De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Ego dominus tuusGa naar voetnoot*
| |
Ego dominus tuus
Hic. On the grey sand beside the shallow stream
Under your old wind-beaten tower, where still
A lamp burns on beside the open book
That Michael Robartes left, you walk in the moon,
And, though you have passed the best of life, still trace,
Enthralled by the unconquerable delusion,
Magical shapes.
Ille. > > By the help of an image
I call to my own opposite, summon all
That I have handled least, least looked upon.
Hic. And I would find myself and not an image.
| |
[pagina 212]
| |
[Nederlands]Ille
Onze moderne hoop; bij 't licht ervan
Stuitten wij op het kwetsbaar, zacht bewustzijn
En onze hand verloor haar nonchalance;
Of wij nu beitel, pen, penseel verkozen,
Wij kritiseren slechts, scheppen maar half,
Verward, timide, leeg en gegeneerd,
Zonder het kalm gezicht van onze vrienden.
Hic
Toch heeft de opperste verbeeldingskracht
Der christenheid, van Dante Alighieri,
Zo in de hoogste graad zichzelf gevonden
Dat hij dat hol gezicht van hem voor ons
Bewustzijn sterker opgeroepen heeft
Dan dat van Christus.
| |
[Engels]
Ille. That is our modern hope, and by its light
We have lit upon the gentle, sensitive mind
And lost the old nonchalance of the hand;
Whether we have chosen chisel, pen or brush,
We are but critics, or but half create,
Timid, entangled, empty and abashed,
Lacking the countenance of our friends.
Hic. And yet
The chief imagination of Christendom,
Dante Alighieri, so utterly found himself
That he has made that hollow face of his
More plain to the mind's eye than any face
But that of Christ.
| |
[pagina 213]
| |
[Nederlands]Ille
Vond hij echt zichzelf
Of was de honger die zijn wang uitholde
Een honger voor de appel aan de tak
Die 't onbereikbaarst was? En is dat spookbeeld
De man die Lapo en die Guido kenden?
Hij maakte, denk ik, van zijn tegendeel
Een beeld dat een versteend gezicht kon zijn
Dat neerstaart op het paardenharen dak
Van bedoeïenen uit een rots met ramen
En met een deur, of dat half uitsteekt tussen
Mest van kamelen en het ruige gras.
Hij viel de hardste steen aan met zijn beitel.
Bespot door Guido om zijn liederlijk leven,
Gesmaad en smalend, en gedreven tot
Die trap bestijgen, bitter brood te eten,
Vond hij het onvermurwbaar recht, vond hij
De hoogste vrouw ooit door een man bemind.
Hic
Toch zijn er mannen die hun kunst creëerden
Zonder tragische strijd, de impulsieven
Vol levensvreugde die op zoek zijn naar
Geluk en zingen als ze dat ook vinden.
| |
[Engels]
Ille. And did he find himself
Or was the hunger that had made it hollow
A hunger for the apple on the bough
Most out of reach? And is that spectral image
The man that Lapo and that Guido knew?
I think he fashioned from his opposite
An image that might have been a stony face
Staring upon a Bedouin's horse-hair roof
From doored and windowed cliff, or half upturned
Among the coarse grass and the camel-dung.
He set his chisel to the hardest stone.
Being mocked by Guido for his lecherous life,
Derided and deriding, driven out
To climb that stair and eat that bitter bread,
He found the unpersuadable justice, he found
The most exalted lady loved by a man.
Hic. Yet surely there are men who have made their art
Out of no tragic war, lovers of life,
Impulsive men that look for happiness
And sing when they have found it.
| |
[pagina 214]
| |
[Nederlands]Ille
Niet zingen, want als je de wereld liefhebt,
Dan dien je die met daden, je wordt rijk,
Krijgt invloed, bent een graag geziene gast,
Ook als zo iemand schrijft of schildert, is het
Een daad: strijd van de vlieg in marmelade.
De redekunstenaar bedriegt zijn naasten,
De sentimentalist zichzelf; terwijl
Kunst maar een kijk is op de werkelijkheid.
Welk werelds deel gunt men de kunstenaar
Die wakker werd uit de commune droom
Dan leeg vertier en wanhoop?
Hic
Evengoed
Erkent men grif dat Keats de wereld liefhad;
Denk aan zijn doelbewust geluksgevoel.
| |
[Engels]
Ille. No, not sing,
For those that love the world serve it in action,
Grow rich, popular and full of influence,
And should they paint or write, still it is action:
The struggle of the fly in marmelade.
The rhetorician would deceive his neighbours,
The sentimentalist himself; while art
Is but a vision of reality.
What portion in the world can the artist have
Who has awakened from the common dream
But dissipation and despair?
Hic. And yet
No one denies to Keats love of the world;
Remember his deliberate happiness.
| |
[pagina 215]
| |
[Nederlands]Ille
Er is geluk in zijn soort kunst, maar wie
Weet wat hij dacht? Wanneer ik aan hem denk,
Zie ik een schoolknaap met gezicht en neus
Gedrukt tegen de ruit van een snoepwinkel,
Hij is toch in zijn graf gezonken zonder
Bevrediging van zintuigen en hart,
En schreef - omdat hij arm was, ziek, onwetend,
Gespeend van alle luxe in de wereld,
Stalhouderszoon zonder veel educatie -
Het weligst lied.
Hic
Waarom laat jij de lamp
Aan, eenzaam naast een open boek,
En schrijf je letters zomaar in het zand?
Stijl vind je door hard werken en goed zitvlees
En door het imiteren van de meesters.
| |
[Engels]
Ille. His art is happy, but who knows his mind?
I see a schoolboy when I think of him,
With face and nose pressed to a sweet-shop window,
For certainly he sank into his grave
His senses and his heart unsatisfied,
And made - being poor, alien and ignorant,
Shut out from all the luxury of the world,
The coarse-bred son of a livery-stable keeper -
Luxuriant song.
Hic. Why should you leave the lamp
Burning alone beside an open book,
And trace these characters upon the sands?
A style is found by sedentary toil
And by the imitation of great masters.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 216]
| |
Ille
Omdat ik naar een beeld zoek, niet een boek.
Zij die met hoogste wijsheid kunnen schrijven,
Bezitten slechts hun blind, verbijsterd hart.
Ik roep de raadselige aan die ooit
Over het nat zand zal gaan langs de stroom,
Die 't meest op mij lijkt, als een dubbelganger,
En die van al wat zich verbeelden laat
't Meest anders blijkt, immers mijn tegen-ik,
En die, staand naast die letters, alles wat
Ik zoek onthult, en het fluistert alsof
Hij bang is dat de vogel die zo luide
Nog voor zonsopgang korte kreten slaakt,
Het meevoert naar godslasterlijke mannen.
| |
[Engels]
Ille. Because I seek an image, not a book.
Those men that in their writings are most wise
Own nothing but their blind, stupefied hearts.
I call to the mysterious one who yet
Shall walk the wet sands by the edge of the stream
And look most like me, being indeed my double,
And prove of all imaginable things
The most unlike, being my anti-self,
And, standing by these characters, disclose
All that I seek; and whisper it as though
He were afraid the birds, who cry aloud
Their momentary cries before it is dawn,
Would carry it away to blasphemous men.
|
|