De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Vier gedichten
| |
[pagina 67]
| |
IIDen moncken wert die oeverdaet te suer
Die cost bedarf hun slaep met visioene
Van eener stadt daer satan houdt dat stuer
Een gulsenaer vrat in een cot capoene
Hi was so sat, hem schiere sprang dat vel,
Maer at si al, of waeren si oeck groene
Doe kwam die loeste duvel uter hel
Met scerper aex den vreeter seere blauwen
En stack hem metten swaerde alte fel
Sien buuck was oevergroet, die doer te nauwe
Hi conste niet ontvlien, hi starf onsoet
Die moncken wert te moede harde flauwe
Dus werden si van deeser sproecke vroet
Dat ‘maete es te allen speele goet!’
| |
[pagina 68]
| |
Mijn Andere IkEr leeft een schranser diep in mijn gedachten
Die droomt van braspartij en bacchanaal
Gebraden hanen liggen op een schaal
En in het vet ligt friet naar hem te smachten
Ze krijgen straks van hem een warm onthaal
- De mayo moet dus ook nog even wachten -
Want om de ergste honger te verzachten
Neemt hij vooraf een pond gerookte aal
Vanilleroomijs kroont dit vorstenmaal
Hij schept het op met hele karrevrachten
Van drankgebrek heeft hij vanzelf geen klachten
Hij drinkt de pils verlekkerd per bokaal
Ik heb hem lief, mijn zwelgende proleet
Maar wel platonisch, want ik ben asceet
| |
[pagina 69]
| |
OnverbeterlijkIk weet mijn drankzucht aan een droge nier
Nam al bij mijn ontbijt een fles muskaat
En zwoer bij Weisswein tot een uur of vier
Daarna dronk ik tot tienen Belgisch bier
En maakte dan een liter rum soldaat
Ook was ik pathologisch vreetfanaat
Ik werd vereerd door slager en poelier
Mijn bakker prees mijn eetlust zonder maat
En kwam de ijscoventer door de straat
Dan had ik die dag toch een smulplezier
Maar juist zei op mijn sterfbed de pastoor
Dat gulzigaards het helse vasten wacht
Ik biechtte dus en neem me nu in acht
Maar in de Hemel gaat het slempen door!
|
|