De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 87]
| |
Een voornaam beroep
| |
[pagina 88]
| |
Zoals je je nog herinnert uit mijn laatste brief, heb ik in de herberg waar ik nu verblijf kennis gemaakt met iemand, die voor de krant schrijft. Daar leeft hij van. Je vraagt je af hoe? Hij gaat zitten, schrijft iets op, stuurt het weg en dat drukken ze af. Als het gedrukt is krijgt hij per regel uitbetaald, één kopeke voor een regel. Zoveel regels, zoveel kopekes. Heb ik bij mezelf gedacht: hola, Heer in de hemel, ben ik soms minder dan hij? Is dat zo'n kunst? Me dunkt, ik heb ook in het cheder geleerd, en mijn hand van schrijven is fraaier dan de zijne. Misschien moet ik een poging wagen en iets in de Jiddische krant schrijven. Wat kan me gebeuren? Dat kan me de kop niet kosten. Eén van de twee: ja is ja, nee is nee. Ik ga dus zitten en schrijf een brief aan de redactie, van zus en zo zit het, en ik vertel ze in één moeite door mijn hele biografie. Hoe ik het op de beurs een heel end geschopt heb, zowel in Odessa als in Jehoepets. Dat ik daar alle kneepjes van het vak heb geleerd, als handelaar en makelaar, met Londen, met effecten, te veel om op te noemen, zaken die in de miljoenen liepen. Dat ik zelf wel zevenenzeventig keer miljonair ben geweest en meteen daarna tot de bedelstaf verviel, het ene moment steenrijk, het andere moment straatarm. Kortom, ik heb geen moeite gespaard en ze alles uitvoerig beschreven, wel tien velletjes lang. En ik heb ze verzocht of ze mij willen antwoorden. Als mijn geschrijf hun bevalt, zal ik doorgaan met schrijven. En wat denk je? Anderhalve maand later krijg ik antwoord van de redactie! Ze delen me mee dat mijn geschrijf hun wel degelijk aanstaat en ze stellen me voor dat ik al mijn beschrijvingen uitgebreid ga opschrijven, en als ze mijn beschrijvingen goed beschreven vinden, zullen ze die met genoegen afdrukken in hun blad tegen betaling van één kopeke per regel. Begrijp je? Zoveel regels, zoveel kopekes. Heb ik meteen mijn pen gegrepen en uitgerekend hoeveel ik zou kunnen opschrijven. Op z'n minst, schat ik, kan ik op een lange zomerdag ruim duizend regels neerpennen. Dat betekent een tientje per dag! Dat is dus een vermogen - mag je wel zeggen - van driehonderd roebel per maand. Geen kattenpis, vind je wel? Ik hoefde niet lang na te denken, heb gelijk een fles inkt en een riem papier gekocht en ben aan het werk gegaan. En omdat ik het nu erg druk heb, maak ik het kort. Zo God wil zal ik je in mijn volgende brieven alles uitvoerig vertellen. Tot zolang moge Hij geluk en gezondheid schenken. Groet de kinderen - mogen zij leven - en schoonvader en schoonmoeder en iedereen recht hartelijk van mij, je gemaal Menachem-Mendel. | |
[pagina 89]
| |
B.V. (Belangrijkste Vergeten) Als ik met hulp van de Almachtige mijn eerste schrijfsel klaar heb, dat wil zeggen, de titel van mijn verhaal, want ik heb nog geen titel, dan zend ik die direct naar de redactie met het verzoek om jou in Kasrilevke een paar roebel voorschot te sturen. Ik wil, lieve vrouw, dat ook jij plezier zult hebben van mijn huidige beroep. Dit is toch wel voornamer dan het makelaarsvak. De verdienste bij de makelaardij heet ‘koertazje’ en bij de schrijverij noem je dat ‘honorar’... een lieflijk woord, dat honorar, luchtig en voornaam. De jouwe, bovengenoemd. | |
2
| |
[pagina 90]
| |
de groten aan toe heeft ze te pakken genomen. En voor het geld van je schrijfsels dat je me belooft, dank ik je alvast. Je fijne vrienden in Jehoepets mogen een warm maal kopen voor wat jij daar als ‘horonar’ aanneemt. Je bent zelf een horo-nar, ten voeten uit... Als je niet wilt dat ik vóór mijn tijd de pijp uitga en je kinderen, God verhoede, als wezen achterlaat, moet je die luchtige bezigheden en je mooie geschrijf maar gauw uit je kop zetten, en naar huis komen, naar je vrouw en je kinderen, je schoonvader en je schoonmoeder. Zo God wil, zal je een welkome gast zijn, zoals mijn moeder zegt: ‘als de schoorsteen maar trekt.’ Dat wenst je toe, met gezondheid en blijvend geluk voor nu en altijd, je oprecht getrouwe vrouw Sjejne-Sjejndel.
Herinner je je Mosje-Dovid, de loterijman, nog? Die kwam op de gedachte dat hij zijn vrouw niet meer lustte, hij wou haar kwijt, maar wist niet hoe. Hij nam de benen en ging op reis naar Amerika. Kreeg zij hem bij de grens nog te pakken, en heeft daar zo'n schandaal gemaakt, dat hij voorgoed genezen is. Wat een Litwak al niet verzint! Al mijn ellende over zijn hoofd! | |
3
| |
[pagina 91]
| |
de redactie de moeite genomen mijn geschrift van begin tot eind te lezen en mij te antwoorden in de krant - dat wil zeggen in de rubriek ‘brievenbus’ - dat mijn beschrijving haar goed was bevallen, maar een beetje te lang. Dat ten eerste. Ten tweede wil de redactie dat ik geen eigen verhaaltjes verzin; ze verwacht van me dat ik uitsluitend het leven in de stad Jehoepets schilder (precies zo staat het er) met alle ‘types’ die in de stad voorkomen. Ze wil letterlijk weten wat er bij ons in Jehoepets omgaat, want wat is anders de bedoeling van het woord ‘types’? Nou, is dat een fijnbesnaarde redactie of niet? Ik kan natuurlijk niet zo onbeleefd zijn om haar te laten wachten. Ik heb meteen mijn kaftan uitgetrokken en ben gaan zitten schrijven, vandaag is het al de derde dag, en ik schrijf maar door, ik ben nog steeds bezig. Omdat ik het dus erg druk heb met de schrijverij en tijd tekort kom, houd ik het kort. Zo God wil zal ik je in mijn volgende brief alies uitvoerig vertellen. Tot zolang moge Hij geluk en gezondheid schenken. Groet de kinderen - mogen zij leven - en schoonvader en schoonmoeder en iedereen recht hartelijk van mij, je gemaal Menachem-Mendel.
B.V. (Belangrijkste Vergeten): Wees zo goed en schrijf me of je wat geld van de redactie hebt ontvangen. Want ik heb haar gevraagd jou, als voorschot op mijn loon, enkele roebels te sturen. Een roebeltje meer of minder maakt tenslotte niet uit, wij zullen dat wel verrekenen. De jouwe, bovengenoemd. | |
4
| |
[pagina 92]
| |
keel. Wat zegt mijn moeder, moge ze leven: ‘smeer me geen honing en steek me niet met je angel’. Het is maar dat je het weet, jouw redactie mag de driedaagse koorts krijgen, ook al stuurt ze me geld... kotsmisselijk ben ik intussen van je ‘schilderingen’ die je me schrijft. En als het dan zo is voorbestemd, dat mijn man een schrijver is, begrijp ik niet dat je daarvoor per se in Jehoepets moet zitten. Is er in Kasrilevke geen inkt? Daar moet wat achter zitten, dat is niet kosjer. Wat zegt moeder: ‘bijt in de appel, dan vind je de worm’... Dus, mijn geliefde heer gemaal, veeg je schrijfsels bij elkaar en kom naar huis, zonder smoesjes, want ik kan het verdriet van de kinderen niet langer aanzien. Elke dag vragen ze wanneer papa thuiskomt. En ik het maar opschuiven, van Pesach naar Soekes, en van Soekes naar Pesach. Vooral Mosje-Hersjele heeft zijn mond vol van je, het is verbazend wat een wijs kind dat is, verstandiger dan zijn vader, dat wenst je toe met gezondheid en blijvend geluk voor nu en altijd, je oprecht getrouwe vrouw Sjejne-Sjejndel.
Wat zeg je van mijn Brejndel? Ze gaat alweer scheiden van haar tweede man. Niemand weet waarom. Maar hij heeft me in vertrouwen zijn arm laten zien, vol met blauwe plekken. Hij geeft haar de bruidschat terug en haar sieraden, als ze maar opduvelt, zegt-ie, de feeks. Zoals mijn moeder zegt: ‘beter een onsje mazzel dan een pond goud’... Onze familie heeft geen geluk met mannen. | |
5
| |
[pagina 93]
| |
natuurlijk vragen, waarom juist de waardin? Omdat er geen waard is. Zij is al dertien jaar weduwe. Haar man was soldaat, en zij was zijn tweede vrouw. Ze had hem genomen, zegt ze, om later wegens de verdiensten van haar man in Jehoepets te mogen blijven wonen. Ze heeft een leven bij hem gehad, zegt ze, och en wee, ze wenst het haar ergste vijanden toe. Want ze was meer dan twintig jaar jonger dan hij, en ze was in haar jeugd, zegt ze, een beeldschoon meisje; alle mannen, joden en niet-joden liepen achter haar aan, en nu moet ze omzien of ene Menachem-Mendel misschien trek heeft in een kommetje borsjtsj of een stukje vlees met chrein, en daarvan onderhoudt ze een zoon, die op het gymnasium zit, en een dochter, ook op het gymnasium, en die geen vinger uitsteken om hun moeder te helpen, ze zitten alleen maar te kijken of moeder wat te bikken brengt, 's morgens een glas koffie op bed, en later als ze van school komen, wordt er niet fatsoenlijk gevraagd of er wat te eten is - nee, het eten moet op tafel staan, en zo niet, dan is het huis te klein. Zulke kinderen zijn dat. Laatst heeft dat meisje, die gymnasiaste, 's morgens de boel bij elkaar geschreeuwd omdat er geen zeep was, en ze kwam halfnaakt, met haar hals helemaal bloot, de gelagkamer binnenstormen, waar de gasten zaten thee te drinken, en ze viel uit tegen haar moeder: ‘Het is hier een zwijnenstal!’ Toen konden wij ons niet meer inhouden en hebben haar stevig tot de orde geroepen: ‘Wat moet dat betekenen? Leer je dat op het gymnasium?’ En ik zei: ‘Is het nog niet genoeg, dat je moeder zich hele dagen afbeult, je schoenen poetst terwijl jij slaapt..!’ Zo riep ik tegen de dochter, en ik wou haar verder de les lezen, toen die jongen zich ermee bemoeide: ‘Is dat soms jouw zaak?’ en hij ging tegen me te keer als een brutale hond. Nou, dat beviel me niks. Ik ben er eens goed voor gaan zitten en heb die arme weduwe met haar mooie kinderen uitgebreid op schrift gezet en ik hoop nu maar dat het wordt afgedrukt, dat is de beste opvoedmethode. De wereld is groot en er zijn vast nog meer van zulke arme weduwen en zulke kinderen op gymnasiums, die hun moeders het graf in helpen... Zie je nu in, geliefde vrouw, waar ze mij geld voor geven? Omdat ik dus erg bezet ben, en geen tijd heb, maak ik het kort. Zo God wil zal ik je in mijn volgende brief alies uitvoerig vertellen. Tot zolang moge Hij geluk en gezondheid schenken. Groet de kinderen - mogen zij leven - en schoonvader en schoonmoeder en iedereen recht hartelijk van mij, je gemaal Menachem-Mendel. | |
[pagina 94]
| |
B.V. Je vraagt me wie de redactie is, je hebt blijkbaar niet door wat dat is. Een redactie is niet één persoon, maar meerdere, die zich verenigd hebben om gezamenlijk een krant uit te geven. Die krant sturen ze de wereld in, en daar ontvangen ze geld voor. Maar omdat een krant stof moet hebben, vraagt de redactie aan ons of wij willen schrijven, en daar betalen zij weer voor. Wij doen hun dat genoegen, met andere woorden wij schrijven, en zij drukken. Heb je nu begrepen wat voor beroep ik uitoefen? De jouwe, bovengenoemd. | |
6
| |
[pagina 95]
| |
tegen weduwen en redacties, tegen sores en sjagrijn, dat wenst je toe met gezondheid en blijvend geluk voor nu en altijd, je oprecht getrouwe vrouw Sjejne-Sjejndel. | |
7
| |
[pagina 96]
| |
Twee apparaten hebben ze neergezet om te pompen, maar hoe meer ze pompten, hoe meer water er kwam. Een verhaal zonder eind. Over zichzelf zegt hij, als hij één blik in de rivier slaat, kreperen de vissen. Bij al zijn sores is hij nog geestig ook. Hij is klein en beweeglijk, heeft vurige ogen, en zijn brein werkt koortsig - combinaties, eindeloze combinaties bedenkt hij. Hij zegt dat hij in één klap miljonair wil worden, zo niet, dan stapt hij op en vertrekt naar Amerika. Daar, beweert hij, kan hij zorgeloos leven. Hij probeert mij over te halen met hem mee te gaan naar Amerika. Mensen als ik, zegt hij, gaan nooit verloren. Maar ik zou wel gek zijn als ik zo'n voornaam beroep als de schrijverij weggooide en ergens anders het geluk ging zoeken. Omdat ik dus erg bezet ben en geen tijd heb, maak ik het kort. Zo God wil zal ik je in mijn volgende brief alles uitvoerig vertellen. Tot zolang moge Hij geluk en gezondheid schenken. Groet de kinderen - mogen zij leven - en schoonvader en schoonmoeder en iedereen recht hartelijk van mij, je gemaal Menachem-Mendel.
B.V. Ik begrijp niet waarom ik nog steeds geen antwoord van de redactie heb gehad op mijn eerste stuk dat ik heb ingezonden. Geen antwoord en geen geld. Ik heb alweer drie brieven gestuurd. Ik reken er vast op, zo God wil, dat ik vandaag of morgen iets hoor. De jouwe, bovengenoemd. | |
8
| |
[pagina 97]
| |
pijn dat hij lijdt, het is niet om aan te zien. Je zult begrijpen dat mijn moeder - moge ze leven - onherkenbaar is. Ze offert zich als het ware helemaal voor hem op. Ze zegt: ‘Als je met een vreemde dertig jaar samenwoont in één huis, heb je toch ook meelij.’ En jij zit daar maar hoog en droog in die mooie herberg en beschrijft mislukkelingen. Ze mogen de plaats innemen van mijn vader - onder de grond! Dat wenst je toe met gezondheid en blijvend geluk voor nu en altijd, je oprecht getrouwe vrouw Sjejne-Sjejndel.
Pak in hemelsnaam gelijk je spullen, en stuur een telegram. | |
9
| |
[pagina 98]
| |
niet hoe het andere schrijvers vergaat, maar mij hebben ze minder dan minderwaardig behandeld. Ik sla mijn ogen op naar het gebergte: vanwaar zal mijn hulp komen - misschien zal de Eeuwige helpen, want het water staat mij tot de lippen, erger kan het niet meer worden! En omdat ik diep in de put zit maak ik het kort. Zo God wil zal ik je in mijn volgende brief alles uitvoerig vertellen. Tot zolang moge Hij geluk en gezondheid schenken, en aan schoonvader algehele genezing. God sta ons bij dat wij elkaar gezond zullen wederzien, met de kinderen erbij naar wie ik met mijn laatste ademtocht verlang. Je gemaal, Menachem-Mendel.
B.V. Mijn brief ligt hier al twee dagen, ik heb geen postzegel. Al die tijd zit ik te piekeren, wat ik moet doen, wat zou ik kunnen doen, wat vang ik aan? Me dunkt, er is geen beroep ter wereld dat ik al niet geprobeerd heb. Eén mogelijkheid echter heb ik over het hoofd gezien: huwelijksmakelaar. Er is bij ons in de herberg een man, die dat beroep uitoefent, en naar wat hij me vertelt is hij in goede doen. Het is wel niet zo'n voornaam beroep als schrijver maar wel mooier dan de makelaardij. Het belangrijkste is of de Eeuwige voor een klein beetje mazzel zorgt. De jouwe, bovengenoemd. | |
10
| |
[pagina 99]
| |
Het geld dat ik je stuur komt van mijn moeder. Je weet hoe goed ze is. Ik bid God dat ik geen brieven meer van je krijg, en zodra je weg bent uit Jehoepets, moge de aarde zich openen, zodat die hele stad wordt verzwolgen als Sodom, met al haar goudmijnen, makelaars, koppelaars, herbergen, waardinnen en redacties erbij, dat wenst je toe met gezondheid en blijvend geluk voor nu en altijd, je oprecht getrouwe vrouw Sjejne-Sjejndel. |
|