Ik onderging de tegenstrijdige aandrang om een bepaalde handeling tegelijkertijd wel èn niet uit te voeren. En dat is ondoenlijk. Vergelijkbaar bijvoorbeeld met een poging om in dezelfde serie bewegingen zowel naar voren als naar achteren te lopen, hetgeen in de werkelijkheid onmogelijk is en slechts uit te beelden op het witte doek, door animatie of trukage. Zo herinner ik mij de scène uit een Amerikaanse film waarin een minnaar zich losmaakt van een vrouw met wie hij niettemin de liefde blijft bedrijven. Men ziet hem uit zichzelf treden, opstaan en weggaan, terwijl hij toch het bed niet verlaat. Een sublieme weergave van het schisma tussen gevoel en verstand, hetgeen in dit geval ook mijn dilemma was. Enerzijds was ik van mening dat ik een uit nood geboren verzoek niet zomaar mocht afwimpelen, anderzijds wilde ik onder geen beding een naïef geloof hechten aan de onbetrouwbare beloftes van een afgegleden gokker.
Even kwam bij mij op hem het bedrag maar te schenken, om daarmee verlost te zijn van de dreigende ergernis van woordbreuk, uitstel en gedraai, maar duizend gulden is een bedrag dat men geeft aan organisaties als Greenpeace of Artsen zonder grenzen, niet aan een gesjeesde student met gokproblemen en een neiging de werkelijkheid te ontvluchten.
Goede raad was duur.
Duidelijker had de volksmond het zelden geformuleerd.
Ik zette nu al mijn denkkracht in om een oplossing te vinden voor dit akelige probleem, dat inmiddels de proporties had aangenomen van een hardnekkige uitdaging. De kern van de zaak leek neer te komen op de volgende vraagstelling: hoe kon ik aan geld komen waarvan het verlies mij niet zou deren?
Neutraal geld moest het zijn.
Echt geld weliswaar, maar vrijgemaakt.
Zwart geld of wit, daar kwam het niet op aan.
En toen, in een flits, besefte ik dat wat mij te doen stond al vanaf het allereerste moment in mijn brein had gesluimerd.
Zo heb ik mij vanavond voor een kort bezoek gemeld bij Holland Casino te Zandvoort.
Eigenlijk ging ik niet voor mijzelf en toch ook weer wel.
Hoe moet ik het zeggen?