aan. Ook negeerde ze de ijzeren platen die aan het plafond hingen. Somber gedoe.
Zo kwam ze in de volgende ruimte. Daar was het drukker. Haar ogen zochten de gezichten af. Sommige herkende ze van andere tentoonstellingen, maar er was niemand die ze goed genoeg kende om aan te spreken.
Haar aandacht werd getrokken door een muur waar een serie kleine foto's hing, ruim opgehangen. Aan de rechterkant stonden een paar mensen zachtjes te praten. Bij de eerste foto stond niemand.
Ze liep erheen. Haar voeten leken te aarzelen, maar haar ogen waren strak gericht op de jongen op de foto. Dat was Job. Hij stond in een bootje, zijn jas half open.
Ze stond voor de foto. Ze stond zo gewoon mogelijk, maar ze voelde zich gespannen.
Hij fotografeerde zichzelf nooit. Opeens bedacht ze dat dit waarschijnlijk het werk van een andere kunstenaar was, en meteen zocht ze het kaartje. Het bleek toch van hem. Zonder titel.
Ze keek terug naar de foto en leek nu beter te weten wat ze zag: een meer, ze wist niet waar. De leegte was voelbaar. In zijn hand, en deels verborgen achter zijn been, hield hij een betonschaar. Ze herinnerde zich hoe Job eens op een middag gedemonstreerd had hoe dat ding werkte: met groot gemak knipte hij een ketting doormidden.
Alsof de tweede foto haar geroepen had, zo liep ze er naartoe. Het was bijna dezelfde foto, alleen had hij zijn jas uit en zijn blik was uitdagender, boos haast. En de stilte leek hier nog beklemmender dan op de eerste foto. Ze maakte snelle stappen: de derde. Ze schrok. Job stond daar alleen in zijn onderbroek; de betonschaar hield hij omhoog. De vierde; de man die er voor stond duwde ze weg.
Ze zag eerder de erectie dan dat ze zag dat hij naakt was. De betonschaar was afschuwelijk.
Ze wilde de volgende foto zien, maar keek tegen de bontjassen van twee vrouwen. Ze drong zich tussen hen in. Het gevloek drong nauwelijks tot haar door; ze keek.
Ze keek naar een afgeknipte piemel die zweefde in de lucht.
De schreeuw die op het gezicht stond van Job klonk in haar hoofd dwars door haar eigen hartsslag.
Ze keek naar de foto.