[Nummer 1]
Voorwoord
Dit ‘Gulzigheidsnummer’ is het tweede in een reeks van zeven afleveringen die, ongeveer eens per jaar, in alfabetische volgorde zullen worden gewijd aan de aloude Zeven Hoofdzonden. Het Latijnse woord voor de ‘gulzigheid’ (gula) betekent eigenlijk strot. Daarom zou het te beperkt zijn deze hoofdzonde te omschrijven als ‘vraatzucht’. Het gaat om alles wat met al te grote gretigheid door het keelgat naar binnen wordt gewerkt, dus om vraat- én drankzucht. Ook in de bijbel worden die twee in één adem genoemd: Deuteronomium 21:20 (‘een brasser en een zuiper’), Spreuken 23:21 (‘een zuiper en vraat’), Mattheus 11:19 en Lucas 7:34 (‘een vraat en wijnzuiper’).
In Nederlands proza zijn zeven auteurs door het onderwerp geïnspireerd: Jean-Paul Franssens, H.A. van der Heijden, Jaap Kranenborg, Monika Sauwer, Klaus Siegel, Sana Valiulina en L.H. Wiener. Voor Nederlandse poëzie leek het thema zich niet makkelijk te lenen, maar dat is geen beletsel geweest voor Anneke Brassinga, Ed Leeflang, Thom Schrijer en Lou Vleugelhof. Onvermoede facetten van de gulzigheid komen aan bod bij twaalf vaste medewerkers aan Light Verse, welke rubriek ook nog bijdragen bevat uit middeleeuws Spanje en negentiende-eeuws Rusland. In Essay aandacht voor de gulzigheid van enkele bourgondiërs in de Nederlandse letteren en voor Dr. Johnson als vreetzak.
Vertaald proza bevat verhalen uit negen taalgebieden, van Arabisch tot Oud-Zweeds. Wij vragen graag speciale aandacht voor het Deense verhaal, spelend in Groenland, van Jørn Riel, voor een onbekend jeugdverhaal van Tsjechov en voor Jonathan Swifts satire over een kannibalistische oplossing van het probleem van de armoede in Ierland. In Vertaalde poëzie o.m. werk van Goethe (de Auerbachs Keller-episode uit Faust), een fabel van Krylov en een dithyrambe van Günter Grass over ‘Zult van varkenskopvlees’. Wij hopen dat onze lezers zich met gepaste gulzigheid aan de inhoud van dit nummer tegoed zullen doen.
Redactie