen en snikken bij het rijtuigengeweld,
Gebeden om het rijk der doden te beërven,
Woorden van vroeger tijd, als een verwelkt boeket!
Met schelle tonen laat de dansmuziek zich horen,
Je ziet boerinnen, met veel koper aan hun oren,
Verweduwd gaan langs hoeren in hun nachttoilet.
Met waardeloos jong volk flaneren deze meiden,
Of met bejaarden die door uitslag zijn verminkt,
Terwijl niet ver vandaar, waar 't naar urine stinkt,
Kermis gevierd wordt met gillende keukenmeiden.
Het is alsof je hebt gedroomd en wakker schiet,
Waarna je toch weer inslaapt om nog door te dromen,
Opdat die toverwereld weer terug zal komen:
Zon, weiland en van bijen het changeante lied.
| |
[Vervolg Frans]Ce sera si fatal qu'on en croira mourir:
Des larmes ruisselant douces le long des joues,
Des rires sanglotés dans le fracas des roues,
Des invocations à la mort de venir,
Des mots anciens comme un bouquet de fleurs fanées!
Les bruits aigres des bals publics arriveront,
Et des veuves avec du cuivre après leur front,
Paysannes, fendront la foule des traînées
Qui flânent là, causant avec d'affreux moutards
Et des vieux sans sourcils que la dartre enfarine,
Cependant qu'à deux pas, dans des senteurs d'urine,
Quelque fête publique enverra des pétards.
Ce sera comme quand on rêve et qu'on s'éveille!
Et que l'on se rendort et que l'on rêve encor
De la même féerie et du même décor,
L'été, dans l'herbe, au bruit moiré d'un vol d'abeille.
| |
[pagina 14]
| |
Ars poeticaGa naar voetnoot*Voor Charles Morice Vóór alle dingen muzikaliteit,
Het aantal lettergrepen liefst Oneven:
Dan gaat het vers vervluchtigen en zweven
Zonder iets zwaars, zonder gewichtigheid.
Want je gedicht wordt dan pas echt iets waard
Als je de woorden kiest die ietwat wringen;
Het liefst hoor ik een onbestemd lied zingen,
Waarin zich Vaagheid aan Precisie paart.
Dan zie je achter voiles ogenpracht,
an gaat het zomers middaglicht pas beven,
Dan laat een lauwe herfstlucht pas iets leven
Van 't blauw gewemel in een sterrennacht!
Wij willen de Nuance, daarmee uit!
Het gaat niet om de Kleur, maar de nuance.
Nuance, ach! Als enige toch kan ze
Droom aan droom paren, hoorngeschal aan fluit!
| |
Art poétiqueÀ Charles Morice De la musique avant toute chose,
Et pour cela préfère l'Impair
Plus vague et plus soluble dans l'air,
Sans rien en lui qui pèse ou qui pose.
Il faut aussi que tu n'ailles point
Choisir tes mots sans quelque méprise:
Rien de plus cher que la chanson grise
Où l'Indécis au Précis se joint.
C'est des beaux yeux derrière des voiles,
C'est le grand jour tremblant de midi,
C'est, par un ciel d'automne attiédi,
Le bleu fouillis des claires étoiles!
Car nous voulons la Nuance encor,
Pas la Couleur, rien que la nuance!
Oh! la nuance seule fiance
Le rêve au rêve et la flûte au cor!
| |
[pagina 15]
| |
[Vervolg Nederlands]Mijd zoveel mogelijk 't moorddadig Leuke,
De wrede Geestigheid, de valse Lach;
De Hemel heeft geweend toen ze het zag:
Goedkoop als knoflook in de boerenkeuken!
Welsprekendheid moet je de nek omdraaien!
Je kan nog 't best, als weer de dichtlust dringt,
Zorgen dat je het Rijm in banen dwingt;
Als je niet oplet, wordt het: laat maar waaien.
Het Rijm, wie zegt het eens, doet zoveel kwaad!
Welk dool joch, welke dolle tekstverkoper
Gaf ons dat nepgoud, voor een duit te koop - en
Dat hol en vals klinkt als je vijlen gaat.
Leg muzikaliteit in ieder woord!
Laat je gedicht iets zijn dat als bevlogen
Een ziel ontzweeft die, voel je, is gevlogen
Naar andere liefdes in een ander oord.
Laat je gedicht zijn als waarzeggerij
Die je laat drijven op de ochtendwind en
Waarin je geur van munt en tijm kunt vinden...
De rest is maar literatuur voor mij.
| |
[Vervolg Frans]Fuis du plus loin la Pointe assassine,
L'Esprit cruel et le Rire impur,
Qui font pleurer les yeux de l'Azur,
Et tout cet ail de basse cuisine!
Prends l'éloquence et tords-lui son cou!
Tu feras bien, en train d'énergie,
De rendre un peu la Rime assagie.
Si l'on n'y veille, elle ira jusqu'où?
Ô qui dira les torts de la Rime?
Quel enfant sourd ou quel nègre fou
Nous a forgé ce bijou d'un sou
Qui sonne creux et faux sous la lime?
De la musique encore et toujours!
Que ton vers soit la chose envolée
Qu'on sent qui fuit d'une âmeen allée
Vers d'autres cieux à d’autres amours.
Que ton vers soit la bonne aventure
Éparse au vent crispé de matin
Qui va fleurant la menthe et le thym...
Et tout le reste est littérature.
| |
[pagina 16]
| |
Verzen ter lasteringGa naar voetnoot*Voor Charles Vignier Die avond stond ik lang over je heen gebogen.
Je lichaam sliep op 't nederige bed zo kuis;
Ik wist, als iemand die het vurig las zojuist:
Alles onder de zon is ijdel en gelogen!
Leven, het is een wonder om het mee te maken,
Zozeer is ons gestel een bloem die eens verdort!
't Is een idee waarvan je haast waanzinnig wordt!
Slaap maar, m'n jongen, vrees voor jou doet mij wel waken.
Dat ik zo van je houd, lief, is mijn ongeluk;
Je ademt zoals iemand op zijn stervensdag!
Geloken ogen, straks gesloten door de dood!
O mond die lachend droomt dat hij mijn mond omsloot,
Nog wachtend op die andere, wildere lach!
Word wakker, snel. Zeg, is de ziel onsterfelijk?
| |
Vers pour etre calomniéÁ Charles Vignire Ce soir je m'étais penché sur ton sommeil.
Tout ton corps dormait chaste sur l'humble lit,
Et j'ai vu, comme un qui s'applique et qui lit,
Ah! j'ai vu que tout est vain sous le soleil!
Qu'on vive, ô quelle délicate merveille,
Tant notre appareil est une fleur qui plie!
O pensée aboutissant à la folie!
Va, pauvre, dors! moi, l'effroi pour toi m'éveille.
Ah! misère de t'aimer, mon frêle amour
Qui vas respirant comme on expire un jour!
Ô regard fermé que la mort fera tel!
Ô bouche qui ris en songe sur ma bouche,
En attendant l'autre rire plus farouche!
Vite, éveille-toi. Dis, l'âme est immortelle?
| |
[pagina 17]
| |
Don Juan beduveldGa naar voetnoot*Voor François Coppée Don Juan, op aard een van de grote heren,
Is in de hel niet veel bijzonders meer: een
Luizige schooier met verwarde baard.
Had hij niet met zo'n vuur in 't rond gestaard
En kon zijn smal gezicht niet nog bekoren,
Dan zou elk die hem zag hebben gezworen
Dat hij maar uitschot was en niet de held
Voor wie het hart van vrouw en dichter zwelt;
De schrijver dezer nederige kronieken
Komt nu met feiten aan, de authentieke.
Hij denkt, terwijl zijn hoofd rust op zijn hand,
Aan een geheim dat in hem is geplant;
Zo loopt hij door de sneeuw, diep in gedachten,
Daar het zijn straf is, door niets te verzachten,
Alleen te leven, veel te dun gekleed,
Op plaatsen waar men van geen zuidvrucht weet,
Terwijl hij op zijn trieste wandelingen
Nooit serenades meer zal horen zingen.
Een vale maan laat zien hoe hij hier lijdt
Voor elk onder de zon begane feit.
| |
Don Juan pipéÀ François Coppée Don Juan qui fut grand Seigneur en ce monde
Est aux enfers ainsi qu'un pauvre immonde,
Pauvre, sans la barbe faite, et pouilleux,
Et si n'étaient la lueur de ses yeux
Et la beauté de sa maigre figure,
En le voyant ainsi quiconque jure
Qu'il est un gueux et non ce héros fier,
Aux dames comme au poètes si cher
Et dont l'auteur de ces humbles chroniques
Vous va parler sur des faits authentiques.
Il a son front dans ses mains et paraît
Penser beaucoup à quelque grand secret.
Il marche à pas douloureux sur la neige,
Car c'est son châtiment que rien n'allège
D'habiter seul et vêtu de léger
Loin de tous lieux où fleurit l'oranger,
Et de mener ses tristes promenades
Sous un ciel veuf de toutes sérénades
Et qu'une lune morte éclaire assez
Pour expier tous ses soleils passés.
| |
[pagina 18]
| |
[Vervolg Nederlands]Hij peinst. God zal wel winnen, want de Boze
Ziet zich gereduceerd tot machteloze
Kwelduivel die ons slechts gevangen houdt,
Omdat hij zo vermoeid is en vroeg oud.
Van de Opstandige lijkt niets te resten
Dan een betaalde beul die zich laat pesten.
't Belang van het Inferno wordt daarmee
Omlaag gebracht, als een rivier naar zee,
Tot in de schoot van het verbond, het oude:
Een smet die wij het liefst vermijden zouden.
Maar Don Juan is niet dood: zijn borst voelt aan
Alsof daar nog een jongenshart kan slaan,
En in zijn hoofd rijpt een jonge gedachte
Over het strijden met vereende krachten.
Als hij verdoemd is, was 't zijn eigen wens;
Hij miste niets voor een goed christenmens:
Geloof, de doop, zijn hemels vuur van binnen,
Daarbij dan nog de wellust van zijn zinnen.
God was, naar hij beseft had, ondermaats:
Beter kon hijzelf heersen in Zijn plaats.
| |
[Vervolg Frans]Il songe. Dieu peut gagner, car le Diable
S'est vu réduire à l'état pitoyable
De tourmenteur et de geôlier gagé
Pour être las trop tôt, et trop âgé.
Du Révolté de jadis il ne reste
Plus qu'un bourreau qu'on paie et qu'on moleste
Si bien qu'enfin la cause de l'Enfer
S'en va tombant, comme un fleuve à la mer,
Au sein de l'alliance primitive.
Il ne faut pas que cette honte arrive.
Mais lui, don Juan, n'est pas mort, et se sent
Le coeur vif comme un coeur d'adolescent
Et dans sa tête une jeune pensée
Couve et nourrit une force amassée;
S'il est damné, c'est qu'il le voulut bien,
Il avait tout pour être bon chrétien,
La foi, l'ardeur au ciel, et le baptême,
Et ce désir de volupté lui-même;
Mais, s'étant découvert meilleur que Dieu,
Il résolut de se mettre en son lieu.
| |
[pagina 19]
| |
[Vervolg Nederlands]Opdat de zielen hem zouden beschouwen
Als Heer, won hij het eerst het hart der vrouwen.
Allen verlieten ze Jezus voor hem,
Sindsdien miste zijn hoogmoed elke rem.
Zo zal een winnaar in het strijdperk treden,
Slechts met de dood als vijand nog tevreden.
Hij tergde hem, versloeg hem. Toen was 't tijd
God uit te dagen zonder angst of spijt.
Hij ging tot God en heeft Hem aangesproken,
Het had hem nooit aan heldenmoed ontbroken.
Hij tartte Hem, Zijn Heiligen, Zijn Zoon!
O woeste strijd! Gewapend met zijn hoon,
Cynisch vrijdenkend, vol godslasteringen,
Waarvoor hij Jezus' leer wist te verwringen,
Zo ging hij op funeste bedevaart;
Met koorzang ging zijn prediking gepaard.
Hij kon een vloed van dogma's formuleren
Niet heel veel anders dan het woord des Heren:
Een ramp voor alle simpelen van geest
Wier geloof hiervan de dupe is geweest.
| |
[Vervolg Frans]À cet effet, pour asservir les âmes,
Il rendit siens d'abord les coeurs des femmes.
Toutes pour lui laissèrent là Jésus,
Et son orgueil jaloux monta dessus
Comme un vainqueur foule un champ de bataille.
Seule la mort pouvait être à sa taille.
Il l'insulta, la défit. C'est alors
Qu'il vint à Dieu sanspeur et sans remords.
Il vint à Dieu, lui parla face à face,
Sans qu'un instant hésitât son audace.
Le défiant, Lui, son Fils et ses saints!
L'affreux combat! Très calme et les reins ceints
D'impiété cynique et de blasphème,
Ayant volé son verbe à Jésus même,
Il voyagea, funeste pèlerin,
Prêchant en chaire et chantant au lutrin,
Et le torrent amer de sa doctrine,
Parallèle à la parole divine,
Troublait la paix des simples et noyait
Toute croyance et, grossi, s'enfuyait.
| |
[pagina 20]
| |
[Vervolg Nederlands]De vromen zei hij op geduld te bouwen:
‘Uw tijd is al nabij. Wil toch vertrouwen
Op uw goed hart. Oefen ook waakzaamheid,
Want dat verzekert u van zaligheid.
Vrouwen, neem naast uw man ook andere heren,
Zonder uw echtgenoot minder te eren...
Liefde is één in allen, al in één;
Opdat de nachtengel straks nog alleen,
Wanneer het donkert, met zijn vlerk beklede
Wier hart geloken is in broedervrede.’
Hij gaf pas geld aan bedelaars in 't bos
Als ze eerst wilden vloeken, van God los.
Hij zei: ‘Roep Hem maar aan, daar is niets tegen,
Integendeel zelfs, want het heeft Zijn zegen,
En des te beter voor ons zieleheil!
Drink maar op mijn gezondheid, oude dweil.’
Loen zei hij nog: ‘Men zal zijn plicht verzaken
Als men, door 't lichaam tot een last te maken,
Het vlees ondergeschikt maakt aan de ziel.
Dan wordt de taak van 't lichaam te serviel.
| |
[Vervolg Frans]Il enseignait: ‘Juste, prends patience.
Ton heure est proche. Et mets ta confiance
En ton bon coeur. Sois vigilant pourtant,
Et ton salut en sera sûr d'autant.
Femmes, aimez vos maris et les autres
Sans cependant abandonner les vôtres...
L'amour est un dans tous et tout dans un,
Afin qu'alors que tombe le soir brun
L'ange des nuits n'abrite sous son aile
Que coeurs mi-clos dans la paix fraternelle.’
Au mendiant errant dans la forêt
Il ne donnait un sol que s'il jurait.
Il ajoutait: ‘De ce que l'on invoque
Le nom de Dieu, celui-ci ne s'en choque,
Bien au contraire, et tout est pour le mieux.
Tiens, prends, et bois à ma santé, bon vieux.’
Puis il disait: ‘Celui-là prévarique
Qui de sa chair faisant une bourrique
La subordonne au soin de son salut
Et lui désigne un trop servile but.
| |
[pagina 21]
| |
[Vervolg Nederlands]Ons vlees is heilig, laten wij 't aanbidden:
Iets tussen kind en moeder, in het midden,
De bloem waardoor de hof van Eden leeft!
Een ramp voor elk die er geen eer aan geeft!
Met zelfverloochening nog niet tevreden
Hebben ze zelfs hun Heer geen geloof beleden.
Jezus werd vlees: aan 't kruis doofde het uit,
Jezus werd vlees dat met zacht stemgeluid
Het hart won van de vrouw uit Samaria,
En werd bemind door Magdala's Maria!
't Gevolg van die godslasteringen is
Dat zich de hemel hult in duisternis
En dat de zee eilanden overstroomde;
Spoken zag je door onze steden komen,
Handen van doden staken uit het graf;
Je zag alom verschrikking als Gods straf,
Want God besloot om deze smaad te wreken:
Zijn hand heeft toen de bliksem laten spreken.
Hij wierp Don Juan de hel in, jammer dat
Hij wel zijn lijf nam, maar zijn ziel vergat!
| |
[Vervolg Frans]‘La chair est sainte! Il faut qu'on la vénère.
C'est notre fille, enfants, et notre mère,
Et c'est la fleur du jardin d'ici-bas!
Malheur à ceux qui ne l'adorent pas!
Car, non contents de renier leur être,
Ils s'en vont reniant le divin maître,
Jésus fait chair qui mourut sur la croix,
Jésus fait chair qui de sa douce voix
Ouvrait le coeur de la Samaritaine,
Jésus fait chair qu'aima la Madeleine!’
À ce blasphème effroyable, voilà
Que le ciel de ténèbres se voila,
Et que la mer entre-choqua les îles.
On vit errer des formes dans les villes,
Les mains des morts sortirent des cercueils,
Ce ne fut plus que terreurs et que deuils,
Et Dieu, voulant venger l'injure affreuse,
Prit sa foudre en sa droite furieuse
Et, maudissant Don Juan, lui jeta bas
Son corps mortel, mais son âme, non pas!
| |
[pagina 22]
| |
[Vervolg Nederlands]Zijn ziel vergat, dat werd wat! Want bezeten
Van boze vreugd en infernaal vermetel
Laat de verdoemde, voddig grand seigneur,
Zijn ogen rondgaan, vol van laaiend vuur.
‘Mij is de hel!’ schreeuwt hij. ‘U liet zich leiden
Door mij toen u groots viel, vermaledijden!
Don Juans discipels, hoor het stemgeluid
Van hem die uw teloorgang heeft gestuit.
Satan is dood, God sterft door het te vieren!
Te wapen voor het hoogste zegevieren!
Grijsaards en borelingen, weest paraat:
Voor de verdoemden daagt de dageraad!’
Spreekt hij. Zijn oproep klinkt in ieders oren
En zingt zich rond; naar Don Juan meent te horen
Zwelt nu van overal groot druisen aan.
Blijkbaar heeft men zijn orders goed verstaan.
't Kabaal wordt nog versterkt door zegekreten
Waarin zijn faam weerklinkt die elk wil weten.
‘Strijden wij, domme God, om 't leiderschap!’
Don Juan treedt aan met donderende stap.
| |
[Vervolg Frans]Non pas son âme, on l'allait voir! Et pâle
De male joie et d'audace infernale,
Le grand damné, royal sous ses haillons,
Promène autour son oeil plein de rayons,
Et crie: ‘À moi l'Enfer! ô vous qui fûtes
Par moi guidés en vos sublimes chutes,
Disciples de Don Juan, reconnaissez
Ici la voix qui vous a redressés.
Satan est mort, Dieu mourra dans la fête!
Aux armes pour la suprême conquête!
‘Apprêtez-vous, vieillards et nouveau-nés,
C'est le grand jour pour le tour des damnés.’
Il dit. L'écho frémit et va répandre
L'appel altier, et don Juan croit entendre
Un grand frémissement de tous côtés.
Ses ordres sont à coup sûr écoutés:
Le bruit s'accroît des clameurs de victoire,
Disant son nom et racontant sa gloire.
‘À nous deux, Dieu stupide, maintenant!’
Et Don Juan a foulé d'un pied tonnant
| |
[pagina 23]
| |
[Vervolg Nederlands]De sneeuw die door verijzing extra schittert,
Smelt (door zijn denkkracht die het ijs verhitte...),
Maar zie, nu wordt hij zelf als ijs zo hard,
En in zijn hart dat ook tot ijs verstart,
Stagneert het bloed en hij wordt een obstakel,
Een beeld van ijs, ach, is het geen mirakel?
Wraak van de Commandeur, door hem vermoord!
Alles verstomt nu in dit helse oord;
Wat rest is doodse kerkerstraf voor allen.
‘Met wat een branie wist die man te brallen!’
Zo heeft een Zeker Iemand toen gehoond!
‘Bekend verhaal, klucht al te vaak vertoond!
Italiaanse driften, Spaanse furie.
Don Juan, is het normaal, zelfs in een ruzie,
Dat deze Duivel, zij het half dement,
Jou in moet wrijven hoe naief je bent?
Verleid nooit iemand... staat er toch geschreven?
De hel wordt niet veroverd noch gegeven.
Onthoud, mijn vriend, zowaar jij nooit ontdooit:
Men is de Duivel en men wordt hem nooit.’
| |
[Vervolg Frans]Le sol qui tremble et la neige glacée
Qui semble fondre au feu de sa pensée...
Mais le voilà qui devient glace aussi,
Et dans son coeur horriblement transi
Le sang s'arrête, et son geste se fige.
Il est statue, il est glace. Ô prodige
Vengeur du Commandeur assassiné!
Tout bruit s'éteint et l'Enfer refréné
Rentre à jamais dans ses mornes cellules.
‘Ô les rodomontades ridicules’,
Dit du dehors Quelqu'un qui ricanait,
‘Contes prévus! farces que l'on connaît!
Morgue espagnole et fougue italienne!
Don Juan, faut-il afin qu'il t'en souvienne,
Que ce vieux Diable, encor que radoteur,
Ainsi te prenne en délit de candeur?
Il est écrit de ne tenter... personne.
L'Enfer ni ne se prend ni ne se donne.
Mais avant tout, ami, retiens ce point:
On est le Diable, on ne le devient point.’
| |
[pagina 24]
| |
Lucien Létinois (1)Ga naar voetnoot*Mijn zoon is dood. Mijn God, ik houd Uw wet in ere
En ween - het offer van een haast meinedig hart;
U wilt mijn falende geloof perfectioneren,
Omdat ik van hem hield, maar ach, U straft wel hard.
U straft wel hard. Mijn zoon, helaas, moest overlijden!
U gaf hem mij, die door Uw hand moest voelen dat
U hem weer nam toen ik hem vroeg om mij te leiden -
Mijn arme, moede voet - op dit zo smalle pad.
U had hem mij gegeven en U nam hem weer:
Ere zij U! Ik was Uw eer te zeer vergeten,
Omdat ik smachtend de gegeven weelde meer
Bemind had dan degeen die wij de Gever weten.
U had hem mij gegeven; hij keert weer naar U,
Puur in zijn eenvoud, in zijn liefde, al het goede.
Daarom, Geduchte God, schenk Uw vergeving nu
Aan hem in wiens gemoed de zwakheid nog blijft woeden.
Laat mij maar huilen en vind goed dat ik hém zegen
Die U verkoos, opdat zijn bede uitkomst bood,
Om het moment te brengen dat ik hem weer tegen
Zal komen in U, Jezus, na mijn laatste dood.
| |
[Mon fils est mort. J'adore,ô mon Dieu, votre loi.]Mon fils est mort. J'adore,ô mon Dieu, votre loi.
Je vous offre les pleurs d'un coeur presque parjure;
Vous châtiez bien fort et parferez la foi
Qu'alanguissait l'amour pour une créature.
Vous châtiez bien fort. Mon fils est mort, hélas!
Vous me l'aviez donné, voici que votre droite
Me le reprend à l'heure où mes pauvres pieds las
Réclamaient ce cher guide en cette route étroite.
Vous me l'aviez donné, vous me le reprenez:
Gloire à vous! J'oubliais beaucoup trop votre gloire
Dans la langueur d'aimer mieux les trésors donnés
Que le Munificent de toute cette histoire.
Vous me l'aviez donné, je vous le rends très pur,
Tout pétri de vertu, d'amour et de simplesse.
C'est pourquoi, pardonnez, Terrible, à celui sur
Le coeur de qui, Dieu fort, sévit cette faiblesse.
Et laissez-moi pleurer et faites-moi bénir
L'élu dont vous voudrez certes que la prière
Rapproche un peu l'instant si bon de revenir
À lui dans Vous, Jésus, après ma mort dernière.
| |
[pagina 25]
| |
VerjaardagGa naar voetnoot*Voor William Rothenstein Ik geloof niet langer in de taal der bloemen,
De Tovervogel zingt voor mij niet meer,
Van felle kleuren doen mijn ogen zeer
En ijdele invitaties ben ik moede.
In één woord triest, dat zijn mijn vijftig jaren.
Wat zijn de vruchten van mijn rijp seizoen?
Ik zie slecht, lopen is niet meer te doen,
En op mijn kruin groeien slechts dode blaren!
Maar vrienden zijn gekomen uit den vreemde
- Geen, zegt men, is profeet in eigen land -,
Zo niet om mij moed in te spreken, dan
Toch wel als troost bij dit kil jubileum.
| |
Anniversaireá William Rothenstein Je ne crois plus au langage des fleurs
Et l'Oiseau bleu pour moi ne chante plus.
Mes yeux se sont fatigués des couleurs
Et me voici las d'appels superflus.
C'est, en un mot, la triste cinquantaine.
Mon âge mûr, pour tous fruits te ne portes
Que vue hésitante et marche incertaine
Et ta frondaison n'a que feuilles mortes!
Mais des amis venus de l'étranger,
- Nul n'est, dit-on, prophète en son pays -
Du moins ont voulu, non encourager,
Consoler un peu ces lustres haïs.
| |
[pagina 26]
| |
[Vervolg Nederlands]Ze zijn geklauterd naar mijn kamer onder
Het dak, met een tuil bloemen; heel oprecht
Hebben ze mij hun wensen aangezegd:
Nog vele jaren, maar wel wat gezonder.
En op die hartewensen is gedronken
Met gouden wijn die lachte in 't kristal;
Het leek of uit hun bloemen zonder tal
Een goddelijk gezang heeft opgeklonken.
Een vink in 't raam en mijn kanarie gingen
Om 't hardste zingen, een vanuit zijn kooi,
Zó vrolijk, en toen wist ik weer hoe mooi
De Tovervogel in het bos kon zingen.
Parijs, 30 maart 1894
| |
[Vervolg Frans]Ils ont grimpé jusques à mon étage
Et des fleurs plein les mains, d'un ton sans leurre,
Souhaité gentiment à mon sot âge
Beaucoup d'autres ans et santé meilleure,
Et comme on buvait à ces voeux du coeur
Le vin d'or qui rit dans le cristal fin,
Il m'a semblé que des bouquets, en choeur,
S'élevaient des voix sur un air divin;
Et comme le pinson de ma fenêtre
Et le canari, son voisin de cage,
Pépiaient, gaiement, je crus reconnaître
L'Oiseau bleu qui chantait dans le bocage.
Paris, 30 mars 1894
| |
[pagina 27]
| |
Voor Arthur RimbaudGa naar voetnoot*Mens, engel, duivel OOK is Rimbaud onbetwist;
De ereplaats in dit mijn boek staat voor jou open,
Al moest een zotte frik je afdoen als verlopen
Sujet, baardeloos monster, dronken lyceïst.
Opkringelende wierook, rijke luitakkoorden
Groeten jou in de tempel der gedachtenis,
Je naam zingt luisterrijk van wat jouw glorie is,
Omdat je mij hebt liefgehad zoals het hoorde.
De vrouwen zien je als een jonge sterke vent
Van boerse schoonheid, boerenslim ook op zijn tijd,
Begeerlijk en daarbij gevaarlijk indolent!
Je overwon de dood, is al van jou geschreven,
En dat je mateloos maar puur genoot van 't leven,
Je blanke voeten rustend op de kop van Nijd!
| |
À Arthur RimbaudMortel, ange ET démon, autant dire Rimbaud,
Tu mérites la prime place en ce mien livre,
Bien que tel sot grimaud t'ait traité de ribaud
Imberbe et de monstre en herbe et de potache ivre.
Les spirales d'encens et les accords de luth
Signalent ton entrée au temple de mémoire
Et ton nom radieux chantera dans la gloire,
Parce que tu m'aimas ainsi qu'il le fallut.
Les femmes te verront grand jeune homme très fort,
Très beau d'une beauté paysanne et rusée,
Très désirable, d'une indolence qu'osée!
L'histoire t'a sculpté triomphant de la mort
Et jusqu'aux purs excès jouissant de la vie,
Tes pieds blancs posés sur la tête de l'Envie!
| |
[pagina 28]
| |
Op een borstbeeld van mijzelfGa naar voetnoot*Voor mijn vriend Niederhausern Dit borstbeeld dat mij al laat zien
Voor het geslacht van later tijd,
Toont een markante kop, misschien
Met enige zwaarwichtigheid
In het gezicht dat wordt bezwaard
Door het gewicht, per dag verergerd,
Van een gedachte, niet veel waard,
Maar die mij zorgelijk blijft tergen:
Wat zeggen over mij de vrouwen,
Wat zegt de man van later tijd?
‘Men voelt achter die onbehouwen
Trekken, dat oog dat vuur verspreidt,
Hoe donker ook, een nare vent,
Maar de beeldhouwer had talent.’
Borstbeeld van Niederhausern-Rodo in het Luxembourg
| |
Sur un buste de moipour mon ami Niederhausern, Ce buste qui me représente
Auprès de la postérité
Lui montre une face imposante
Pleine de quelle gravité
Devant cette tête pesante
Du poids tous les jours augmenté
D'une pensée, ô pas puissante,
D'un souci plutôt entêté,
Qu'est-ce que vont dire les femmes
Et les hommes des temps futurs?
“Au fait, on sent, sous ces traits durs
Et derrière ces yeux aux flammes
Noires, un monsieur malveillant,
Mais le sculpteur eut du talent.”
| |
[pagina 29]
| |
Nascita di VenereGa naar voetnoot*
| |
Nascita di Venere
| |
[pagina 30]
| |
LiteratuurGa naar voetnoot*Mijn goede vrienden van de Pers,
Die ook graag poëzie moogt lezen,
Puikje van 't ploertendom, pervers
Door wat voor God ook aangewezen,
Is deze God soms zelf pervers?
Vakbroeders, maar geen broers daardoor,
Die mij begroeven, levendig,
Onder uw zwijgen - en waarvoor? -
Sedert het rampjaar '70,
Vakbroeders, maar geen broers daardoor,
Waarom zo lang mijn naam verzwegen
Zovele jaren, valse broers,
En waarom nu zo'n faam verkregen
Onder verbijsterend rumoer?
Wat gaf die omslag, valse broers?
Liefst smoorde men mij onder frasen
Uit deze stapel kranten, wat
Mijn naam die weinigen ooit lazen
- Een noot, gevonden op je pad -,
Tot berstens toe heeft opgeblazen!
Dit is dus wat men Glorie noemt
(Ook al is honger mij beschoren
En ben ik tot Gebrek gedoemd,
Waar straks nog vlooien toe behoren);
Dit is dus wat men Glorie noemt!
| |
LittératureBons camarades de la Presse
Comme aussi de la Poésie,
Fleurs de muflisme et de bassesse,
Élite par quel Dieu choisie,
Par quel Dieu de toute bassesse?
Confrères mal frères de moi,
Qui m'enterriez presque jadis
Sous tout ce silence - pourquoi? -
Depuis l'affreux soixante-dix,
Confrères mal frères de moi,
Pourquoi ce silence mal frère
Depuis de si longues années,
Et tout à coup comme en colère
Tant de clameurs, comme étonnées?
Pourquoi ce changement mal frère?
Ah, si l'on pouvait m'étouffer
Sous cette pile de journaux
Où mon nom qu'on feint de trouver
Comme on rencontrre des cerneaux
Se gonfle à le faire crever!
C'est ce qu'on appelle la Gloire
- Avec le droit à la famine,
À la grande Misère noire
Et presque jusqu à la vermine -
C'est ce qu'on appelle la Gloire!
| |
[pagina 31]
| |
Laatste hoopGa naar voetnoot*Een kerkhof, en dat daar een boom
Zomaar in vrijheid groeien zou
Die niet geplant is voor de rouw;
Een zerk onder zijn bladerkroon.
Jaar in jaar uit zal in die boom een
Helder zingende vogel komen;
Hij zingt zijn trouw en treurig lied.
Die vogel en die boom zijn wij:
Jij vol van mijn afwezigheid,
Beoordeeld - allengs - door de tijd...
Ooit weer te leven! Kan het niet?
Weer aan jouw voeten, lief! Maar jij
Weet dat het Niets gewonnen heeft...
Van wie toch in jouw hart nog leeft?
| |
Dernier espoirIl est un arbre au cimetière
Poussant en pleine liberté,
Non planté par un deuil dicté, -
Qui flotte au long d'une humble pierre.
Sur cet arbre, été comme hiver,
Un oiseau vient qui chante clair
Sa chanson tristement fidèle.
Cet arbre et cet oiseau c'est nous:
Toi le souvenir, moi l'absence
Que le temps - qui passe - recense...
Ah, vivre encore à tes genoux!
Ah, vivre encor! Mais quoi, ma belle,
Le néant est mon froid vainqueur...
Du moins, dis, je vis dans ton coeur?
| |
[pagina 32]
| |
Ga naar voetnoot* [Zeg me, ik meen het ernstig, als ik dood zal zijn -]Zeg me, ik meen het ernstig, als ik dood zal zijn -
Mijn zinnen, ziel en geest vol van je, in mijn ogen
Jouw beeld geëtst, als ik voor eeuwig ben vervlogen -:
Dan vliegt heel het verleden, wild en teder, mijn
Hart uit, verzaligd - weergalozer vreugde bracht
Nooit mijn uitzinnig leven -, ga dan in gedachten
Naar mij terug als een die vroeger aan niets dacht
Dan aan jou lief te hebben, en met al mijn krachten;
Ik ben er slechts om jou het leven te verzoeten,
Dienend alleen voor jou te leven en daarna maar
Te sterven, slechts in jou. Denk dan in je mooi najaar
Aan mij terug, maar pas ervoor om te gaan wroeten
In mijn jaloerse dagen, 't zwarte broeden dat
De nacht mij bracht; denk aan onze omstrengelingen,
Hoe ik mij gaf, totaal, in 't nu en later, wat
De zegen brengen moge der herinneringen.
Die mij vergeeft en gids is op mijn donker pad.
| |
[Dis, sérieusement, lorsque je serai mort,]Dis, sérieusement, lorsque je serai mort,
Plein de toi, sens, esprit, âme, et dans la prunelle
Ton image à jamais pour la nuit étemelle;
Au coeur tout ce passé tendre et farouche, sort
Divin, l'incomparable entre les jouissances
Immenses de ma vie excessive, ô toi, dis,
Pense parfois à moi qui ne pensais jadis
Qu'à t'aimer, t'adorer de toutes les puissances
D'un être fait exprès pour toi seule t'aimer,
Toi seule te servir et vivre pour toi seule
Et mourir en toi seule. Et puis quand belle aïeule
Tu penseras à moi, garde-toi d'exhumer
Mes jours de jalousie et mes nuits d'humeur noire:
Plûtot évoque l'abandon entre tes mains
De tout moi, tout au bon présent, aux chers demains,
Et qu'une bénédiction de la mémoire
M'absolve et soit mon guide en les sombres chemins.
|
|