Een luik dat grotendeels schuil gaat onder een mahoniehouten zitplank die ik overdwars op het achterschip heb laten monteren. Een poosje staar ik naar de vage kontour, een laatste teken dat zij ooit aan boord was en opnieuw doemt een begin van zwaarmoedigheid op. Als ik de voetafdruk met mijn hand wil uitwissen raak ik iets zachts aan dat opdwarrelt en door de wind wordt weggeblazen.
Het is de vlinder, meer als verstekeling dan als opstapper, maar wel degelijk aan boord. Ik zie hoe hij wapperend danst vlak boven het puntige water. Door een felle vlaag wind verandert hij even in een klein en zwart silhouet dat ik nog maar met moeite kan waarnemen, maar dat weer groeit en kleur krijgt nadat het hem gelukt is mijn boot dichter te naderen. De afstand helemaal overbruggen kan hij echter niet. En ineens schiet door mij heen dat zijn tuimelend gedwarrel niets anders is dan een onmachtig worstelen en zijn pogingen mijn boot te bereiken een gevecht tot overleven. Een gevecht dat hij in de turbulentie achter de boot zienderogen moet opgeven.
Het is maar een vlinder, mompel ik, terwijl ik de lijn waarmee mijn rubberboot vastzit tot het uiterste vier. Even lijkt hij daardoor op het houten achterschot te kunnen neerstrijken, maar hij wordt er eenvoudig vanaf geblazen en verdwijnt uit het gezicht. Zo snel als mijn handelingen het toestaan vier ik nu beide schoten uit tot de zeilen licht beginnen te klapperen en de boot iedere voortgang verliest. Ook de versnelde luchtwervelingen veroorzaakt door de spleet tussen de zeilen zijn nu opgeheven.
Meer kan ik niet doen.
En waarachtig, juist op het moment dat ik grootzeil en fok moet aanhalen om niet helemaal dwars te vallen, zie ik hem in de verte weer aankomen om zich even later, zij het ternauwernood, aan een der bakstagen vast te klampen.
Voorzichtig vang ik hem in de kom van mijn handen en plaats hem onder de buiskap, veilig uit de wind, op de deksel van het kompas, waar hij van vermoeidheid scheef wegzakt.
Ik blijf bij hem staan en noem hem mijn naam.
Hij zegt dat hij Atlantis heet.
Ik zeg dat dat me niet verbaast, maar veel gevoel voor humor heeft hij niet.