| |
| |
| |
Vertaalde poëzie
| |
| |
Zes gedichten
Anna Achmatova
(Vertaling Margriet Berg en Marja Wiebes)
Bedrog
Zoele wind waait heet, benauwend,
Warme zon brandt op mijn hand,
't Hoge hemeldak, fel blauwend,
Spiegelt als een glazen wand;
Kleine strobloempjes versieren
Geurend mijn verwaaide vlecht.
Op een boomstam hebben mieren
Een verkeersweg aangelegd.
En de vijver zilvert lomig
't Leven is weer licht en vrij...
Wie verschijnt straks in mijn dromen,
Als 'k me in mijn hangmat vlij?
| |
Обман
Надо мною свод воздушный,
Кто сегодня мне приснится
| |
| |
| |
[Wij zullen uit hetzelfde glas niet drinken,]
Wij zullen uit hetzelfde glas niet drinken,
Geen wijn of water drinken wij tezaam,
Wij zullen in geen ochtendkus verzinken
En 's avonds kijken wij niet uit één raam.
Jij ademt door de zon, ik door de maan,
Maar slechts één liefde maakt dat wij bestaan.
Een tedere en trouwe vriend heb ik,
Een vrolijke vriendin staat jou terzijde,
Maar ik zie in jouw grijze ogen schrik
En jij, jij bent de oorzaak van mijn lijden.
Slechts af en toe, heel kort zien wij elkaar,
Zo loopt onze gemoedsrust geen gevaar.
Jouw stem zingt altijd in mijn poëzie,
Mijn harteklop is in jouw werk te horen.
Er is een vuur dat zich door niets laat smoren,
Niet door vergetelheid of jaloezie...
En als je nu eens van mij weten zou
Hoeveel ik van je roze lippen hou!
| |
[He будем пить из одного стакана]
He будем пить из одного стакана
Ни воду мы, ни сладкое вино,
Не поцелуемся мы утром рано,
А ввечеру не поглядим в окно.
Ты дышишь солнцем, я дышу луною,
Но живы мы любовию одною.
Со мной всегда мой верный, нежный друг,
С тобой твоя веселая подруга,
Но мне понятен серых глаз испуг,
И ты виновник моего недуга.
Коротких мы не учащаем встреч.
Так наш покой нам суждено беречь.
Лишь голос твой поет в моих стихах,
В твоих стихах мое дыханье веет.
О, есть костер, которого не смеет
Коснуться ни забвение, ни страх...
И если б знал ты, как цейчас мне любы
Твои сухие, розовые губы!
| |
| |
| |
[Voor 't laatst zag ik hem bij de kaderand,]
Voor 't laatst zag ik hem bij de kaderand,
Waar wij zo vaak tezaam waren gekomen,
Bij de Neva. De hoge waterstand
Deed vrezen dat de stad zou overstromen.
Hij sprak over de zomer, zei me daar
Dat dichterschap de vrouw niet is beschoren.
Ik zie 't paleis weer voor me van de tsaar,
Het glanzen van de Petrus-Paulustoren! -
Omdat de lucht zo anders was die dag,
Zo wondermooi, een godsgeschenk leek 't even.
En op het uur dat ik dit alles zag
Werd mij mijn laatste dwaze lied gegeven.
| |
[В последний раз мы встретились тогда]
В последний раз мы встретились тогда
На набережной, где всегда встречались.
Была в Небе высокая вода,
И наводненья в городе боялись.
Он говорил о лете и о том,
Что быть поэтом женщине - нелепость.
Как я запомнила высокий царский дом
И Петропавловскую крепость! -
Затем что воздух был совсем не наш,
А как подарок божий - так чудесен.
И в этот час была мне отдана
Последняя из всех безумных песен.
| |
| |
| |
[De maan, achter het meer tot staan gekomen,]
De maan, achter het meer tot staan gekomen,
Doet denken aan een raam dat open staat
In een verlicht, stil huis, des avonds laat,
Waar 't lot een nare wending heeft genomen.
Ging daar de eigenaar zo-even dood,
Of nam zijn vrouw soms met haar lief de benen,
Of is het kleine dochtertje verdwenen,
En vonden ze haar schoentje bij de sloot...
We kunnen het niet zien vanaf de aarde,
Maar delen zwijgend in de droefenis.
De uilen krijsen luid een dodenmis,
Een zoele wind raast heftig in de gaarde.
| |
[За озером луна остановилась]
За озером луна остановилась
И кажется отворенным окном
В притихший, ярко освещенный дом,
Где что-то нехорошее случилось
Хозяина ли мертвым привезли,
Хозяйка ли с любовником сбежала,
Иль маленькая девочка пропала
И башмачок у заводы нашли...
С земли не видно. Страшную беду
Почувствовав, мы сразу замолчали.
Заупокойно филины кричали,
И душный ветер буйствовал в саду.
| |
| |
| |
[De stad die 'k sinds mijn jeugd beminde,]
De stad die 'k sinds mijn jeugd beminde,
In haar decembertooi verstild,
Leek mij vandaag bij het hervinden
Een erfgoed dat ik had verspild.
Alles wat simpel werd verkregen
En weer werd afgestaan om niet:
De klank van het gebed, de zegen,
De geestdrift van het eerste lied -
Alles vervloog als rook, die weelde
Is diep in 't spiegelglas vergaan...
Een neusloos violistje speelde
Over wat nooit meer zal bestaan.
Geboeid door alle nieuwigheden,
Als kwam ik uit een ander land,
Kijk ik naar 't snellen van de sleden,
Hoor ik de taal mij zo verwant.
En fris en krachtig waaien vlagen
Van het geluk mij in 't gelaat,
Alsof een vriend uit vroeger dagen
Plots bij me op de drempel staat.
| |
[Тот город, мной любимый с детства,]
Тот город, мной любимый с детства,
Моим промотанным наследством
Всё, что само давалось в руки,
Что было так легко отдать:
Душевный жар, молений звуки
И первой песни благодать -
Всё унеслось прозрачным дымом,
Истлело в глубине зеркал...
Скрипач безносый заиграл.
Но с любопытством иностранки,
Плененной каждой новизной,
Глядела я, как мчатся санки,
И дикой свежестью и силой
Мне счастье веяло в лицо,
Как будто друг от века милый
Всходил со мною на крыльцо.
| |
| |
| |
Scheiding
1
Nee, geen weken of maanden, maar jaren
Kostte 't scheiden ons. Nu zijn we klaar
Om de kilte der vrijheid te ervaren,
Rond de slapen een krans van grijs haar.
Geen verraad meer, en nooit meer tot 't gloren
Van de dag de verplichting voor jou
Om de stroom van bewijzen te horen
Van mijn eeuwige onschuld en trouw.
2
En zoals steeds gebeurt in tijd van scheiden,
Klopte de geest der eerste dagen aan,
Terwijl de zilverwilg zijn takken spreidde,
In volle grijze luister kwam te staan.
Voor ons, vol wrok, verbitterd en geslagen,
Die de ogen nauwlijks durfden op te slaan,
Bezong een vogel plots vol welbehagen
Hoe wij elkander waren toegedaan.
| |
Разрыв
1
Не недели, не месяцы - годы
Расставались. И вот наконец
Холодок настоящей свободы
И седой над висками венец.
Больше нет ни измен, ни предательств,
И до света не слушаешь ты,
Как струится поток доказательств
Несравненной моей правоты
2
И, как всегда бывает в дни разрыва,
К нам постучался призрак первых дней,
И ворвалась серебряная ива
Седым великолепием ветвей.
Нам, исступленным, горьким и надменным,
Не смеющим глаза поднять с земли,
Запела птица голосом блаженным
О том, как мы друг друга берегли.
|
|