[Nummer 2]
Voorwoord
Het Nederlands Produktiefonds dat subsidie verstrekt aan literaire tijdschriften, heeft onlangs geoordeeld dat dit tijdschrift maar één pluspunt heeft, de vertalingen. Het adviseert ons zelfs om academische beschouwingen over vertalen op te nemen, waar onze lezers stellig niet op zitten te wachten. De kwaliteit van de rest van ons blad wordt ondermaats geacht. Toch vinden wij in andere tijdschriften die lof krijgen van het fonds soms bijdragen die wij geweigerd hadden. Hoe zit dat toch, hangt de kwaliteit af van het blad waarin iets verschijnt? Dit nummer bevat (in Nederlands proza) vier verhalen en (in Essay) drie beschouwingen. Ze zijn niet geschreven door de kopgroep van de Nederlandse letteren, maar door vertegenwoordigers van het brede middenveld waar alle literaire tijdschriften het van moeten hebben. Over de kwaliteit van nieuwe Nederlandse poëzie is men het zelden eens, maar de automatische reflex waarmee het Produktiefonds de Nederlandse poëzie in dit tijdschrift veroordeelt, mist elke objectieve grond. Onze rubriek Light Verse, uniek in de Nederlandse tijdschriften, wordt totaal genegeerd. Als poëzie een (glim)lach oproept, kan het geen literatuur zijn.
Wat wij met een geuzennaam ‘Light Verse’ noemen, is poëzie die wordt getypeerd door humor en speels vernuft. Tot anderhalve eeuw geleden waren humor en vernuft niet taboe in de poëzie. Veel werk van klassieke dichters als Ariosto, Byron, Heine, Goethe, Poesjkin en Tasso is te typeren als Light Verse en zou nu verguisd moeten worden als men consequent was. De enige twee Nederlandse dichters uit de negentiende eeuw die nog gelezen worden, zijn Piet Paaltjes en de Schoolmeester. Wie zal zeggen welke Nederlandse dichters uit de twintigste eeuw over honderd jaar nog worden gelezen? Hoe dat ook zij, Erik Coenen vervolgt in dit nummer de publicatie van zijn humoristisch epos ‘De Antropiade’, over de schepping vanaf de oerknal tot heden. Qua esprit en eruditie doet het niet onder voor Byron's Don Juan, waarvan dit nummer 24 strofen in vertaling presenteert.
In Vertaald proza vier verhalen. De Duitse interbellum-auteur Stefan Andres verdiepte zich in de Griek El Greco, werkend in Spanje; de Brit C.L.R. James beschreef de Caribische wereld van de jaren twintig (een klassiek verhaal dat, vanwege de lengte, moest blijven liggen ten tijde van het Caribisch nummer); van A.V. Thelen, auteur uit de Emigration, is een hoofdstuk opgenomen van zijn beroemde roman die (in het Duits!) in 1953 verscheen bij Van Oorschot; de Poolse Olga Tokarczuk beschrijft de teloorgang van een Amerikaanse psychiater tegen het decor van de staat van beleg in Warschau. In Vertaalde poëzie, zoals elke zomer, veel Russen: Achmatova, Goemiljov, Nabokov en Pasternak. Verder Byron, d'Annunzio, de oude Griek Semonides en Torquato Tasso. Wij begroeten als nieuwkomers in dit nummer Johan van den Berg, Lucas de Bree, Rob van der Linden, Frans van Mastrigt en Niko Roorda.
Redactie