De Tweede Ronde. Jaargang 23
(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
Gerusalemme liberataGa naar voetnoot*
| |
[Nel tronco istesso e tra l'istessa foglia]Nel tronco istesso e tra l'istessa foglia
sopra il nascente fico invecchia il fico;
pendono a un ramo, un con dorata spoglia,
l'altro con verde, il novo e 'l pomo antico;
lussureggiante serpe alto e germoglia
la torta vite ov'è più l'orto aprico:
qui l'uva ha in fiori acerba, e qui d'or l'have
e di piropo e già di nettar grave.
Vezzosi augelli infra le verdi fronde
temprano a prova lascivette note;
mormora l'aura, e fra le foglie e l'onde
garrir che vanamente ella percote.
Quando taccion gli augelli alto risponde,
quando cantan gli augei più lieve scote;
sia caso od arte, or accompagna, ed ora
alterna i versi lor la musica òra.
| |
[pagina 194]
| |
[Vervolg Nederlands]Er vloog een vogel rond met bonte veren,
een paarse snavel en een lange tong.
Als je zijn stem zou horen, zou je zweren
dat hij met woorden sprak in plaats van zong.
't Was wonderbaar hoe vlot hij alle keren
op menselijke klanken oversprong.
Terwijl de andere vogels luisterden
en 't briesje even niet meer fluisterde,
zong hij: ‘Kijk hoe die roos daar zacht en pril
haar maagdelijke groene knop ontspringt
en half gesloten, half geopend, stil
naar de eretitel “allermooiste” dingt,
terwijl haar schoonheid later naakt en kil
haar glans verliest en wegkwijnt en verzinkt,
zodat geen meisjes en geen jongemannen
zich nog door haar verblijd in liefde ontspannen.
Zoals een mooie dag, net zo vergaat
de bloesempracht van 't aardse lentetij.
Besef dat elke schoonheid je verlaat:
je leeft maar één keer in april of mei.
Pluk dus de roos al bij de dageraad,
want voor je 't weet is alles weer voorbij.
En pluk die roos door in de roes der zinnen
elkaar in wederliefde te beminnen.’
| |
[Vervolg Italiaans]Vola fra gli altri un che le piume ha sparte
di color vari ed ha purpureo il rostro,
e lingua snoda in guisa larga, e parte
la voce sì ch'assembra il sermon nostro.
Questi ivi allor continovò con arte
tanta il parlar che fu miracol mostro.
Tacquero gli altri ad ascoltarlo intenti,
e fermaro i sussurri in aria i venti.
‘Deh mira,’ elli cantò, ‘spuntar la rosa
dal verde suo modesta e verginella,
che mezzo aperta ancora e mezzo ascosa,
quanto si mostra men, tanto è più bella.
Ecco poi nudo il sen già baldanzosa
dispiega; ecco poi langue e non par quella,
quella non par che desiata inanti
fu da mille donzelle e mille amanti.
Così trapassa al trapassar d'un giorno
de la vita mortale il fiore e 'l verde;
né perchè faccia indietro april ritorno,
si rinfiora ella mai, né si rinverde.
Cogliam la rosa in su 'l mattino adorno
di questo dì, che tosto il seren perde;
cogliam d'amor la rosa: amiamo or quando
esser si puote riamato amando.’
| |
[pagina 195]
| |
[Vervolg Nederlands]Hij zweeg, en 't bontbevederd vogelkoor
stemde blij zingend met zijn woorden in.
De kuise duiven tortelden en voor
ieder was er een vriend of een vriendin.
Laurier en beuk en eik en in hun spoor
elk lid van dat bebladerde gezin
en heel 't domein van water, aarde en lucht
waren één zachte, zoete liefdeszucht.
Door al die toverklanken overmand
en op die zinsverrukking meegedragen
liepen daar de twee ridders, en constant
bestreden ze de lokroep van 't behagen.
En zie, toen ze 't gebladerte aan de rand
zachtjes opzijduwden en keken, zagen
ze 't liefdespaar, dat onbezorgd genoot:
zij zat, en zijn hoofd rustte in haar schoot.
Haar borsten stonden naakt vooruit gericht,
haar haar werd door de zomerbries bewogen,
haar blikken kwijnden, haar verhit gezicht
was met een laagje parels overtogen;
haar warme lach deed als een trillend licht
de wellust blinken in haar vochtige ogen.
Ze streelde hem die zo, vanuit haar schoot,
van de aanblik van haar heerlijkheid genoot
| |
[Vervolg Italiaans]Tacque, e concorde de gli augelli il coro
quasi approvando, il canto indi ripiglia.
Raddoppian le colombe i baci loro,
ogni animai d'amar si riconsiglia;
par che la dura quercia e 'l casto alloro
e tutta la frondosa ampia famiglia,
par che la terra e l'acqua e formi e spiri
dolcissimi d'amor sensi e sospiri.
Fra melodia sì tenera, fra tante
vaghezze allettatrici e lusinghiere,
va quella coppia, e rigida e costante
se stessa indura a i vezzi del piacere.
Ecco tra fronde e fronde il guardo inante
penetra e vede, o pargli di vedere,
vede pur certo il vago e la diletta,
ch'egli è in grembo a la donna, essa a l'erbetta.
Ella dinanzi al petto ha il vel diviso,
e 'l crin sparge incomposto al vento estivo;
langue per vezzo, e 'l suo infiammato viso
fan biancheggiando i bei sudor più vivo:
qual raggio in onda, le scintilla un riso
ne gli umidi occhi tremulo e lascivo.
Sovra lui pende; ed ei nel grembo molle
le posa il capo, e 'l volto al volto attolle,
| |
[pagina 196]
| |
[Vervolg Nederlands]en hongerig opkijkend ondertussen
bij 't zien van haar wegkwijnde en versmachtte.
Zij boog voorover om met zwoele kussen,
waarop zijn ogen en zijn lippen wachtten,
de hoog uitslaande brand in hem te blussen
en 't hete liefdesvuur wat te verzachten.
En de twee ridders in de struiken zagen
hun hartstocht, hun genot en hun behagen.
En aan de gordel van de minnaar hing
(hoe vreemd!) een spiegel van geslepen glas.
Zij nam die in haar hand en hij ontving
hem weer terug van haar wier vriend hij was.
En ze bekeken daarin elk een ding
dat de onrust van hun liefdeslust genas:
zij spiegelde, door ijdelheid bewogen,
zichzelf erin, en hij haar glanzende ogen.
En ach, terwijl de een het meest kon bogen
op macht, kon de ander dat op slavernij.
‘Wend toch,’ zuchtte de ridder, ‘wend je ogen
die overlopen van geluk, naar mij!
Mijn liefde, die zich hult in onvermogen,
is de afdruk van de schoonheden die jij,
meer wonderbaarlijk dan de spiegel ooit
zal kunnen, in mijn hart hebt uitgestrooid.
| |
[Vervolg Italiaans]e i famelici sguardi avidamente
in lei pascendo si consuma e strugge.
S'inchina, e i dolci baci ella sovente
liba, or da gli occhi e da le labbra or sugge,
ed in quel punto ei sospirar si sente
profondo, sì che pensi: ‘Or l'alma fugge
e 'n lei trapassa peregrina.’ Ascosi
mirano i due guerrier gli atti amorosi.
Dal fianco de l'amante (estranio arnese)
un cristallo pendea lucido e netto.
Sorse, e quel fra le mani a lui sospese
a i misteri d'Amor ministro eletto.
Con lui ella ridenti, ei con accese,
mirano in vari oggetti un solo oggetto:
ella del vetro a se fa specchio, ed egli
gli occhi di lei sereni a se fa spegli.
L'uno di servitù, l'altra d'impero
si gloria, ella in se stessa ed egli in lei.
‘Volgi,’ dicea, ‘deh volgi,’ il cavaliero
‘a me quegli occhi onde beata bèi,
chè son, se tu no 'l sai, ritratto vero
de le bellezze tue gli incendi mici;
la forma lor, la meraviglia a pieno
più che il cristallo tuo mostra il mio seno.
| |
[pagina 197]
| |
[Vervolg Nederlands]En als je mij versmaadt, schep dan behagen
in 't kijken naar je eigen knap gezicht:
jouw blik, die elders altijd heeft te klagen,
geniet als hij zich op zichzelve richt.
Geen spiegel kan zo'n stralend beeld verdragen,
geen glas biedt plaats aan zo'n weldadig licht.
Alleen de hoge hemel kan de schoonheid
weerspiegelen die jij zo gul tentoonspreidt!’
Armida glimlachte verheugd, maar bleef
zichzelf bekijken en haar aanschijn tooien.
Ze vlocht haar lokken samen en verdreef
de wirwar op haar hoofd door al die mooie
piepkleine krulletjes die schots en scheef
rondkringelden, met bloemen te bestrooien;
en met wat wonderschone rozenbloesem
versierde ze haar lelieblanke boezem.
De trotse pauw moet met haar duizendvoud
aan bontgeoogde pennen voor haar wijken;
de regenboog, die kleur naast kleur ontvouwt,
kan nooit tot haar niveau van schoonheid reiken.
Haar gordel echter, die ze ook naakt aanhoudt,
was 't mooiste onderdeel om naar te kijken:
haar toverstaf had lichaamloze zaken
in die ceintuur tot stof weten te maken.
| |
[Vervolg Italiaans]Deh! poi che sdegni me, com'egli è vago
mirar tu almen potessi il proprio volto;
chè il guardo tuo, ch'altrove non è pago,
gioirebbe felice in se rivolto.
Non può specchio ritrar sì dolce imago,
né in picciol vetro è un paradiso accolto:
specchio t'è degno il cielo, e ne le stelle
puoi riguardar le tue sembianze belle.’
Ride Armida a quel dir, ma non che cesse
dal vagheggiarsi e da' suoi bei lavori.
Poi che intrecciò le chiome e che ripresse
con ordin vago i lor lascivi errori,
torse in anella i crin minuti e in esse,
quasi smalto su l'or, cosparse i fiori;
e nel bel sen le peregrine rose
giunse a i nativi gigli, e 'l vel compose.
Né 'l superbo pavon si vago in mostra
spiega la pompa de l'occhiute piume,
né l'iride sì bella indora e inostra
il curvo grembo e rugiadoso al lume.
Ma bel sovra ogni fregio il cinto mostra
che né pur nuda ha di lasciar costume.
Diè corpo a chi non l'ebbe, e quando il fece
tempre mischiò ch'altrui mescer non lece.
| |
[pagina 198]
| |
[Vervolg Nederlands]Strelende woordjes, lonkende oogopslagjes,
zoete verzuchtingen en stille snikken,
afwijzingen, geheimen, speelse lachjes,
kussen en tranen en verliefde blikken
had ze versmolten en vervolgens zachtjes
in 't langzaam brandend vuur aan laten dikken
en tot een mooie gordel omgesmeed,
die ze sindsdien strak om haar heupen deed.
En toen ze klaar was met zich mooi te maken,
kuste ze hem vaarwel om te vertrekken,
want overdag behartigt ze de zaken
die 's nachts haar toverkunst tot leven wekken.
Rinaldo blijft, daar er voor hem geen sprake
van is dat hij de tuin uit mag, ter plekke.
En als hij 't even zonder haar moet doen,
dwaalt hij er eenzaam rond door 't frisse groen.
Maar als de stille nacht weer blijkt te ontwaken
en met zijn zoete geuren liefde uitgiet,
liggen ze samen van geluk te blaken
daar in die lusthof, waar men blij geniet.
Maar toen Armida voor haar eigen zaken
die tuin en die genoegens achterliet,
bleken de ridders daar hun kans te ruiken
en sprongen ze gewapend uit de struiken.
| |
[Vervolg Italiaans]Teneri sdegni, e placide e tranquille
repulse, e cari vezzi, e liete paci,
sorrise parolette, e dolci stille
di pianto, e sospir tronchi, e molli baci:
fuse tai cose tutte, e poscia unille
ed al foco temprò di lente faci,
e ne formò quel sì mirabil cinto
di ch'ella avea il bel fianco succinto.
Fine alfin posto al vagheggiar, richiede
a lui commiato, e 'l bacia e si diparte.
Ella per uso il dì n'esce e rivede
gli affari suoi, le sue magiche carte.
Egli riman, ch'a lui non si concede
per orma o trar momento in altra parte,
e tra le fère spazia e tra le piante,
se non quanto è con lei, romito amante.
Ma quando l'ombra co i silenzi amici
rappella a i furti lor gli amanti accorti
traggono le notturne ore felici
sotto un tetto medesmo entro a quegli orti.
Ma poi che vòlta a più severi uffici
lasciò Armida il giardino e i suoi diporti,
i duo, che tra i cespugli eran celati,
scoprirsi a lui pomposamente armati
| |
[pagina 199]
| |
[Vervolg Nederlands]Zoals een ongebreideld ros, dat net
uit de oorlog en de strijd is weggehaald
en nu als een bedaagde minnaar met
de jonge merries door de vlakte dwaalt,
als 't wordt gewekt door 't zwaard of de trompet
hinnikend opschrikt en zijn spieren staalt
en weer naar 't strijdperk wil om daar met alle
kracht die het heeft de vijand aan te vallen,
net zo verging 't Rinaldo, toen zijn ogen
ineens die blikkerende wapens zagen.
Door 't vuur van oude heldenmoed bevlogen
was hij erdoor geschokt en aangeslagen,
hoewel hij net nog wulps was meegezogen
door wellust, zinsverrukking en behagen.
Intussen liep Ubald nog verder door
en hield hem 't diamanten schild al voor.
Rinaldo keek naar 't glanzend vlak, waarin
hij zijn persoon als in een spiegel keurde:
hij wist zich opgetooid als zijn vriendin,
rook hoe zijn kleed en haar bedwelmend geurden,
en zag zijn beeld met zulk een tegenzin
dat zijn gezicht van pure schrik ontkleurde.
Het blinkend zwaard dat neerhing aan zijn zijde,
leek voor de sier, en niet om mee te strijden.
| |
[Vervolg Italiaans]Qual feroce destrier ch'al faticoso
onor de l'arme vincitor sia tolto,
e lascivo marito in vil riposo
fra gli armenti e ne' paschi erri disciolto,
se 'l desta o suon di tromba o luminoso
acciar, colà tosto annitrendo è volto,
già già brama l'arringo e, l'uom su 'l dorso
portando, urtato riurtar nel corso,
tal si fece il garzon, quando repente
de l'arme il lampo gli occhi suoi percosse.
Quel sì guerrier, quel sì feroce ardente
suo spirto a quel fulgor tutto si scosse,
benchè tra gli agi morbidi languente,
e tra i piaceri ebro e sopito ei fosse.
Intanto Ubaldo oltra ne viene, e 'l terso
adamantino scudo ha in lui converso.
Egli al lucido scudo il guardo gira,
onde si specchia in lui qual siasi e quanto
con delicato culto adorno; spira
tutto odori e lascivie il crine e 'l manto,
e 'l ferro, il ferro aver, non ch'altro, mira
dal troppo lusso effeminato a canto:
guemito è sì ch'inutile ornamento
sembra, non militar fero instrumento.
| |
[pagina 200]
| |
[Vervolg Nederlands]Zoals iemand die, door een droom bedrogen,
zich 's morgens vroeg weer ziet zoals hij was,
zo stond ook hem zijn beeld opnieuw voor ogen,
en de aanblik dompelde hem in zak en as.
Hij werd door schaamte en door angst bewogen,
toen hij op 't schild zijn eigen trekken las.
Hoe graag was hij die tuin niet uit geslopen
of diep in moeder aarde weggekropen!
En Ubald zei hem: ‘Heel Europa strijdt,
Azië, heel de wereld staat in brand.
Al wie roem zoekt en zich aan Christus wijdt
slooft zich gewapend uit in 't Heilig Land,
maar jij, Rinaldo, die in ledigheid
en lust je tijd verdoet, blijft aan de kant.
O machtig ridder van een lonkend meisje,
word wakker, trek ten oorlog en bewijs je!
O, wat voor slaap of slapte, wat voor mooi
woord of gezicht heeft jou hiertoe gebracht?
Volg ons naar 't kamp van Godfried en ontplooi
je kracht voor de overwinning die daar wacht.
Kom mee, wees 't lot gehoorzaam en voltooi
de goed begonnen tocht. En laat de macht
der heidenen, die al begint te slinken,
door je onontkoombaar zwaard ter aarde zinken!’
| |
[Vervolg Italiaans]Qual uom da cupo e grave sonno oppresso
dopo vaneggiar lungo in se riviene,
tal ei tornò nel rimirar se stesso,
ma se stesso mirar già non sostiene;
giù cade il guardo, e timido e dimesso,
guardando a terra, la vergogna il tiene.
Si chiuderebbe e sotto il mare e dentro
il foco per celarsi, e giù nel centro.
Ubaldo incominciò parlando allora:
‘Va l'Asia tutta e va l'Europa in guerra;
chiunque e pregio brama e Cristo adora
travaglia in arme or ne la siria terra.
Te solo, o figlio di Bertoldo, fuora
del mondo, in ozio, un breve angolo serra;
te sol de l'universo il moto nulla
move, egregio campion d'una fanciulla.
Qual sonno o qual letargo ha sì sopita
la tua virtute? o qual viltà l'alletta?
Su su; te il campo e te Goffredo invita,
te la fortuna e la vittoria aspetta.
Vieni, o fatal guerriero, e sia fornita
la ben comincia impresa; e l'empia setta,
che già crollasti, a terra estinta cada
sotto l'inevitabile tua spada.’
|
|